GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 65 INGEKOMEN STUKKEN. N®. 155. Leiden, <9 Juni 1886. Lie Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelendat zij geene bedenkingen beeft op de ter onderzoek in bare banden gestelde rekening en verantwoording der ontvangsten en uitgaven van de dienstdoende Schutterij alhier, over bet jaar 1885. Zij stelt U voor die rekening voorloopig vast te stellen in ontvangst en uitgaaf ad 915163, alzoo sluitende quitte. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 156. Leiden, 19 Juni 1886. Het onderzoek der rekening van de Stedelijke Werkinrichting over bet jaar 1885. beeft bij de commissie lot geene bedenkingen geleid, weshalve zij de eer beeft Uwe Vergadering voor Ie stellen, die reke ning goed te keuren, de ontvangsten op 16687.56, de uitgaven op 16687.56, sluitende alzoo quitte. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën N". 158. Leiden, 19 Juni 1886. De Commissie van Financiën heeft onderzocht de in hare handen gestelde rekening van bet Evangcliseh Luthcrsch Wees- en Oudelieden- huis alhier, over den dienst van 1885. Daarop geene bedenkingen hebbende, heeft zij de eer Uwe Vergadering in overweging te geven die goed te keuren, de ontvangst ad f 5077.14 de uitgaaf ad/5077 li, sluitende alzoo quitte. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N'. 16*. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De ondergeteekende heeft gemeend het volgende onder de aandacht zijner medeleden te moeten brengen. Naar aanleiding der door Durg. en Weth. opnieuw aan de orde ge stelde voordracht tot uitdieping van de Kool-en Brandewijnsgrachten, begin ik met te erkennen dat deze voordracht mij heeft verrast; misschien is mijne opvatting onjuist, maar ik meende dat, als door den Raad eene motie was aangenomen, de zaak in beginsel was beslist. Dit omtrent de wijze van behandeling. Burg. en Weth. zijn van meening behalve dat eene uitgave voor demping niet gerechtvaardigd zou wezenomdat daarin op voordeeliger wijze zou kunnen worden voorzien, dat er belanghebbenden zijn die deze gracht gebruiken tot aanvoer van materialen. Dit is er echter slechts een, en daarbij is dat gebruik zoo gering dat daartegen niet het minste bezwaar kan bestaan. Voorts dat er belangrijke bezwaren zouden bestaan legen het dem pen dezer grachten, ik deel die bezwaren niet, eenvoudig omdat ze niet beslaan. Wel zal er blijkens het Rapport der Comm. van fabricage eene uitgaaf van 7300 mede gepaard gaan, maar die zalomdat het een afdoenden maatregel beoogt, op den duur geringer zijn dan de kosten van uit dieping, die nu wel is waar slechts op ƒ660 worden geraamd, maar die zeker inet meer dan 1500 zouden worden verhoogd voor het herstellen der wallen en bruggen bcnoodigd; daarbij wordt in overweging gegeven deze grachten met nieuwe keien te bestraten; ik zou echter wel de vraag willen stellen waar in onze goede stad eene gracht als deze met nieuwe keien wordt bestraat. Terwijl daaromtrent bet antwoord niet twijfelachtig kan zijnmeen ik dat deze bestrating evenals die van andere grachten met oude keien kan plaats hebben. Het is dus eene uitgaaf van ruim 7000, eene op zichzclve beschouwd wel niet onbelangrijke som, maar die en omdat de locstand daarmede afdoend wordt verbeterd en in bet belang vari de gezondheid der bewo ners van die buurt mij zeer gewenscht voorkomt, wordende door uitdieping en herstelling der wallen niet vooikomen dat die grachten zeer spoedig weer in dezelfden toestand zullen ver- keeren. Het deed mij groot genoegen te bemerken dat het Dagelijksch Be stuur de zuinigheid wil betrachten, en ik wil daarin zeer gaarne met hen méégaan, maar wensch geen zuinigheid die de wijsheid bedriegt. Het is mijn gevoelen (en op te maken uit de stemming voor de voorgestelde motie meen ik van de meerderheid van den Raad)dat, zoo er ooit eenige gelden nuttig en noodig in het belang der Gemeente zijn besleed, het dan deze zullen zijn en hooge rente zullen afwerpen. Leiden, 2:2 Juni 1886* P. J. Van Hoeken, Lid van den Gemeenteraad. N\ 168. Leiden, 4 Juli 1886. Blijkens nevensgaande stukken is aan de school 3de klasse n®1 3, vermeerdering noodig van hel onderwijzend personeel, zoodal wij Uwe Vergadering in overweging geven te besluiten dat het ouderwij zend personeel aan de school 3de klasse n®. 3wordt vermeerderd met een derden onderwijzer of derde onderwijzeres. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 15 Juni 1886. Bjj den aanvang van den zomercursus stond mjjbehalve het ge wone personeel eene kweckeling, die de akte als onderwijzeres had, terzijde. Thans is deze vertrokken en ontbreekt het mij aan voldoende hulp. De school telt thans 627 leerlingen, welke zijn verdeeld i n2 klassen. De Isle, 3de, 4de en 7de klasse bevatten opeenvolgend 73 75, 69, 76 leerlingen en zijn dus in 2 afdeelingen gesplitst. Het geheel aantal klassen en aldcclingcn bedraagt dus 16. Het aantal onderwijzers en onderwijzeressen is 15. Ten einde voor de 16 klassen en afdeelingen over een geljjk getal onderwijzers en onderwijzeressen te kunnen beschikken, heb ik de eer U voor te stellen het onderwijzend personeel met een derden onderwijzer of derde onderwijzeres te vermeerderen. liet hoofd der Openbare School der Aan Ileeren Burg. en Weth. 3de klasse n®. 