77 VIII. Idem als voren van de Bank van Leening. (Zie Ing. St. n°. 459.) Al deze begrootingen worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. IX. Verzoek van J. M. Sehcffer, 0111 het Gymnastieklokaal dei' school aan de Mare te mogen gebruiken voor het geven van onderwijs in de gymnastiek. (Zie Ing. St. n". 263 Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt dit verzonk toegestaan. X. Verzoek van drie Regentessen van de R. K. Armen en het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis, om ontslag. (Zie Ing. St. n. 265.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt een eervol ontslag verleend. XI. Idem van M. Palm, ter bekoming van grond buiten de Haagbrug. (Zie Ing. St. n". 266.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van Burg. en Weth., op dit verzoek afwijzend beschikt. XII. Idem van den Gemeente-Apotheker, om verhooging van jaar wedde. (Zie Ing. St. n. 264.) De Jota M. d. V.! De Commissie van Financiën zou gaarne dit punt uitgesteld zien tot bij de behandeling der bcgrooling. De VooRziTTEK. Ofschoon er over deze zaak nog geen verslag van de Commissie van Financiën was, hebben wij haar toch op de agenda gebracht, wel wetende dal de Commissie zoo vrij zoude zijn om uitstel te verzoeken als zij dit wenschclijk achtte. Onze bedoeling was alleen om de discussie die wij over deze quaestic voorzagen, af te scheiden van de beraadslaging over de begrooting. Daar niemand zich tegen het voorstel der Commissie van Financiën verzet wordt de behandeling van het verzoek tot nader uitgesteld. XIII. Idem van H. L. Feun, tolpachter van den Rijnsburgervliet, om schadevergoeding wegens het herstellen van de Kwaakbrug. (Zie Ing. St. n\ 268.) De Voorzitter. Het rapport der Commissie van Financiën hierover is, hoewel nog niet gedrukt, toch reeds uitgebracht. De Commissie heeft tegen onze voordracht geenc bedenkingen. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van Burg. en Weth. besloten. XIV. Idem als voren van H. Feun, tolgaarder aan het Warmon- derhek. (Zie Ing. St. n°. 268). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van Burg. en Weth. besloten en alzoo afwijzend op het verzoek beschikt. XV. Idem van J. C. Spaargaren, ter bekoming van een gedeelte sloot en berm aan de Haarlemmertrekvaart. (Zie Ing. St. n*. 268). De Voorzitter. Het rapport der Commissie van Financiën is nog niet gedrukt, maar zij heeft geene bezwaren tegen de inwilliging van het verzoek. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van Burg. en Weth. besloten. XVI. Idem van P. Gestman, ter bekoming van grond van het Plantsoen. (Zie Ing. St. n°. 267.) Zonder beraadslaging of zonder hoofdelijke stemming wordt afwijzend op het verzoek beschikt. XVII. Voorstel tot plaatsing van een gedenksteen van de Ramp aan het Steenschuur. (Zie Ing. St. n°. 268.) De heer Du Rieu. M. d. V.! Ik kan niet zeggen dat ik dit voor stel bepaald aannemelijk vind. Het plan van die groote gedenknaald die men in 1808 wilde oprichten en waarvoor reeds de fundamenten liggen, acht ik veel grootscher en fraaier, maar toen lag ook de herin nering aan de slachtoffers der ramp nog versch in het geheugen. Nu er zooveel jaren overheen zijn gegaan vind ik het geen gelukkig denkbeeld om in den wal naast de riooldeuren van de Langebrug een steen te metselen. Ik geloof toch dat de afstand van het water met den breeden rand van het gazon van het park veel te groot is om het opschrift op den steen te kunnen lezen. Liever zag ik dan ook eene kleine naald van bijvoorbeeld een paar el hoog met toepasselijk opschrift daar geplaatst ter gedachtenis van de toen gevallenen. Men zou den steen willen plaatsen juist op de plek waar het schip gelegen heeft! Maar is dit wel waard om vereeuwigd te worden Mijns inziens zal het steeds eene herinnering zijn aan eene onvergeeflijke fout van het Bestuur van dien tijd, dat zulk een massa kruit onbeheerd en onbewaakt in het midden van de stad liet liggen. Ik zou zooals ik reeds gezegd heb, liever in het gazon vóór het monument van Van der Werff een kleine gedenknaald geplaatst zien, waarvoor onze archi tect zeer zeker wel een geschikt ontwerp zal weten te vinden. De Voorzitter. De bedoeling van deze voordracht ligt ver van het denkbeeld van het jaar 1808. De heer Du Rieu heeft reeds opgemerkt dat toen de gedachte boven dreef, om de herinnering aan de onge lukkige slachtoffers van de ramp levendig te houden. Maar de be doeling van deze voordracht is alleen, om voor het nageslacht de plek aan te wijzen waar het kruitschip lag, toen de