1
67
jw
Zitting van Donderdag 14 October 1886,
geopend 's namiddags le twee uren.
Voorzitter: de lieer Burgemeester L. M. DE LAAT BE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Voorstel betrekkelijk de regeling der jaarwedde van den leeraar
in liet Balaksch enz., aan de 0.1. Instelling cn de aanstelling van
een onbezoldigd lector. (246)
2°. Verzoek van H. C. Huminc, out ontslag als leeraar aan die instel
ling. (252)
3°. Benoeming van een onbezoldigd Lector aan meergemelde In
stelling. (246)
4". Benoeming van een leeraar in de Javaansclie en andere inlandschc
talen aan voormelde instelling. (252)
5°. Benoeming van eene tweede onderwijzeres aan de Meisjesschool
le klasse. (241)
6°. Idem als voren aan de Meisjesschool 2e klasse. (243)
7'. Idem van een derden onderwijzer aan de school 4e klasse
n°. 1. (247)
8*. Amendement van mr. F. Was op het voorstel tot wijziging van
de Verordeningen op de heffing en invordering van schoolgeld
voor het Gymnasium en de Hoogere Burgerscholen en genoemd
voorstel. (223 en 233)
9°. Voorstel betrekkelijk de overneming door de gemeente van de
Haverzaklaan. (236 en 251)
10'. Idem tot uitbreiding van het onderwijs in de Handwerken aan
de Herhalingsschool. (240)
11°. Verzoek van J. A. Bientjes, om terugbetaling van schoolgeld.
(242)
12°. Idem van U. Smit, om een huis te leggen naar de Oostdwars-
gracht. (244)
13. Idem van Regenten van het Gereformeerd Minne- of Arme Oude
Mannen- en Vrouwenhuis, om een stoep te leggen aan de Lange-
straat. (248)
14°. Idem als voren van J. Kret, aan de Oude Heerengracht. (248)
15c. Idem van de leden der vereeniging tot beoefening van het Lawn-
Tennisspel, om het Gymnastieklokaal te mogen gebruiken. (250)
Tegenwoordig waren 21 leden, alsdebeeren: Driessen, Kaiser, Vos,
üc Goeje, Was, Zaalberg, Nijkamp, Verstcr van Wulverhorst, Van der
Hoeven, Le Poole, Van Reenen, Fockema Andreae, Land, Alma, Zaaijer,
Du Rieu, Juta, Bool, Hartevelt, De Freraery en de Voorzitter.
Afwezig met kennisgeving waren de heeren: Cock, Van Hoeken,
Knappert en Bredius.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden
gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1°. Missive van den heer P. Du Rieu Jr., houdende kennisgeving
dat hij de benoeming tot lid-conservator van het Stedelijk Museum
aanneemt.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Begrootingen dienst 1887 van de Stadsbank van Lecning, de
Plaats. Schoolcommissie en het Heilige Geest- of Arme Wees- en
Kinderhuis.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financien.
2°. Verslag omtrent de gemeente-instelling tot opleiding van 0.1.
ambtenaren over den cursus 1885/86.
In afschrift gezonden aan den Minister van Binnenl. Zaken en op
te nemen in het Gemeenteverslag.
3°. Verzoek van de dames DesertineVan Wessem, Wed. Dubois
Hoogenstraaten en A. E. C. Ter MeerStiege om ontslag als regentessen
van de R. K. Armen en het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis.
4°. Idem van J. M. Scheffer, om het gebruik van het Gymnastiek
lokaal van de school 3de kl. n°. 3 gedurende twee avonden per week
tot het geven van Gymnastiekonderwijs.
5". Idem van M. Palm, om het gebruik of den eigendom van het stuk
grond voorbij de Haagbrug aan het Haagsche trekpad.
6°. Idem van den directeur der Leidsche Zoutkeet en van de firma
De Vries en Stevens, om den eigendom van grond verkregen doorliet
dempen van de Koolgracht en gelegen achter de zoutkeet en de
pakhuizen van laatstgenoemde.
