58 daarmede aangenomen de demping. Het komt mij voordat wij op dit oogenblik nog niet de noodige gegevens hebben voor eene^ be slissing omtrent de demping, speciaal met betrekking tot de financieele zijde der vraag. De Voorzitter. Wat de heer Andreae in het midden heeft gebracht is, indien ik mij niet vergis, volkomen hetzelfde als hetgeen ik ge zegd heb. Wanneer dit voorstel wordt verworpen, dan blijkt het dat het de bedoeling van den Raad is geweest om te dempen. Als niet enkele leden van den Raad die voor de motie van den heer Van Hoeken gestemd hebbenmij verklaard hadden dit niet aange merkt te willen hebben als eene beslissing ten gunste van het dempen dan zouden Burg. en Weth. dit voorstel zeker niet ingediend hebben. Die leden waren alleen voor de motie omdat daardoor de zaak meer en détail zou worden onderzocht. En aangezien de stemming dus niet zuiver was, hebben wij gemeend den Raad in de gelegenheid te moeten stellen om eene zuivere beslissing te nemen. Wordt ons voor stel verworpen ik herhaal dit dan zal er een nader voorstel tot demping worden ingediend. De heer Van Hoeken. Na de memorie van toelichting bij mijn voorstel, behoef ik er weinig bij te voegen tot verdediging! Alleen wenseh ik de Vergadering nog te wijzen op de nadeelige gevolgen van het voorstel van Burg en Weth. Ik heb daarstraks gehoorddat de Commissie van Financiën geen bezwaar heeft tegen die /t)6l) voor het uitdiepen. Maar dat is eigenlijk de vraag niet. Men zal toch niet gaan uitdiepen en de wallen in den toestand laten waarin zij thans verkeeren; en al verbetert men deze door het stellen van schoeiingen toch zal dit groole kosten na zich slepen. Dit weinige heb ik er nog willen bijvoegen. De heer Nijkamp. Ik kan niet anders dan van harte medegaan met het voorstel van den lieer Van Hoeken. Ook mij komt het voor, dat een dergelijke tijdelijke maatregel, als het uitdiepen, niet zal bijdragen tot verhooging van het peil der volksgezondheid. Het radi cale middel om verbetering aan te brengen is zeer zeker demping - met eene goede rioleering Er is een tijd geweest, dat men beweerde en die theorie is onder anderen ook nog door ons geacht medelid den heer Cock, bij eene discussie over een post der begrooting ge memoreerd, dat het dempen van grachten niet zoovele voorstanders meer had als vroeger. Men achtte die stad het gelukkigstedie de meeste kwalijk riekende grachten had: want, zoo zeiden de voor standers dier theorie, waar slinkende grachten zijn, daar heeft men ook rotting en waar rotting is, daar worden de ziektekiemen ook minder schadelijk omdat zij door de rotting vernietigd worden Die theorie is in de praktijk geheel onhoudbaar gebleken en daarom moet ik de Vergadering ten ernstigste aanraden om met het voorstel van den heer Van Hoeken mede te gaan. De heer Krantz. In de Raadszitting van 3 December heb ik tot de tegenstemmers van de motie van den heer Van Hoeken behoord, omdat mij de uitgaven die daarvan een gevolg zouden zijn, te groot toeschenen om zoo dadelijk eene beslissing te nemen. Ik heb echter nog eens den toe stand van die grachten opgenomen en nu moet ik ook zeggen, dat wij er met baggeren alleen niet zullen komen, de wallen moeten wel degelijk worden verbeterd. De heer Van Hoeken raamt de kosten daarvan op f 1500—, maar dan worden de uitgaven voor het uitdiepen toch vrij aanzienlijk te meer daar gedurende slechts enkele jaren de toestand der grachten daardoor beter zal worden. Een ander motief om tegen de motie Van Hoeken te stemmen was voor mij dat door den Voorzitter werd medegedeeld dat de belangen van verschillende personen door demping der grachten geschaad zouden worden. Een dier belanghebbenden, de firma De Vries en Stevens handelaren in bouwmaterialen, heeft mij echter dezen morgen ver klaard niets liever dan eene demping der grachten te wenschen omdat zij juist van de grachten veel last hadden. Er werd 's nachts uit hunne magazijnen gestolen doordat men met schuitjes bij hunne ma gazijnen