52 III. Voorstel tot onderhandsche verhuring van het Raamland onder Zoeterwoude. (Zie Ing. St. n°. 159.) De heer Bredius. Ik wenschte wel te vragen voor welk doeleinde het land zal in gebruik gegeven worden, als weide of als hooiland? Wordt dit bij het verhuren bepaald of wordt het geheel ter keuze van den huurder overgelaten Ik zou dit laatste nog al gevaarlijk vinden, omdat het toch niet onverschillig is waarvoor het land ge bezigd wordt, als er ten minste geen strenge bepalingen gemaakt worden omtrent het in goeden slaat brengen en houden van het land voor toemaken, zuiveren van ruig enz. Of de gemeente zal zich moeten belasten met dit alles, óf het zal aan den huurder moeten worden overgelaten, maar in elk geval zal er toch een goed stuk land van gemaakt dienen te worden. Nu ligt het als braakland, maar dat kan, doch alléén door goede bewerking, onderhoud en toemaak. De Voorzitter. De heer Brcdius heeft over het hoofd gezien dat het voorstel alleen bedoelt bet verhuren van het land voor zes maan den. Natuurlijk is het niet onverschillig hoe het in dien lijd zal worden gebruikt en daarom kan ik er bij voegen dat bij aanneming van ons voorstel, het achterste gedeelte geheel en van het voorste gedeelte de ruige plekken zullen worden gemaaid: daarna zal het achterste gedeelte worden beweid met rundvee en schapen en het voorste met schapen: volgens deskundigen is dit de beste wijze van behandelen gedurende deze zes maanden. De heer Bredius. Maar de pachter zal dan toch alles gereed moeten maken voor het toemaken vooral baggervaaltenanders gaat weder een jaar verloren. De Voorzitter. De pachter zal niets te doen hebben dan de pacht som te betalen en te zorgen dat van het land geen ander gebruik worde gemaakt dan waarvoor het verhuurd is: voor het maaiëri n. 1. en het weiden van schapen en runderen. De overige werken zullen natuurlijk komen ten laste van de gemeente of van den nieuwen pachter, dieniet I Januari 1887 zal optreden. De pacht zal dan over een langer termijn loopen en er kunnen dan bepalingen worden gemaakt omtrent het toemaken enz. Maar voor dezen korten lijd is het niet de be doeling om eenige bezwarende voorwaarden te stellen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. IV. Staat van afschrijving Plaatselijke Directe Belasting dienst 1885. (Zie Ing. St. n'. 154 en 164.) V. Idem van af- en overschrijving op de begrooting van het Ned. Israëlietisch Armbestuur, dienst 1885. (Zie Ing. St. n#. 150.) Worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stem. ming goedgekeurd. VI. Voorstel tot afdoening van de aangehouden verzoeken in ver band met het voorstel der vier Raadsleden. (Zie Ing. St. n#. 157.) De heer De Goeje. M, d. V.! Ik heb niet het minste bezwaar om mede te werken tot het in behandeling nemen dezer verzoek schriften, en om daarop gunstig te beschikken. Onder één voorbehoud echter. Wanneer eventueel de Raad bepalingen ten opzichte van de omwonenden zal vaststellen in den door ons bedoelden geest dan zal het een punt van opzettelijke beraadslaging moeten uitmaken of die van terugwerkende kracht zullen zjjn of niet. Maar nu dunkt mij dat zij in elk geval toepasselijk moeten worden verklaard op deze verzoeken, en ik heb daarom de eer op de laatste alinea van het voorstel van Burg. en Weth. een amendement voor te stellen namelijk om achter de woorden »in behandeling te nemen" te voegen: en reeds nu te bepalen dat indien op die voorstellen gunstig zal worden beschikt, dit geschiedt onder voorwaarde, dat als eene verordening in den geest van het voorstel van de heeren De Goeje c. s.met be trekking tot hetgeen adressanten vragendoor den Raad zal worden vastgesteld, de bepalingen dezer verordening ook op requeslranten toepasselijk zullen zijn. Het amendement wordt voldoende ondersteund. De beraadslaging wordt daarover gesloten. In stemming gebracht wordt het aangenomen met algemeene stemmen. Het voorstel van Burg. en Weth. alsnu in dien zin gewijzigd, in stemming gebracht worut zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. VII. Voorstel tot het verlecnen van eene personeele toelage aan Dr. De Loos, Directeur der Hoogere Burgerschool. (Zie Ing. St. n°. 160.) Op verzoek van den heer Cock in hoofdelijke omvraag gebracht, wordt het voorstel aangenomen met 21 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren: Donner, Van Hoeken en Cock. VIII. Verzoek van Mr. N. L. J. Van Bultingha Wichers, om ontslag als Secretaris der Commissie van Toezicht M. O. (Zie Ing. St. n«. 151.) De Voorzitter. Het voorstel luidt, om dat ontslag op de meest eervolle wijze te verleenen onder dankbetuiging voor de vele diensten, door hem in gemelde betrekking aan de gemeente bewezen. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. IX. Verzoek van Mej. J. C. Renssen, om onslag als eerste onder wijzeres aan de Meisjesschool 1e klasse. (Zie Ing. St. n°. 182.) Wordt zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goed gekeurd. IXa. Voorstel betrekkelijk het uitdiepen van de Kool- en Brande wijnsgrachten. (Zie Ing. St. n". 