C. Winkler Prins.
122
gestelde wijziging van art. 3, 2e lid der Verordening, thans luidende:
Hij het ontslaan eener vacature dient het Bestuur, binnen twee maan-
den daarna, een voordracht in van twee personen, waaruit de keus
»znl worden bewerkstelligd."
HH. Regenten stellen voor, die bepaling aldus te lezen: Voor elke
«vacature bestaat de voordracht uit twee personen, waaruit de keuze
»zal geschieden."
Het wegvallen van de woorden: binnen twee maanden daarna, zal
geen bezwaar opleveren zoolang het aantal Regenten niet tot het mini
mum is gedaald, voor zoover namelijk de Raad aan Regenten de keuze
wil laten van het aantal bestuursleden binnen de grenzen der Ver
ordening, doch wanneer het aantal Regenten tot het minimum is ge
daald, behoort bij eene vacature zoo spoedig mogelijk tot aanvulling
te worden overgegaan, en daarom is het noodzakelijk voor dat geval
een termijn te' bepalen voor de verplichting tot indiening eener voor-
dracht.
Wij wenschen daarom in overweging te geven, bedoelde bepaling
dldus vast tc stellen:
Wanneer het Bestuur benoeming van een of meer Regenten boven
het minimum noodzakelijk acht, dient het eene voordracht, in van
twee personen, waaruit de keuze geschiedt.
Zoodra het aantal Regenten tot drie is gedaald, moet die voordracht
binnen twee maanden worden ingediend.
Aan Burg. en Weth. De Commissie tot het ontwerpen en herzien der
van Leiden. plaatselijke huishoudelijke verordeningen.
C. Cock.
N. K. F. Land.
F. Was.
Leiden, den 45 December 1886.
Voldoende aan den inhoud Uwer missive 13 Oct. Nc. 910 en onder
terugzending van het rapport en bijlagen der Commissie tot het ont
werpen en herzien der plaatselijke huishoudelijke verordeningen, heb
ben Regenten der R. C. Armen en van het Wees- en Oudeliedcnhuis
alhier de eer UEdel Achtbaren te berichten, dal zij zich met de wijzi
gingen, door bovengenoemde Commissie in het door hen ingediend
adres voorgesteld, wel kunnen vereenigen.
Aan Heeren Burg. en Weth. Regenten voornoemd:
der gemeente Leiden. L. C. Quant. Voonilter.
J. J. Van Heeswijk, Secretaris.
Leiden, 11 December 1886.
In het Raadsbesluit van
1880 regelende de heffing van
bruggeld (Gemeenteblad n#. 8 van 1881) is bepaald dat het in wer-
kin° treedt op 1 April 1881 en van kracht blflft tot uit. December
1883, terwijl in het Raadsbesluit van 4 October 1883 (Gemeenteblad
n°. l' van 1884) houdende op nieuw vaststelling van genoemde heffing
alleen is bepaald dat dit besluit in werking treedt op 1 Januari 1884,
vermits er destijds geen sprake van was de heffing voor een bepaalden
tijd te doen geschieden, evenmin als bij andere dusdanige heffingen
het geval is.
Inmiddels is ons gebleken dat m den staat gevoegd bij het Kon.
Besluit van 8 December 1883 n°. 36, waarbij laatstgenoemd besluit
is "oedgekeurd, aangeteekend zijn de woorden «tot 1 Januari 1887."
Uit dien hoofde zullen het besluit tot heffing van bruggeld en de
verordening op de invordering vóór genoemd tijdstip opnieuw moeten
worden vastgesteld.
Onder overlegging van een staat van de ontvangsten en uitgaven
te dier zake over de jaren 1884, 1885 en de elf eerste maanden van
1886 waaruit blijkt dat niet meer geheven wordt dan noodig is tot
goedmaking van de kosten, zoodat aan het bepaalde bjj art. 254 der
Gemeentewet wordt voldaan, geven wij Uwe Vergadering in over
weging het besluit van 4 October 1883. regelende de heffing van eene
belasting onder den naam van bruggeld en de verordening van den
zelfden datum regelende de invordering dier belasting (Gemeentebladen
n°. 1 en 2 van 1885) opnieuw vast te stellen, met wijzigiug van art.
7 van het heffingsbesluit als volgt:
Dit besluit treedt in werking op 1 Januari 1887.
Andere wijzigingen worden op dit oogenblik niet noodig geacht,
zullende te zijner tijd een voorstel worden ingediend tot regeling
van de kostelooze bediening van de doorvarende schepen in verband
met de overeenkomst met het Provinciaal Bestuur in zake de verbete
ring der vaartverbetering tusschen den Rijn en de Schie.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Ontvangsten en uitgaven gedaan naar aanleiding der verordening
regelende de heffing van bruggeld.
Ontvangst.
Gewone tijd
Buitengewone tijd
1884.
Uitgaaf.
f 6227.70
1828 92'
8056.62'
Bezoldigingen
Kleeding
Drukwerk
Meubilair
Licht en Brandstoffen
Vernieuwingen onderh.
7275.44
1679.80
176.44
1.20
142.22
11050.07'
J 20326.07'
1885.
Gewone lijd
Buitengewone tjjd
f 6283.77'
1771.10
f 8054.87»
Bezoldigingen
Kleeding
Drukwerk
Licht en Brandstoffen
Vernieuwing en onderh.
7326.42
708.02
89.08
137.80
5334.45'
f 13595.77»
Van
Gewone tijd
Buitengewone tijd
1886.
1 Januari1 December 1886.
Bezoldigingen
Kleeding
Onderhoud
Drukwerk
Licht en Brandstoffen
f 5729.22'
4594.90
f 6705.27'
820.02
604.74»
68.75
39.73
T 8238.52
N'. 323. Leiden, 17 December 1886.
Naar aanleiding van nevensgaande verzoeken geven wij Uwe Ver
gadering in overweging de heeren C. Winkler Prins en J. A. Longepee
wederom voor den tjjd van drie jaren in hunne betrekking van Stads
Genees- en Heelkundige en van Stads Heelkundige te continueeren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 16 December 1886.
Edel-Achtbare Heeren!
Ondergeteekende geeft U hierdoor, met verschuldigden eerbied, het
verzoek te kennen om in zijne betrekking als Stads Genees- en Heel
kundige te worden gecontinueerd.
Den Edel-Achlb. Heeren Burg. en Met de meeste achting,
Weth. der gemeente Leiden. Uw. Dw. Dr.
Aan den Gemeenteraad te Leiden.
Geeft met de verschuldigde gevoelens te kennen, Jean Adrien
Longepee Stads Genees- en Heelkundige, dat de tijd zijner benoeming,
als zoodanig, met 1 Januari 1887 verstreken is, weshalve hij beleefd
verzoekt, wederom in die betrekking bestendigd te worden.
't Welk doende
Leiden, 17 December 1886. J- A. Longepee.
Te Leiden ter Boekdrukker^ van GEBROEDERS MURE.
N'. 322.
2 October
g December
*i c)o iLli'ïfi tnt «ilt hooamnor
7324.12'