kon komenzoodat hun belang demping medebracht. Zij hadden dan meteen een goeden uitweg op straat uit hunne pakhuizen. Hunne belangen worden dus niet geschaad, de onkosten van het uit diepen en het vernieuwen der wallen zullen vrij aanzienlijk zijn, daarom zal ik nu tegen het voorstel van Burg. en Weth. stemmen. De heer De Rieu. Ik heb indertijd ook tegen de motie gestemd uit vrees voor te groote opdrijving van kosten. Maar zoowel een plaatselijk onderzoek als ook de ondervinding met 't Levendaal opge daan, hebben mij van meening doen veranderen. Ook daar heeft men uitgediept, maar de welriekende geuren en gassen die nu nog opstijgenhebben mjj bewogen om nu liever ten aanzien van de Kool- en Brandewijnsgrachtcn den radicalen weg op te gaan van demping. Ik twijfel niet of de toestand zal dan zeer zeker in verschillende op zichten verbeteren. De heer Le Poole. M. d. V. In de toelichting van Burg. en Weth. lees ik: «Overigens is het noodig dat eerlang eene beslissing worde genomen op welke wijze in den toestand van de hier bedoelde buurt verbetering zal worden aangebracht." Ligt hierin opgesloten dat het Dagelijksch Bestuur het voornemen heeft, bij den Raad spoedig ook een voorstel in te dienen, voor de verbetering der wallen en bestra ting van deze buurt? De Voorzitter. Natuurlijk heb ik voor de geneeskundige adviezen onzer geachte medeleden den meesten eerbied. Maar toch zou ik wel de vraag durven stellen of de toepassing van hunne theorie ons hier in Leiden niet te ver zoude voeren, verder dan zij zeiven wellicht wenschelijk zouden vinden Men zou dan hun stelsel consequent op al onze grachten moeten toepassen de fraaiste, het Rapenburg zelfs niet uitgezonderd. Daar hoort men ook des zomers van de bewoners dezelfde klachten. En de heeren zullen mij toch dadelijk toegeven, dat het niet mogelijk is alle grachten te dempen. Het oogenblik om over den toestand der Kool- en Brandewijnsgrachlen te oordeelen is bovendien niet zeer gelukkig gekozenwant hij is op 't oogenblik bjjzonder slecht. r De voorgestelde maatregel van uitdiepen is natuurlijk niet zoo at- doendedat wij daardoor zullen verkrijgen heldere frissche stroomende grachten; maar de toestand aldaar zal dan met betrekkelijk weinig kosten niet veel verschillen van dien onzer meeste grachten. En dat door ons voorstel de gezondheidstoestand niet zal gebaat worden, meen ik ook te mogen betwijfelen. Wanneer het bovendien na eenigen tjjd blijkt,dat dit zoo is, welnu dan kunnen wij die uitdieping als eene weinig kostbare P™e' beschouwen, dan kunnen wij altijd nog tot demping overgaan. Men beweert dat de kosten te laag zijn geraamd, omdat niet gerekend is op herstel der kaaimuren; de heer Van Hoeken raamt zelfs 151)0.-— meer. liet was mij zeer aangenaam, dat de heer Van Hoeken zijn voorstel heeft ingediend vóór deze Raadsvergadering, want nu ben ik in staat geweest om door den Gemeente Architect te doen^ onder zoeken in hoeverre de meening van den heer Van Hoeken juist is. In zyn rapport zegt de architect echter dat de kaaimuren in vol doenden slaat zijn en het nog jaren zonder bijzondere kosten kunnen uithouden. De Brandewijnsgraeht echter, heeft in het geheel geen muren of schoeiing. Men zou daar eene schoeiing moeten maken waarvoor de kosten geraamd zijn op ƒ240. Wat de keien betreft, Burg. en Weth. hebben daaromtrent niets voorgesteld, omdat zy geen voorslel tot demping hebben ingediend; zjj hebben den Raad alleen medegedeeld wat de kosten by demping zouden zijn met nieuwe- en met oude keien. Wat de bedoeling betreft van de door den heer Lc Poole aangehaalde zinsnede deze is geene andere dan om aan te geven dat de Raad de beslissing nu in handen heeft of hij met ons voorstel wil medegaan of iels anders wil. De heer Van Hoeken. M. d. V.! Ik heb alle respect voor uw ge voelen, maar in het noemen van cijfers ben ik niet zoo los te werk gegaan als u wellicht onderstelt. Ik had het herstel der wallen en hel maken van eene beschoeiing begroot op ongeveer 