76 oproeping is gedaan, alleen reeds op liet bericht der aanstaande vaca ture of liever van het door den heer Plummer gevraagde ontslag. De vrees dat de keus niet ruim genoeg zal zijn wanneer de betrekkingen worden gesplitst behoeft dus niet tot aanneming der motie te leiden. De heer Vos Ik wensch slechts even op te merken, dat ik mij legen de aanneming \an punt 1 niet verzet heb, omdat ik van mijne zijde er zi'iii gaarne toe medewerkte om den heer Plummet* ontslag te vcrlccnen. Dit schijnt trouwens ook het gevoelen van den Raad te zijn. Ik had anders natuurlijk de quaeslic wel bij punt 1 ter sprake gebracht. De Voorzitter. Blijkbaar had geen enkel lid van den Raad bezwaar tegen het verleenen van ontslag, want het verzoek is zonder hoofde lijke stemming, bij acclamatie toegestaan. Had men het voornemen gehad om het verzoek slechts ten halve in te willigen, dan ware het toch beter geweest deze motie te behandelen, vóór dat over punt 1 weid beslist. Bleek dan dat de Raad het gevoelen van den heer Vos deelde, dan had men ook de behandeling van dit punt kunnen uit stellen en den heer l'lummer waarschuwen dat hij, vasthoudende aan zijn verzoek om ontslag als leeraar aan het Gymnasiumde kans moest aanvaarden om ook als leeraar aan de Kweekschool vervangen te worden. Maar eerst het ontslag te verleenen. om daarna juisl°de beltekking die hij wenscht te behouden voor hem op losse schroeven te zetten, dit komt mij niet rechtvaardig voor. De heer De Goeje. M. d. V.! Is er eigenlijk met de aanneming van de motie wel zooveel bedorven? Moeielijkheid voorden heer Pluinmer is alleen te voorzien in het geval, dat wij geen geschikten docent voor het Gymnasium op een traktement van 1000 kunnen krijgen. In elk geval zou het toch zeer wenschelijk zijn om den nieuw te be noemen leeraar de verplichting op te leggen om eventueel ook aan de Kweekschool les te moeten geven. Want ik houd mij stellig over tuigd, dat wij voor dat kleine traktement op den duur toch "een be kwaam docent kunnen behouden. Maar is dit nu wel het geval, dan prejudicieert de motie nog niets. De heer Plummer heeft eerst met J Januari ontslag verzocht. Voor dien tijd kan men reeds lang ge reed zijn met de aanbeveling van een nieuwen leeraar. Blijkt het dan dat er werkelijk voor het Gymnasium een geschikt docent voor die kleine som te krijgen is, dan is de benoeming van den heer Plummer aan de Kweekschool volstrekt niet buitengesloten. De Voorzitter. Ik moet nog eens opmerken dat de bepaling, krachtens welke de heer Plummer belast is geworden met het "even van onderwijs aan de Kweekschool, thans met meer bestaat. De te benoemen leeraar aan het Gymnasium kan bij cene eventuele vacature van leeraar in het Engclsch aan de Kweekschool, daarvoor in aan merking komen maar men kan ook even goed een ander daarvoor aanstellen. De leeraar in de Fransche en Duilsche talen aan het Gymnasium was bijvoorbeeld niet belast met hel onderwijs in die vakken aan de Kweekschool. En hoe zal de oproeping moeten luiden Curatoren van hel Gymnasium roepen natuurlijk alleen voor die in stelling op. Moet daarbij het vooruitzicht worden geopend want meer dan dat mag niet geschieden of men beslist tevens dat de heer Plummer niet zal worden benoemd dat wellicht de beide betrekkingen aan denzclfden persoon zullen worden opgedragen? zoo doende wordt alles op losse schroeven gezet. De heer Plummer verzoekt om ontslag uit de eene betrekking met behoud van de andere. Wil men nu maatregelen nemen, die tengevolge kunnen hebben, dat hij beide betrekkingen veiliest, dan, ik herhaal het, ware