gebeurtenis heeft plaats gehaddie eene belangrijke, zij liet dart ook eene treurige, plaats inneemt in de historie van Leiden. Wanneer het denkbeeld van den heer Du Rieu wordt uitgevoerd, dan zal de voorgestelde som van 100 waarschijnlijk niet meer voldoende wezen; maar welke kosten daarvan liet gevolg zullen zijn, kan ik op 't oogenblik niet aangeven. Dat kan echter onderzocht worden; groote haast bestaat er voor de uilvoering van dit plan niet. En wanneer het denkbeeld van den lieer Du Rieu bij de meerderheid van den Raad ingang vindt dan heb ik er geen bezwaar legen om deze zaak aan te houden en eene begrooting van de kosten te laten opmaken. De heer Van der Hoeven. M. d. V.! Ook na de door u en door den heer Du Rieu gegeven toelichting moet ik verklaren, dat ik mij noch met het voorstel van Burg. en Weth., noch met dat van den heer Du Rieu kan vereenigen, 't Is waar, onze tijd is nu eenmaal meer een tijd van monumenten dan van dadenmaar ik zou toch vrcczendat wij aan die ziekelijke richting onzer eeuw wel wat al te veel zullen gaan toegeven, indien wij het onderhavige voorstel aannemen. Ik zie niet de minste noodzakelijkheid of het geringste nnt in eene uitgave van ƒ100 of meer voor een monument ter her denking van zulk een nare gebeurtenis, waaraan de herinnering ge lukkig bijna uit ons geheugen verdwenen is. En moeten wij nu op nieuw de herinnering aan die ongelukkige gebeurtenis voor het nage slacht bewaren? Wanneer onze stad bijv. eens door eene ernstige ziekte een roodvonk- of cholera-epidemie geteisterd was, zou 't dan ooit iemand in de gedachten komen, die ramp na 78 jaar te gaan herdenken door ergens in een huis een steen te metselenmet een opschrift, dat aan die cholera herinnerde? Ik kan van dergelijke dingen het nut niet inzien. Leiden is nu 78 jaar gelukkig geweest zonder herinnerings-steenen in de volgende 78 jaar zal, het even gelukkig kunnen blijven zonder naalden of monumentjes. De Voorzitter. Ik kan mij niet herinneren dat Burg. en Weill, als aanbeveling van het denkbeeld hebben aangevoerddat het geluk van Leiden daardoor zou bevorderd worden. Evenmin was het onze bedoeling om eene fout te herstellen reeds 78 jaar, in strijd met het belang der gemeente, bestendigd; maar alleen om door het plaatsen van een eenvoudigen gedenksteen de herinnering levendig te houden aan een gedenkwaardig, zij het dan ook een treurig feit. De verge lijking met eene of andere epidemie gaat niet geheel en al op; die bepaalt zich in den regel niet tot eene enkele stad, veel minder tot een bepaald punt. Waren er belangrijke uilgaven mede gemoeid, dan zou ik ook niet willen medewerken tot het plaatsen van een derge- lijken steen; maar nu de uitgave zoo gering is en velen er prijs op stellen de herinnering aan de ramp in het leven te houden, zie ik er geen bezwaar in. Wenscht de heer Du Rieu het voorstel van Burg. en Weth. aangehouden te zien? De heer Du Rieu. M. d. V.Ik zou het Dagelijksch Bestuur wel willen verzoeken om nog eene andere voordracht te doen, dan kun nen wij het beste denkbeeld uitvoeren. De Voorzitter. Het Dagelijksch Bestuur heeft geen bezwaar om het voorstel van den heer Du Rieu over te nemen. De heer Van der Hoeven. Wanneer het voorstel van den heer Du Rieu, thans door Burg. en Weth. overgenomen, wordt verworpen dan is de zaak daarmede immers geheel afgedaan? De Voorzitter. Bij verwerping van het voorstel komt het oorspron kelijke voorstel van Burg. en Weth. weder aan de orde. De heer Van der Hoeven. Mag ik vragen hoe dit mogelijk zal zijn. Burg. en Weth. hebben nu overgenomen het voorstel van den heer Du Rieu en kunnen toch bezwaarlijk tegelijkertijd hun eigen voorstel ook handhaven. De Voorzitter. Het voorstel van den heer Du Rieu beoogt een uitstel van de behandeling der zaak om een onderzoek te doen instellen naar de geldelijke gevolgen van zijn denkbeeld om een gedenknaald op te richten. Van den uitslag van het onderzoek zal het afhangen, of Burg. en Weth. met een nieuw voorstel bij den Raad zullen komen, dan wel het oorspronkelijk voorstel zullen handhaven. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel om een nader onderzoek te doen instellen op verzoek van den heer Van der Hoeven, in hoofdelijke omvraag gebracht, wordt aangenomen met 16 tegen 6 stemmen. Tegen hebben gestemd de heeren: Zaalberg, Van Hoeken, Cock, Knappert, Verster en Van der Hoeven. Daar niemand meer het woord verlangt, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van GEBROEDERS MURE, f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 3