3. van Leiden. J. Wuïster. Leiden, 24 Juni 1886. In antwoord op Uw schrijven dd. 1b Juni II., n® 510 en met terug zending van de daarbij gevoegde missive van het Hoofd der Openbare school 3de klasse n° 3. hebben wij de eer U te berichten, dat wij diens verzoek tot uitbreiding van hel personeel zijner school met eén onderwijzer (onderwijzeres) ïneeuen te moeten ondersteunen. De Plaatselijke Schoolcommissie, Aan Ileeren Burg. en Weth. M. J. De Goeje Voorzitter. van Leiden. J. A. Van Hamel, Secretaris. N®. 169. Leiden, 24 Juni 1886. Zooals Uwe Vergadering bekend is zullen aan het schoolgebouw der Meisjesschool op de Breestraat, hoofd mej. S. Winkler, eenige veranderingen moeten worden aangebracht. De school is namelijk voor hel aantal leerlingen te klein. Vooral in de 4e klasse worden hiervan de nadeelige gevolgen ondervonden. Hoezeer deze klasse, tellende 94 leerlingenin twee afdeelingen is ge splitst, blijft het getal van elk dier afdeelingen nog te groot voor één per soon om te onderwijzen Kene splitsing in drie afdeelingen is evenwei bij de tegenwoordige inrichting van het gebouw onmogelijk. De hoogste klasse is gevestigd in een lokaaltje waarvan de inrich ting te wenschen overlaat en dat alleen daarom aan zijne bestemming kan beantwoorden, omdat die klasse lol nu toe weinig talrijk was, doch bij eene vermeerdering van bet aantal leerlingen, die niet on waarschijnlijk is, zal het gebrek aan ruimte zich te sterker doen ge voelen. Dit gebrek openbaart zich ook in het lokaal aan den kant van de Breestraat waar de derde rei banken aan weerszijden dwars tegen andere geplaatst is moeten worden. Verder bevindt zich in de school geen gang, waarvan het gevolg is dat de kinderen om de privaten te bereiken óf door de verschillende lokalen moeten gaan, hetgeen hinderlijk is voor het les geven óf buitenom moeten loopenwaaraan mede bezwaren zijn verbonden. Bovendien is de ventilatie gebrekkig evenals de verwarming, terwijl ook de inrichting van de glazen waanden tusschen de sehoolvertrekken minder gewenscht is. Zonals uit het hierbij overgelegd rapport der Commissie van Fabricage en de daarbij gevoegde teekeningen blijkt, zijn verschillende plannen opgemaakt, ten einde in den bestaanden toestand verbetering aan te brengen, waarvan de kosten respectievelijk geraamd worden op/19000. 14000, ƒ6200 en 2750. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel dat de voor keur moet worden gegeven aan bet derde plan (C), omdat daardoor voldoende verbetering zal worden verkregen, zonder te vallen in de aanzienlijke uitgaven aan de beide eerstgenoemde plannen verbonden. De Districtsschoolopziener heelt na de plannen te hebben onderzocht mede^ aan liet plan C de voorkeur gegeven, onder opmerking dat het jammer is dat bij verbetering van den bestaanden toestand het gebrek zal blijven beslaan dat de klecderen in de sehoolvertrekken geborgen worden, en dat het zeer wenschelijk ware zoo dit ver meden kon worden. Zooveel mogelijk zal aan dit bezwaar op voldoende wijze worden te gemoet gekomen, aangezien ook onzes inzienshet bergen van de kleederen in de sehoolvertrekken hinderlijk is Verder heeft de Plaatselijke Schoolcommissie, zooals uit de stukken blijkt, in verband met de hicrbcdoelde verbouwing op de stichting van een gymnastieklokaal aangedrongen In baar verslag over 1885 wordt dan ook de aandacht gevestigd op den onvoldoenden toestand waarin hel onderwijs in de gymnastiek alhier verkeert, deels een gevolg van gebrek aan werktuigen, ten deele veroorzaakt door gemis aan localiteit, zoowel in hel gebouw aan de Pieterskerkgracht als in de gebouwen der scholen 3e en 4e klasse. Daar een meerdere ruimte aan het schoollokaal op de Pieterskerk- gracht onmogelijk te verkrijgen is. zoo heelt de Schoolcommissie ge wezen op het terrein achter de hier bedoelde school aan de Breêslraat op zijde van het li kinkaal en de Jongensschool Ie klasse aan de Aalmarkt, rIs zijnde deze plaats, naar haar oordeel, zeer geschikt voor de oprichting van een Gymnastieklokaal. De leerlingen der scholen van den lieer Japikse en van mej Winkler en. zoo noodig, ook nog van andere scholen zouden aldaar dan onderwijs in de gym nastiek kunnen ontvangen en de zaal op de Pielerskerkgrachl zoude op die wijze, voldoende ontlast worden van overbevolking. Hoezeer uit den aard der zaak aan een en ander eene vrij belang rijke uitgave is verbonden, is het evenwel voor geen tegenspraak vatbaar dat de tegenwoordige toestand van bel onderwijs in de gym nastiek dringend verbetering cischt en dat eene afdoende verbetering niet verkri gbaar is zonder nieuwe lokalen te bouwen Blijkens het ingesteld onderzoek kan aan het plan der Schoolcom missie gevolg worden gegeven en zullen de kosten van oprichting van een Gymnastieklokaal op de aangegeven plaats met inbegrip van de aanschaffing van werktuigen ongeveer f 7000 bedragen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 1