het niet meer dan billijk geweest dat hem te voren daarvan kennis ware gegeven. Het verzoek om ontslag als leeraar aan het Gymnasium, is uitdrukkelijk verhonden met het verzoek om belast te mogen blijven met het onderwijs aan de Kweekschool. Het eene behoort bij het andere; en mijns inziens gaat het niet aan het eerste gedeelte van het verzoek welwillend toe te staan en het tweede gedeelte welwillend te weigeren. Bij punt I had de quaestie zuiver kunnen gesteld worden In de omstandigheid bovendien dat zich, zonder dat er nog eene oproeping heeft plaats gehad, verscheidene sollicitanten voor de betrekking van leeraar aan het Gymnasium hebben aangemeld, vind ik te meer reden om de aanneming der motie te ontraden. De heer Kaiser. M. d. V.! Ik zou gaarne van U vernemen, of het der Gemeente duurder zal te staan komen, als de betrekking van leeraar aan het Gymnasium en aan de Kweekschool zoodanig gesplitst wordt, dat elke inrichting afzonderlijk een leeraar zal krijgen. Ont- vangt de te benoemen leeraar aan het Gymnasium dan juist dat ge deelte van het traktement van den heer Plummer dat door diens ontslag vrijvalt? De Voorzitter. De vraag van den heer Kaiser is niet met vol komen zekerheid te beantwoorden; dit hangt af van het aantal dienst jaren die de te benoemen leeraar reeds achter den rug heeft in deze of andere gemeenten. De heer Plummer zal als leeraar aan het Gym nasium waarschijnlijk wel al de toelagen aan die betrekking verbonden genieten; wellicht zal een nieuwbenoemde docent niet dadelijk het maximum zijner bezoldiging ontvangen. Veel verschil in uitgaven zal het echter niet maken, maar hooger kan de uitgaaf dunkt mij niet zijn. Het traktement dat de heer Plummer nu reeds als leeraar aan de Kweekschool geniet, behoudt hij, en het traktement van leeraar aan het Gymnasium wordt door de splitsing niet verhoogd. De lieer Iïool. M. d. V.! Ik wensch nog een woord te zeggen om hetgeen door u tegen de motie van den heer Vos is aangevoerd te ondersteunen. Het komt mij voor, dat door het geven van ontslag aan den heer Plummer als leeraar aan het Gymnasinm hij tevens op houdt leeraar aan de Kweeksehool te zijn. Dit nu ligt niet in de bedoeling van den heer Plummer en evenmin in die van den directeur der Kweekschool, wiens brief ter zake de leden van den Raad ken nen. Daarom moet mijns inziens zijn benoeming tot leeraar aan de Kweekschool nu noodzakelijkerwijs volgen. Men kan de zaak onmo gelijk splitsen, want bepaalt men zich tot het straks verleend ontslag, dan zal de heer Pluinmcr ook van heden afhebben opgehouden leeraar aan de Kweekschool te zijn. Zijne benoeming lot deze betrekking moet dus terstond volgen. En nu wat de kosten betreft. Men weet uit de inededecling van den voorzitterdal er uitstekende candidalcn zijn misschien zou de heer Cock ons hieromtrent nader kunnen inlichten die bereid zijn de betrekking aan hel Gymnasium met uitsluiting der Kweekschool aan te nemen. Tot meerdere kosten zal de benoeming dus niet leiden, want met de ruim f900.die de heer Plummer aan de Kweekschool geniet, zal men dan de tegenwoordige uitgaven niet overschrijden. Wat in dezen eene latere toekomst mocht vorderen kunnen wij m. i. bedaard afwachten. De Voorzitter. Tot vermeerdering van uitgaven kan naar het mij voorkomt deze zaak geen aanleiding geven. Omtrent de regeling der traktementen kan ik op het oogenblik geen bepaalde verklaring afleggen; dat zou ik eerst moeien nazien. Ik kan mij echter niet voorstellen uit welken hoofde eene vermeerdering van uilgaven mogelijk zou zijn. De heer Plummer bekleedde twee