7°. Idem van de firma De Vries en Stevens, tot het leggen van
een buis ter verkrijging van water door de Gedempte Koolgracht.
Worden gesteld in handen van Burg. en Wetli.
8". Voordrachten ter benoeming van een derden onderwijzer aan de
Jongensschool 1ste kl. en 2 derde onderwijzers aan de school 4de
kl. n°. 1.
Worden in de leeskamer nedergelegd.
9°. Dat op Dinsdag 16 November a. s. eene verkiezing zal plaats
hebben van een lid van den gemeenteraad tengevolge van het door
den heer J. II. Donner genomen ontslag en dat in het stembureau
zitting hebben in het hoofdbureau de hh. mr. C. Cock en II. J. Bool
en in het hulpbureau mr. J. Bredius voorzitter en de hh. dr. W. N.
Du Rieu en J. J. Van Masijk Huyser van Reenen.
Aan de orde is alsnu:
I. Voorstel betrekkelijk de regeling der jaarwedde van den leeraar
in het Bataksch enz., aan de 0.1. Instelling cn de aanstelling van een
onbezoldigd lector.
(Zie Ing. St. n°. 246.)
De heer Juta. M. d. V.! Toen het vorige jaar besloten was tot
instandhouding van de Indische Inrichting, had ik nu voorgenomen
om, voor zoover het als lid van den Raad in mijn hereik lag, steeds
aan de bevordering van den bloei dier inrichting mede te werken.
Maar al wil ik dit ook nu nog, toch kan ik niet méégaan met het
voorstel van Burg. en Welh. Ofschoon ik mij zeer zal verheugen als
de optimistische beschouwingen en de verwachtingen van hel Dag.
Bestuur verwezenlijkt zullen worden, zoo kan ik toch voor 't oogen-
blik noch die beschouwingen, noch die verwachtingen deelen, ja, bij
toeneming niet deelen. Ik geloof en dat is de hoofdreden waar
om ik met dit voorstel niet meê kan gaan dat men met de
uitgaven voor deze school hoogst voorzichtig moet wezen, en dat men
met het oog op de zeer beperkte inkomsten, door de opbrengst der
schoolgelden van de Inrichting, ook moet zorgdragen de uitgaven er
van niet te overdrijven. Ik zoude mij kunnen voorstellen, dat er
menschen zijn hetzij leden van den Raad, hetzij personen er buiten
die de opheffing der school verlangen, en het toch toejuichen dat er
van de zijde van Burg. en Weth, voorstellen komen om de jaarwedde
te verhoogen en een nieuwen leeraar aan te stellen. Immers stellen
wij nieuwe leeraren aan, zij het dan ook op een zeer beperkt salaris
of geheel ongcsalarieerd, er kunnen zich steeds onvoorziene omstan
digheden voordoen, welke ons noodzaken die beperkte inkomens te
verhoogen of de kosteloos aangestelden te gaan salarieercn.
Dat is ook nu het geval geweest, en daarom dienen wij juist zoo
voorzichtig te wezen.
De Ind. school hier ter stede lijdt onder den druk van de omstan
digheden, en het is met het oog daarop, dat wij moeten zorgen de
uitgaven voor die school niet te hoog te doen stijgen, waardoor te
eenigcr tijd de publieke opinie het moede zoude worden jaarlijks een
aanzienlijk bedrag op de Begrooting te zien uitgetrokken voor eene
Instelling, die, niettegenstaande de groote zorgen daaraan besteed,
toch niet tot een zekeren trap van bloei kan komen, 't Is om dat te
voorkomen, en ook om te zorgen, dat de Instelling het wetenschap
pelijk karakter, dat zij steeds bezeten heeft, te doen behouden, dat ik
met dit voorstel van Burg. en Weth. niet meê kan gaan. Gaat men, in
navolging van 't geen in Delft geschiedt, hel aantal leeraren in de
Polynesische talen maar steeds vermeerderen, waar blijft dan het
wetenschappelijk karakter van onze Indische school. Wij*slaan den
verkeerden weg in, M. d. V.! 'wanneer wij doorgaan het aantal leer
vakken steeds uit te breiden.
