1
Kitting van Donderdag 13 Januari 1887.
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de Heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen
4®. Benoeming van eene tweede onderwijzeres aan de Leerschool.
(327)
2°. Verzoek van B. J. Van Halderen, om een stoep te leggen aan
de Haarlemmerstraat. (328)
3°. Idem van W. A. Mulder, betrekkelijk demping van een gedeelte
der Zijlsingelsloot. (330)
4°. Voorstel tot het verleenen van afschrijving of restitutie van
plaatselijke directe belasting, dienst 1886. (331)
5°. Idem betrekkelijk het verleenen van eervol ontslag aan den onder
wijzer A. Crama. (333)
6®. Verzoek van L. A. Vollebregt, om een schoeiing en waterstoep
te plaatsen in de Stads-Molensloot. (334)
7®. Idem van dr. A. J. Bergsma, om restitutie van schoolgeld. (33b)
8®. Idem van M. A. De Zwart, betrekkelijk eene verhooging van
het voetpad langs den üegstgeester straatweg. (336)
9". Voorstel tot ontheffing van de wed. Van Rijn van de pacht van
visscherij. (1 van 1887)
10®. Idem tot wijziging van het Raadsbesluit betrekkelijk de heffing
van bruggeld. (2)
11°. Reclames in zake het kohier der plaatselijke directe belasting,
dienst 1886. (324 en 338)
Tegenwoordig waren 23 leden, als de heerenLe Poole, Van
Reenen, Fockema Andreae, Zaaijer, Juta, Du Rieu, Bredius, Krantz,
Bool, De Fremery, Driessen, Kaiser, De Goeje, Vos, Zaalberg, Knappert,
Van Buttingha Wichers, Cock, Van Hoeken, Verster van Wul verhorst,
Alma, Van der Hoeven en de Voorzitter.
Afwezig met kennisgeving de heer Was.
De Voorzitter. Ik zal mij niet behoeven te verontschuldigen, M. H.!
wanneer ik U, in deze onze eerste vergadering van het onlangs in
getreden jaar, niet in de eerste plaats met een opgewekten heilwensch
te gemoet kom. Ook bij evenals dit met mij het geval is, zullen
de treurige laatste dagen van het vorige jaar op dit oogenblik de
voornaamste plaats in Uwe gedachte innemen.
Ik denk natuurlijk ik behoef dit niet te zeggen aan het
overlijden van ons geacht medelid van den Raad, den diepbetreurden
vriend in ons College van Dagelijksch Bestuur, aan het overlijden van
den heer Hartevelt.
Het is onnoodig te trachten U te schetsen hoe groot het verlies
zoowel voor den Raad als voor ons College is. Gedurende ruim 27
jaren is de heer Hartevelt lid geweest van den Raad; gedurende
ruim 6 jaren was hij een nauwgezet, kundig en krachtig lid van
het College van Burg. en Weth., wiens gemis zeer lang zal worden
vgevoeld. Hij heeft in ons College eene plaats opengelaten die zeker
niet gemakkelijk te vervullen zal zijn.
Gij zult zeker met mij instemmen dat de gemeente Leiden, waaraan
hij gedurende zoovele jaren zijne beste krachten heeft gewijd, alle
reden heeft om zijn aandenken in dankbare herinnering te houden.
Met ons zal dit zeer zeker het geval zijn. Overtuigd van de gevoelens
die den Raad in dit opzicht bezielen daaraan toch kan geen twijfel
bestaan; de aanwezigheid van de meesten Uwer bij zyne uitvaart was
reeds een treffend bewijs van Uwe deelneming hebben wij den
brief waarin de familie ons kennis geeft van zijn overlijden, ook namens
den Raad, met een brief van rouwbeklag beantwoord, overtuigd dat
wij daarmede tevens uitdrukking gaven aan de gevoelens van den
Raad.
Wij mogen echter, Mijne Heeren, hoezeer ook getroffen door dit
onverwachte sterfgeval en hoezeer wij ook het gemis en het verlies
gevoelen, toch onze oogen niet sluiten voor de eischen van het tegen
woordige en van de toekomst.
Wij zijn een nieuw jaar ingetreden dat zijne eisehen doet gelden.
Ik wensch U allen, zoowel in Uwe bijzondere betrekkingen als in
Uwe openbare ambten, daarin voorspoed en heil toe. Moge de Voor
zienigheid U allen bewaren voor droevige verliezen, en U zeiven nog
lang sparen voor diegenen die Uwe zorgen, hulp en steun zoozeer
behoeven. Moge het ons gegeven zijn ook in dit jaar met vereende
krachten werkzaam te zijn voor het heil van onze goede gemeente
Leidenen hopen wij dat 's Hemels zegen moge rusten op onze
pogingen om de welvaart en het geluk van onze stad te bevorderen.
(Luide toejuichingen.)
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden
gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1®. Missive van den Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche
Zaken, dd. 27 December jl., N°. 3834, Afd. O, houdende raededeeling
dat het Raadsbesluit van 9 December jl. waarbij de heer P. Fijn van
Draat is benoemd tot leeraar in de Eng. taal aan het Gymnasium
wordt goedgekeurd.
2°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 27/29 December jl.
B N®. 1031 (4e afd.) G. S., n°. 5, ten geleide van het Koninkl. Besluit,
waarbij de termijn voor de tarieven van de Bank van Leening voor
den tijd van 3 jaren wordt verlengd.
3°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 28/30
December jl. B. N®. 3746 (3e afd.) G. S. n°< 62, ten geleide van het
goedgekeurd raadsbesluit van 23 December jl. tot ontbinding van het
pachtcontract tolheffing Delftsche Vliet, met ingang van 1 Januari 1887.
4°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 28/30 December jl.