betrekkingen: voor elke van deze is de bezoldiging bij eene afzonderlijke verordening vastgesteld: de eene bezoldiging behoudt hij de andere wordt aan zijn opvolger aan bet Gymnasium toegekend. len overvloede merk ik nog op dat de bedenking van den heer Hooi volkomen juist is. De heer Plummer is alleen krachtens zijn aanstelling als leeraar aan het Gymnasium met het onderwijs aan de kweekschool belast. Met de eene houdt de ander tevens op: eene bepaalde aanstelling is der halve noodzakelijk. De heer Vos. M. d. V.! Ik ben na hetgeen ik van u en den heer llool gehoord heb nog niet tot eene andere denkwijze gekomen. De heer Plummer vraagt zijn ontslag aan het Gymnasium, maar paart daaraan niet de voorwaarde, dat hij aan de Kweekschool verbonden zal blijven. Zijne benoeming aan de Kweekschool hangt nu geheel van den Raad af, en daarom geloof ik niet, dat de aanhouding van dit punt der agenda ecnig bezwaar kan opleveren. De Voorzitter. Wanneer de Raad het recht niet had om te doen wat de lieer Vos wenscht, dan had deze geheele discussie achterwege kunnen blijven: ik heb dan ook dat recht niet betwist maar eenvoudig beweerd, dat de heer Plummer een tweeledig verzoek heeft ingediend; dat hij ons geen voorwaarde heeft gesteld spreekt van zelf. Maar hij is leeraar aan het Gymnasium, en als zoodanig, krachtens eene vroegere verordening, belast met het onderwijs aan de Kweekschool. Nu vraagt hij ontslag uit zijne eerste betrekking, maar verzoekt tegelijk aan de Kweekschool verbonden te mogen blijven. Daarom zou het meer dan hard wezen hem eerst ontslag aan het Gymnasium te geven, en dan eerst over het tweede gedeelte van zijn verzoek spreken. De beide zaken behooren bij elkander. Ze te scheiden, zooals thans wordt voorgesteld acht ik eene houding, die de Raad tegenover een ambtenaar der ge meente niet mag aannemen. De heer Verster. M. d. V. Ik heb de motie van den heer Vos ondersteund omdat ik er prijs op stelde dat die een punt van beraad- slaging zoude uitmaken. Na de bekomen inlichtingen, zal ik mij nu tegen de motie moeten verklaren. De beraadslaging wordt gesloten. De motie van den heer Vos in stemming gebracht wordt met 20 tegen 2 stemmen verworpen. Voor stemden de heeren: Kaiser en Vos. De Voorzitter. Mag ik thans de heeren Zaalberg, Cock en Land verzoeken met mij het stembureau uit te maken De uitslag der stemming is, dat de heer T. Plummer met 16 stem men als leeraar aan de Kweekschool wordt benoemd. 1 stem werd uitgebracht op C. A. Fischer, terwijl 5 blanco briefjes in de bus werden gevonden. III. Idem van een derde onderwijzeres aan de school 3de klasse n°. 3. (Zie Ing. St. n». 260.) Met 21 stemmen wordt benoemd mej. C. A. Fischer. 1 blanco briefje werd in de bus gevonden. IV. Idem van een derden onderwijzer aan de Jongensschool 1ste klasse. (Zie Ing. St. n'. 261.) Met 21 stemmen wordt benoemd de heer C. W. Deenink. 1 blanco briefje werd in de bus gevonden. V. Begrootingen voor 1887 van de niet gesubsidieerde Instellingen van Weldadigheid: a. het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis. b. het R. K. Armbestuur. c. het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. n». 256.) VI. Idem als voren van de gesubsidieerde Instellingen van Welda digheid a. het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis. b. het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis, c. het Nederlandsch Israëlietisch Armbestuur. (Zie Ing. St. n#. 257.) VII. Idem als voren van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. n°. 258.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 2