35
Zitting ran Donderdag 20 Mei 1886,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Benoeming van een lid der Commissie voor het Stedelijk Museum.
Mi 2)
2U. Idem van een tweeden onderwijzer aan de Leerschool, (li3).
3°. Idem van eene derde onderwijzeres aan de school 4de klasse
no. 1. (114)
4°. Idem van twee leden van het Bestuur der Practische Ambachts
school. (106)
5P. Verzoek van A. Van Leeuwen en andere notarissen alhier, ter
bekoming in eigendom van een gedeelte grond aan de Boom-
gaardsteeg. (88 en 121)
6". Idem van M. J. W. Weeningh, om een dam te leggen in de sloot
langs den Zoeterwoudschen singel. (103)
7°. Idem van G. Heijkoop, om een waterbuis te leggen door den
Zijldijk. (115)
8". Idem van J. Van der Plas en P. A. Feltzer, om twee bruggen
te leggen over de sloot langs den Zoeterwoudschen singel. (115)
9". Idem van R. Koekkoek, ter bekoming in eigendom van eene
strook grond aan het Plantsoen. (104)
10'. Idem van B. C. Looijaard c. s. omtrent veranderingen te brengen
in de inrichting van de Nieuwe Beestenmarkt. (105 en 121)
II". Voorstel betrekkelijk de herstelling van de perceelen gelegen bij
de Hooglandsche kerk. (107 en 121)
12". Idem betrekkelijk het verleenen van verlof aan den onderwijzer
J. F. Kramer. (108)
13°. Verzoek van de Afdeeling Leiden en Omstreken der Hollandsche
Maatschappij van Landbouw omtrent den handel van kunstboter
in de Waag. (109 en 117)
14". Voorstel tot tjjdeljjke uitbreiding van het onderwijzend personeel
b(j het Herhalingsonderwjjs. (116 en 121)
15*. Verzoek van G. A. Van Veen, ter bekoming in eigendom van
grond aan den Vestwal bij het tapgebouw. (118)
Tegenwoordig waren de heeren: Driessen, Was, Kaiser, De Goeje,
Vos, Zaalberg, Knappert, Donner, Lc Poole, Van Reenen, Fockema
Andreae, Land, Alma, Du Rieu, Juta, Bredius, Krantz, Bool, Harte-
velt, Van Hoeken, Verster van Wulverhorst, Cock, Van der Hoeven
en de Voorzitter.
De heeren Zaaijer, Njjkamp en De Fremery hebben kennis gegeven,
dat zjj de vergadering van heden niet kunnen bijwonen.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden
gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1°. Dispositie van de Ged. Stalen van Zuid-Holland dd. 4/8 Mei jl. B.
n®. 1174 (3e afd.) G. S. n®. 52, ten geleide van het goedgekeurd Raads
besluit tot aankoop van twee huizen ten behoeve van de uitbreiding
van de Sted. Gasfabriek.
2°. Dispositie als voren dd 11/15 Meijl. B. n°. 1226 (3e afd.) G. S.
n°. 112, ten geleide van het goedgekeurd Raadsbesluit van 29 April
jl. tot voldoening van een bedrag van f 1815.79 uit den post voor
onvoorziene uitgaven, begrooting dienst 1885. (Teruggave te veel ge
noten subsidie in de kosten lager onderwijs over 1884).
3'. Idem als voren dd. 11/15 Meijl. B.,n®. 1260 (3e afd.) G. S. n°.
82, ten geleide van de goedgekeurde Raadsbesluiten van 29 April jl.
tot afstand van een gedeelte sloot langs het Delftsche trekpad aan
E. J. Schlette, en tot verhuring van grond in de Gortestraat aan C.
A. Simonis.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Aanbeveling van Curatoren van het Gymnasium tot benoeming
van een leeraar in de Fransche taal- en letterkunde.
Wordt in de leeskamer nedergelegd.
2®. Rekening dienst 1885 van de dienstd. Schutterij en van de
Stedel. Werkinrichting.
3°. Idem van het Evang. Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
4°. Verzoek van J. E. Vlaanderenom afschrijving van plaats, directe
belasting, dienst 1886, wegens vestiging te Katwjjk.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Welh. en de Commissie van
Financiën.
5". Verslagen van den toestand van het Gymnasium over 1885 en vap
de Stadsbank van Leening.
De heer Cock. Ik wensch slechts even de aandacht te vestigen op
het verslag van de Bank van Leening, Binnen een betrekkelijk korten
tijd zal omtrent deze zaak eene beslissing moeten genomen worden,
en nu is het verslag door den geachten Voorzitter der Bank-commissie
zóó ingericht, dat het tevens kan dienen om de te nemen beslissing
voor te bereiden. Ik zou er dus prijs op stellen, wanneer althans dit
verslag iets vroeger kon worden gedrukt en rondgedeeld.
De Voorzitter. Het verslag is reeds gedrukt, doch kan eerst rond
gedeeld worden wanneer het geheel compleet en ingebonden is. Ik
zal onderzoeken of een exemplaar afzonderlijk voor de leden gemist
kan worden, en zoo dat niet mogelijk is, een afdruk voor de leden
in de leeskamer nederleggen.
De heer Cock. Ik dank U M. d. V. voor uwe mededeeling. Na
tuurlijk lacht uw eerste denkbeeld inij het meeste toe.
De beide verslagen zullen in het gemeenteverslag worden opgenomen.