B. N°. 2977 (Ie afd.) G. S., n°. 45, houdende mededeeling dat het
Raadsbesluit van 9 December jl. tot wjjziging van de Verordening
tot regeling van het Herhalingsonderwijsvoor kennisgeving is aan
genomen.
5°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 4/7 Januari jl.
ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit tot verhooging der be
grooting, dienst 1886, in ontvangst en uitgaaf met 4987.
6°. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 4/7 Januari jl.
B. N®. 1054 (4e afd.) G. S„ n®. 64, waarbij de ontvangst wordt bericht
der verordening, houdende wijziging van het reglement voor het R. K.
Armbestuur en het Wees- en Oudeliedenhuis.
7®. Missive van de Ged. Staten van Zuid-Holland dd. 4/6 Januari jl.
B. N®. 1 (3e afd.) G. S.n°. 14/1, ten geleide van het extract Kon.
Besluithoudende goedkeuring van het Raadsbesluit tot heffing van
schoolgeld aan het Gymnasium en de Hoogere Burgerscholen.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Verzoek van wed. W. J. Coops, geboren Meiven, om restitutie
van betaald schoolgeld voor haar zoon, leerling der Hoogere Burger
school voor jongens.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
De Voorzittter. Ik kan de Vergadering mededeelen dat de sneeuw-
opruiming van gemeentewege in de laatste dagen eene uitgave van
ongeveer J 900 heeft gevorderd, welke gelden zijn betaald uit den
post Onderhoud der straten. Mocht later blijken dat tengevolge van
deze uitgave een tekort zal ontstaan op dit artikel, dan zal een voor
stel tot verhooging worden ingediend. Ik vertrouw dat tegen deze
handelwijze geen bezwaar b(j den Raad zal bestaan.
De heer De Goeje. M. d. V Ik heb natuurlijk niet het minste
bezwaar om de handeling van Burg. en Weth. goed te keuren, maar
wensch toch eene kleine opmerking te maken. Zooals bij de meeste
zaken, zal ook wat betreft het reinigen van sneeuw het spreekwoord
wel van toepassing zijn: de beste stuurlui staan aan wal. Maar ik
waag het toch mijne meening uit te spreken dat eene enkele kleinig
heid in deze zaak verbeterd kon worden. Wat toch is het geval?
Bü het reinigen van sneeuw wordt in de allerlaatste plaats gedacht
aan het schoonmaken der bruggen en der overgangswegen. De bruggen
zien er bijna overal ontoonbaar uit, en de straten in de hoofdstraten
uitmondende worden noch door particulieren noch van stadswege
gereinigd. Wanneer ik bijvoorbeeld van mgn huis kom, vind ik Vliet
en Rapenburg schoon, maar ik moet of de Kaiserstraat passeeren of
de brug over het Rapenburg. Beide zien er ontoonbaar uit.
Ook uit een zuinigheidsoogpunt zou het aanbevelenswaardig z(jn.
Nu worden er karrenvrachten zand op de bruggen gestrooid, wat
niet noodig zou zjjn als zij behoorlijk waren schoongemaakt.
De Voorzitter. Op de opmerking van den heer De Goeje moet
ik herinneren dat de schuld in deze voor een deel ligt in de be
staande Verordening. Deze stelt strafbaar den ingezetene die zonder
dat eene aanzegging van Burg. en Weth. is voorafgegaan, de sneeuw
op de straat opruimt. Hij is verplicht daarvoor te zorgen binnen 3
uren nadat die aanzegging is geschied. Wat dan door de inwoners
is opgehoopt wordt door de gewone en buitengewone stadswerklieden
opgeruimd. Ik zal niet behoeven aan te toonen wat de omvang van
die opruiming te beduiden heeft, en evenmin welk eene groote ver
meerdering aan het buitengewone getal werklieden zou moeten worden
gegeven, wanneer zij ook met het schoonmaken der bruggen en over
gangen werden belast. Wanneer in den loop vau dit jaar de nieuwe
Politic-Verordeningen aan de orde komen, stel ik mij voor omtrent
deze zaak eene wijziging voor te dragen.
Neemt men een plattegrond van Leiden ter hand dan ziet men
hoevele straten, straatjes en stegen in elkander loopen en hoe groot
het aantal bruggen hier is. Men zal zich dan een denkbeeld kunnen
maken van de uitbreiding die het werk van de sneeuwopruiming daar
door krijgt.
Ik zal er evenwel de aandacht van den Gemeente-Architect op ves
tigen om te zien wat er aan de zaak te doen is.
Aan de orde is alsnu:
I., Benoeming van eene tweede onderwijzeres aan de Leerschool.
(Zie Ing. St. n". 327.)
De Voorzitter. Mag ik de heeren Van Reenen, Bool en Van Hoeken
verzoeken met mij het stembureau te willen uitmaken?
De uitslag der stemming is dat met 21 stemmen wordt benoemd
mejuflfr. W. C. J. Hepp, 2 briefjes waren in blanco.
De Voorzitter. Ik dank de heeren stemopnemers voor hunne
moeite.
II. Verzoek van B. J. Van Halderen, om een stoep te leggen aan
de Haarlemmerstraat.
(Zie Ing. St. n°. 328.)
III. Idem van W. A. Mulder, betrekkelijk demping van een gedeelte
der Zijlsingelsloot.
(Zie Ing. St. n°. 330).
Deze verzoeken worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en
zonder hoofdelijke stemming toegestaan.
IV. Voorstel tot het verleenen van afschrijving of restitutie van
plaatselijke directe belasting, dienst 1886.
(Zie Ing. St. n®. 331.)
V. Idem betrekkelijk het verleenen van eervol ontslag aan den
onderwijzer A. Crama.