Tegen het rapport van Burg. en Weth. heb ik ook een paar be
denkingen.
Burg. en Weth. zeggen, dat nergens anders in Nederland het Bataksch
wordt onderwezen. Is dat wel zoo zeker? En indien dat waar is,
bestaat dan het vooruitzicht niet, dat Delft spoedig ons voorbeeld
volgen zal, en dat wij om de concurrentie te kunnen volhouden, dan
bijv. ook Balineesch aan onze Inrichting moeten laten onderwijzen,
omdat deze taal waarschijnlijk ook spoedig te Delft zal geleerd worden.
Ook de bedenking, dat het een minder gunstigen indruk maken zou,
als de tegenwoordige leeraar in het Bataksch de Instelling verliet,
kan ik volstrekt niet deelen. Die leeraar is een 0.1. ambtenaar, die
hier voor eenigen tijd met verlof is. Dat verlof is nu verstreken,
en hij volgt dus weer de orders op die hij van hooger hand ontvangt.
Ik zie niet in hoe dat een ongunstigen indruk voor onze Ind. Inrich
ting kan verwekken. Mij dunkt, dat het eerder een ongunstigen
indruk maakt, dat een leeraar gelijk de heer Humme naar de üelft-
sche Inrichting overgaat; en dat spijt mij. Ik meen, dat het trakte
ment te Delft slechts 500 gulden hooger is dan hier, en ik geef de
verzekering, dat als wij hier een voorstel ontvangen hadden om den
heer Humme een hooger traktement te geven, ik er mijne stem gaarne
aan gegeven zou hebben. Maar het vertrek van dezen leeraar zal,
zooals de zaken nu staan, een slechter indruk maken, dan dat van
den heer Harmsen.
Dit z(jn in hoofdzaak de redenen, die mij beletten in het belang
onzer Instelling mijne stem aan het voorstel van Burg. en Weth. te
schenken.
Mocht het toch worden aangenomen, dan wensch ik nader het
woord te voeren bij punt 3, de aanstelling van den heer Schmidt tot
onbezoldigd leeraar.
De Voorzitter. Ik moet den heer Juta doen opmerken, dat als
de stemming over punt I der agenda is afgeloopen, tevens beslist is
dat een onbezoldigd lector aan onze Ind. Inrichting zal worden aan
gesteld.
De heer Juta. Ik verkeerde in de meening dat U nu punt I aan
de orde had gesteld en punt voor punt wilde behandelen. En bij punt
3 komt eerst de benoeming van een onbezoldigden lector aan de orde.
De Voozitter. Ik moet den heer Juta doen opmerken, dat in punt
I ook besloten ligt de aanstelling van eencn onbezoldigden lector.
Punt 3 betreft alleen de benoeming van dien leeraar; deze staat of
valt natuurlijk met punt 1. Wordt dat gedeelte van punt I ver
worpen, dan vervalt punt 3 van zelf.
De heer Juta. hebt gelijk, M. d. V.!
De heer Fockema Andreae. Ik zal mijne stem uitbrengen tegen
de voorgestelde verhooging van de jaarwedde van den leeraar in hel
Bataksch, maar wensch mijne stem te motiveeren, omdat ik niet geacht
wil worden tegen de Indische Instelling gekant te zijn. Het komt
mij voor dat het besluit van den Raad ten vorigen jare genomen vol
komen eerlijk moet worden uitgevoerd en dat men de uitgaven niet
moet weigeren die noodig zijn voor den bloei van de school. Maar
wat mijns inziens, geoorloofd en ook noodzakelijk blijft is, om in elk
geval te onderzoeken in hoeverre de voorgestelde uitgaven inderdaad