6°. Verzoek van de directie van de Rotterdamsche Tramwegmaat
schappij tot vermindering van het waarborgkapitaal Leidsche tram tot
op f 2000.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
7#. Voordrachten van het Bestuur der Stedel. Werkinrichting tot
benoeming van drie leden van bestuur buiten den Gemeenteraad
wegens periodieke aftreding en het overlijden van den heer J. Van
Heukelom Jr.
8°. Rekening van de Leidsche Duinwatermaatschappij over 1885.
Worden in de leeskamer nedergelegd.
99. Van de Commissie voor de Geschiedenis der Walsche kerken een
bronzen afslag van Gedenkpenning, vervaardigd naar aanleiding van
de herdenking van het Tweede Eeuwgetijde van de Herroeping van
het Edict van Nantes.
Is gedeponeerd in het Stedelijk Museum en de dank van het Gem.
Bestuur betuigd.
De Voorzitter deelt nog mede:
1°. Dat bij de verkiezing van twee leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal op 15 Juni a. s. zitting hebben de heeren: Bur
gemeester, voorzitter en Donner en Verster van Wulverhorst, leden.
2°. Dat ingevolge Raadsbesluit van 4 Juni 1863, volgens den rooster,
de Commissie voor de loting bij de Schutterij dit jaar zal zijn samen
gesteld uit de leden P. Alma Lz. en Dr. T. Zaayer, terwijl de leden
Dr. P. J. Kaiser en S. C. M. Knappert de Commissie van onderzoek
bij de Schutterij zullen uitmakenen dat mede ingevolge dat Raads
besluit al de overige raadsleden als plaatsvervangers zijn aangewezen.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van een lid der Commissie voor het Stedelijk Museum.
(Zie Ing. St. n®. 112).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Bool, Van Hoeken en Van der
Hoeven verzoeken met mij het stembureau uit te maken?
De uitslag der stemming is dat worden uitgebracht op den heer
Du Rieu 22 stemmen en op den heer Fockema Andreae 2, zoodat
eerstgenoemde is benoemd.
De Voorzitter. Is de heer Du Rieu bereid de betrekking te aan
vaarden.
De heer Du Rieu. Ja M. d. V.
II. Benoeming van een tweeden onderwijzer aan de Leerschool.
(Zie Ing. St. n®. 113.)
De heer Donker. M. d. V. Het heeft mij bevreemd dat er voor
deze betrekking slechts één sollicitant is opgekomen en bij mij zeiven
de vraag gedaan: of de schaarschte van onderwijzers dan nog zoo
groot is, dan wel of er genoegzame kennis is gegeven van de vacature.
Heeft men om te annonceeren wel gebruik gemaakt van die bladen
welke het meest in handen komen van het onderwijzend personeel?
Uit eigen ervaring toeh weet ikdat bjj eene vacature aan de scholen
waarmede ik in betrekking sta bij eene enkele oproeping zes of zeven
sollicitanten zich aanboden. En hier hebben w(j er slechts één en
dat voor een salaris van 700, terwijl dit b(j ons was f 500.
Maar ik wenschte nog eene andere vraag te doen: is de vervulling van
deze vacature wel noodzakelijk? Volgens de ontvangen inlichtingen,
waarvoor ik zeer dankbaar ben, bedraagt het getal scholieren op dit
oogenblik 341.
In Januari 1885 was dit cijfer volgens de opgaven der begrooting
368; in Juli 1885 daalde dit tot 328 om nu weder te stijgen tot 341.
In elk geval zijn er nu dan toch 27 leerlingen minder dan in Januari
1885, toen het personeel uit hetzelfde getal onderwijzers bestond als thans.
Dat mindere getal van leerlingen zoudunkt mijtengevolge moeten
hebben dat bij het ontstaan eener vacature deze niet aangevuld werd.
Bij een cijfer van 341 leerlingen met 11 onderwijzers hebben wjj dus
één onderwijzer op de 33terwjjl het minimum of liever het maxi
mum op de lagere school bij de wet op 45 gesteld is.
Ik maak dus bedenking tegen het vervullen van deze vacature en
zou daarom wenschen voor te stellendat eerst in omvraag werd ge-
gebracht of er tot eene benoeming zal worden overgegaan.
De heer De Goeje. Ik geloof dat de vorige geachte spreker in eene
dwaling verkeert. De vervulling van deze vacature is geheel over
eenkomstig de verordening; op de scholen tweede klasse heeft men
het maximum der leerlingen voor één onderwijzer niet gesteld op 45
maar als ik mij niet bedrieg op 30. En hiermede is dit voorstel in
overeenstemming.
De Voorzitter. De heer Donner heeft in de eerste plaats zjjne
verwondering te kennen gegevenover het geringe aantal sollicitan
ten, vergeleken bjj dat hetwelk zich gewoonlijk voordoet bij de scholen
waarmede hij meer in het bijzonder in betrekking staat. De reden
daarvan zal wel zijn dat voor deze betrekking het bezit van de hoofd
onderwijzers akte vereischt wordt; daardoor laat, zich verklaren dat
voor eene bezoldiging van f 700 zich niet meer'dan één sollicitant
heeft voorgedaan. Mij verder aansluitende by hetgeen reeds door den
heer De Goeje is gezegd, meende ik dat de heer Donner door de in
trekking van zijn vroeger voorstel had erkend, dat w(j hier niet te
doen hebben met de quaestie van het getal leerlingen op één onder
wijzer maar dat het hier geldt de naleving van de verordening rege
lende de verdeeling in klassen. Naarmate van het aantal klassen moeten
wjj derhalve ook het aantal onderwijzers regelen.
De heer Donner heeft berekend, dat er nu 27 leerlingen minder