126.) De Voorzitter. Over dit voorstel is nog ingekomen een Rapport van de Commissie van Financiën, hetwelk ik den Secretaris verzoek voor te lezen. Dit Rapport luidt: Leiden, 22 Juni 1886. In onze handen is gesteld het voorstel van Burg. en Weth. betref fende hel uitdiepen der Kool- en Brandewijnsgrachlen. Wij achten het niet van onze roeping een advies uit te brengen over de vraag of het wenschelijk is dat de Raad terugkome op zijn besluit van 3 December 18-15. Mocht de Raad dit wenschelijk rekenen, dan zien wij in de voor gestelde uitgave van /660 geen bezwaar. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. De heer Zaalberg. Onder de vereischten voor eene gezonde stad komt als hoofdvereischte wel in aanmerking: frissche lucht en deze wordt niet verkregen bij het bestaan van grachten die gcene stroo ming hebben, zonder voldoende watervcrversching zijn en gevuld worden met den inhoud van riolen, privaten en met allerlei afval van fabrieken, van bedrijven en vele andere inrichtingen waaronder er dikwijls zijn die bepaald vergiftige bestanddeelen in de grachten ontlasten. Tot deze soort van grachten behooren de Kool- en Bran dewijnsgrachten die weinig of geen stroomsnelheid hebben, welke toch 8 4 10 duim per seconde behoort te zijn, om hel vuil waarmede het water verontreinigd wordt te vervoeren, zoo is het natuurlijk dat het vuil dat er in geloosd of geworpen wordt, op den bodem blijft liggen, daar in verrotting overgaat en zich schadelijke gassen zullen ontwikkelen, zeer ten nadeele van de gezondheid, waardoor aanleiding moet gegeven worden tot het uitbreken van verschillende ziekten. Als radicaal middel om deze kwaal weg te nemen moet het «delenda Carthago'' op die grachten worden toegepast, daar zij zelfs na uitdieping als open riolen moeten aangemerkt worden, die de volksgezondheid bedreigen. Nu zal het uitdiepen der beide grachten, zooals de Com missie van Fabricage zegt, wel den toestand verbeteren of liever ge zegd minder slecht maken, maar afdoende verbetering, zooals Burg. en Weth. meenen, zal toch niet verkregen worden. Want omdat zij stilstaand water bevatten zullen zij schadeljjk blijven voor de gezond heid ook al werden zij telkens uitgediept. Waar wij dus gesteld worden voor eene beslissing om die grachten te dempen of uit te diepen, mogen wij niet anders, in het belang der volksgezondheid, dan tot het eerste besluiten al gaan daarmede aanzienlijke uitgaven gepaard, en heeft dit ook nadeelen voor enkele belanghebbenden ten gevolge. Om die redenen ben ik voor dempen der bewuste grachten met rioleering en bestrating, omdat dan in plaats van een bron van ziek ten, een open ruimte zal verkregen worden waardoor aan de eischen der hygiene zal voldaan worden. De heer Jota. Als ik den gcachten vorigen spreker goed verstaan heb, dan heeft deze gezegd dat w\j nu geplaatst worden voor de vraag of de grachten gedempt dan wel uitgediept zullen worden. Ik meende dat wij allen stonden voor de vraag of wij het voorstel van Burg. en Weth zullen aannemen of niet. Daaromtrent zou ik dus gaarne de meening van het Dagelijksch Bestuur vernemen. Ook het Rapport van de Commissie van Financiën meen ik in den door mij bedoelden zin te moeten opvatten. Op dit oogenblik is er geen voorstel tot demping aan de orde. De Voorzitter. In de zitting van 3 December 1885 is het nu aan de orde zijnde voorstel tot uitdieping ook in behandeling geweest, maar werd toen eene motie van den heer Van Hoeken aangenomen waarbij de Raad de wenschelijkheid uitsprak van demping Later hebben mij echter eenige leden verklaard niet voor die motie te hebben gestemd, omdat zij toen reeds wenschten te zien beslissen dat die grachten zouden worden gedempt, maar alleen dat een nauwkeuriger onderzoek zou worden ingesteld naar de kosten die eene demping na zich zoude slepen. Er was toen eene globale begrooting der kosten opgemaakt van f 8000. Bij de onzekerheid aangaande het juiste ge voelen van den Raad hebben wjj gemeend eene zuivere beslissing te moeten uitlokken en hebben daarom ons voorstel, in dcnzelfden vorm van vroegervoorgedragen nl. dat de Raad besluite tot uitdieping waarvoor de kosten geraamd zijn op f 660. Wordt dit voorstel verworpen, dan is, dunkt mij. daarmede beslist dat tot demping zal worden overgegaan en zal dan ook een daartoe strekkend voorstel worden ingediend. In het fond van de zaak zal ik op dit oogenblik niet treden. De heer Fockema Andreae. M. d. V.! Ik wensch even het woord naar aanleiding van uwe laatste woorden. Het komt mij toch voor dat U aan het slot uwer opmerkingen eene andere beteekenis hebt gehecht aan het votum over dit voorstel uit te brengen dan een oogenblik te voren. Wij moeten goed weten wat wij besluiten! Wordt het voorstel van het Dagelijksch Bestuur verworpen, dan is daarmede niets anders gezegd dan dat wij ook nu nog niet willen uitdiepen. Dan treedt in volkomen kracht de motie van den heer Van Hoeken, en wachten wjj van Burg. en Weth. ter uitvoering van hel genomen Raadsbesluit een voorstel tot demping. En over dat voorstel kunnen wij dan eene beslissing nemen. Ik meen echter dat U in het begin gezegd hebt: wanneer het voorstel van Burg. en Weth. verworpen wordt, dan is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 2