10(H).maar omdat ik mijzelven niet genoeg vertrouwde heb ik een deskundige geraadpleegd, en deze noemde het cijfer van ƒ151)0.Nu is ^mis schien de Gemeente-Architect grooter deskundige dan de door mij ge raadpleegde ik haal het slechts aan om te verklaren dat de cijfers niet van mij maar van een deskundige afkomstig zijn. De heer Nijkamp. M. d. V. Een enkel woord sleehts, naar aanlei ding van hetgeen U gezegd hebt over liet consequente toepassen van ons stelsel; dat wjj daarmede verder zouden komen dan wij wel wenschten te gaan. Natuurlijk zou ik niet elke gracht willen dem pen en tegen het dempen van het Rapenburg zou ik zeer zeker stemmenniet omdat hel zulk eene fraaie gracht ismaar omdat er menschen wonen van een geheel ander soort dan op de Kool- en dergeljjke grachten. De bewoners van het Rapenburg scheppen geen emmertje Rapenburger water om daarin hunne aardappelen le Loken of om het te drinken, hetgeen de bewoners van de laatslgcmelde grachten wel doen. En daarin schuilt juist liet gevaar. Niet zoozeer de uitwasemingen van het water, maar wel liet gebruik van bedorven water in de oeconoinie van wie ook. Dat is voor de gezondheid juist hel schadelijk moment. De heer Zaalrerg. Ik wenseh er nog even op te wijzen hoe de toestand bij de bewoners der Kool- en Brandewijnsgrachten was tij dens de laatste cholera epidemie Toen waren er geloof ik geen vijf of zes huizenwaarin geen choleragevallen voorkwamen en dit meen ik hoofdzakelijk te moeten toeschrijven aan het gebruik van het water uit en liet wonen aan die grachten. Ik ben het overigens geheel eens met het gesprokene door mijn geacht medelid, den heer Nijkamp. De heer Krantz. Ik wenseh nog even te doen opmerken dat zelfs bij uitdiepen geen strooming in de Kool- en Brandewijnsgrachten zal ontstaan. Het water toch zal niet met een omweg door die grachten maar rechtuit door de Langegracht en door den Ouden Singel stroo men. De toestand dezer grachten is dus ongunstiger dan die van de meeste andere grachten in deze stad. De heer De Fremery. Tegen het dempen van grachten heb ik alleen financieel bezwaar. Tot nu toe hebben wjj. met uitzondering van de Zijdgracht die nu gedempt wordtalleen tot demping be sloten waar dit uitzicht gaf op financieel voordeel en de huizen meer waarde kregen. De huurwaarde der huizen op de Koepoortsgracht nu Doezastraat, is na demping meer dan verdubbeld. Tegenover de uilgaven van demping staan dan ook groolere ontvangsten. In derge lijke gevallen is, mijns inziens, demping alleszins gewettigd. Maar, zooals de Voorzitter reeds heeft opgemerkt, ook wanneer de Kool-en Brandewijnsgrachlen worden gedemptblijven er nog zeer vele andere grachten over die niet beter zijnen waarbij op meerdere huurwaarde van de omliggende perceelen niet te rekenen valt. Om die reden ben ik voor uitdieping, die ja van tijd tot tijd zal moeten herhaald worden, doch waarvan de kosten altijd veel minder zullen be dragen dan de renten van het voor de demping benoodigde kapitaal En tegenover de verklaring van twee der bewoners aan een lid van den Raad, dat demping wel wenschelijk zoude zijn, staat de verklaring van de bewo ners van de panden mijner firma, die er zeer tegen zijn. Een enkel is voor de demping omdat zij vreezen dat daaruit voor hen een groot ongerief zal ontstaan, dat de straat die de gracht zal vervangen, niet de vrij heid die zij nu genieten, zal waarborgen. Vaak wordt dan het vuil, de afval uit de huizen van de bewoners, aan de stille overzijde neer gelegd zoodat dan mestvaalten verrijzengelijk wij na de demping van de Marendorpsche Achtergracht hebben kunnen opmerken. Nu zal evenals daar ook wel bij de Kool- en Brandewijnsgrachten in dien toestand langzamerhand verbetering komenmaar toch het financieel bezwaar weegt bij mij het zwaarst. Als men voor de gezondheid wilde dempen zou men nog veel meer grachten moeten toemaken en dit zou om de groote kosten toch niet mogelijk zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 3