42
N°. 107. Leiden, 27 April 1886.
Ten vorigen jare werd ons door den Minister van Binnenlandsche
zaken bericht dat het voor het welslagen van de restauratie der
Hooglandsche kerk alhier zeer wensehelijk ware de lokaaltjes op de
hierbij overgelegde kaart gemerkt 26A, B en C, welke tegen de
westzijde van den zuiderheuk aangebouwd zijn en het monument in
liooge mate ontsieren, te doen wegruimen waaromtrent reeds vroeger
eene briefwisseling was gevoerd met de Gemeente-Commissie van het
Nederd. Hervormd kerkgenootschap en met den Minister van Finan
ciën. Deze laatste had bericht dat de bergplaats 26 C voor den dienst
der ambtenaren van de belastingen niet kon worden gemist zoolang
die ambtenaren het lokaal D in gebruik hebbendoch dat er zijner
zijds geen bezwaren bestonden tegen eene eventueele verwisseling
van dat lokaal D met lokaal Emits dat lokaal buiten kosten van het
bestuur der belastingen volgens aanwijzing van den Controleur al
hier tot wachtkamer der komiezen wordt ingericht en de huurprijs
de som van 70.niet te boven gaat. Alsdan zoude de huurster van
lokaal E naar D kunnen verhuizen en de bergplaats 26C evenals 26
A en B kunnen worden geamoveerd.
De Minister gaf uit dien hoofde in overweging aan dit denkbeeld
gevolg te geven en eene regeling in bovenbedoelden zin te treffen,
waardoor de gewenschte opruiming der lokalen 26A, B en C mogelijk
zal worden, zich vleiende dat daartegen geene bedenkingen zullen
rijzen en tevens dat de gemeente in het belang der restauratie van
het Kerkgebouw bereid zal gevonden worden de kosten aan deze re
geling en opruiming verbonden te dragen. Naar de Minister vertrouwde
zou zij daartoe overgaanomdat zij aldus in de gelegenheid zal zijn
harerzijds ccnigszins mede te werken tot het welslagen eener restau
ratie welke geheel op kosten van het Rijk en van het Kerkbestuur
wordt uitgevoerd en een der voornaamste monumenten dezer gemeente
ten goede komt.
Door ons werd geantwoord dat blijkens ingesteld onderzoek de
Controleur der Belastingen geen bezwaar zoude hebben lot het be
trekken van het lokaal E, mits daaraan verschillende veranderingen
plaats hebben, als het inbrengen van twee flinke lichtkozijneneen
toegangdeur met portaal, een privaat en bergplaatsje, een houten vloer
en een plafondbeschieting. De weduwe Abspoel, huurster van lokaal
E, waarvan de huur met 1 Mei 1886 eindigde, zoude hoewel on
gaarne, des verlangd, het lokaal D willen betrekken, doch had het
behoud van de groote deuren voor haar handel noodig, zoodat deu
ren uit E naar zouden moeten worden verplaatst. De kosten van
een en ander werden begroot op 750. Tegen de uitvoering van het
plan van de Regeering bestond alzoo uit een technisch oogpunt geen
afdoend bezwaar. Intusschen merkten wij op datwanneer eenmaal
met afbreken begonnen werd, er wellicht andere en grootere her
stellingen daaruit konden voortvloeien, waardoor de kosten niet on
belangrijk zouden vermeerderen.
Wat nu aangaat het voorstel om de kosten aan de opruiming ver
bonden ten laste van de gemeente te nemen, verklaarden wij bezwaar
te moeten maken, een daartoe strekkend voorstel aan den raad in te
dienen. Met het oog op de vele uitgaven die voor noodzakelijke
werken ten laste van de gemeente komen en de vermindering van
enkele ontvangstpostenachtten wij eene dusdanige bezwaring der be
grooting niet wel gerechtvaardigd. Bovendien zoude door de bedoelde
opruiming, naar onze meening, de restauratie der kerk nog niet ge
heel aan het doel kunnen beantwoorden en zou dit eerst kunnen
worden bereikt, wanneer tot de opruiming van alle huisjes, die tegen
het kerkgebouw zijn aangebouwd, werd overgegaan.
Inmiddels naderde de tijd dat de huur van het lokaal bij de we
duwe Abspoel in gebruik eindigde en verzocht deze om continuatie
van de huur. Alvorens een voorstel tot verlenging van de huur
aan den Raad in te dienen verzochten wij daarom mededeeling van
de door ZE. omtrent de plannen tot restauratie genomen beslissing.
Wij ontvingen daarop ten antwoord dat uit onze mededeelingen
bleek dat de slooping van de tegen de Hooglandsche kerk aangebouwde
bergplaats 26 C niet alleen tengevolge zou hebben de wederkeerige
overplaatsing van de gebruikers der lokalen D en E, maar ook het
aanbrengen van lichtkozijnen en groote deurenwaardoor de gevel
van het geheele gebouw ontsierd zou worden en ook het aanzien der
Hooglandsche kerk zou lijden. De Minister zag daarom af van het
denkbeeld om de lokalen 26A en C te sloopen en bepaalde zich de
amotie te vragen van het zandhok 26 B. Tevens drukte ZE. het ver
trouwen uit dat de gemeente Leiden dit werk, dat van geringen om
vang is, wel op hare kosten zal willen uitvoeren.
Na ontvangst van dit bericht werd de continuatie van de huur van
het lokaal n°. 24 aan de weduwe Abspoel voorgesteld, waartoe inde
raadszitting van 18 Maart jl. werd besloten, en door de Commissie
van Fabricage een nader onderzoek in deze ingesteld, waarvan het
resultaat wordt medegedeeld in nevensgaand rapport.
Daaruit blijkt dat tegen het wegbreken van het zandhok geen bezwaar
bestaat, terwijl de pomp thans tegen het zandhok staande eenigszins
verplaatst moet worden. De kosten van de veranderingen zijn geraamd
op ongeveer 130.
Het komt ons voor dat er alleszins termen bestaan om overeenkom
stig het verzoek van de Regeering deze geringe uitgave voor rekening
van de gemeente te nemen, ook met het oog op de belangrijke bij
dragen van het Rijk in de restauratie van de kerkterwijl de toestand
door deze verandering ongetwijfeld zal worden verbeterd.
Nu overigens de andere gebouwtjes behouden zullen blijven, zoo
zijn verschillende herstellingen daaraan dringend noodig. De ruiten
behooren te worden vernieuwd en door het aanbrengen van draadnet
voor de ramen tegen het inwerpen der ruiten te worden gewaakt;
uitwendig moet alles worden geverfd, terwijl inwendig het Kantoor
der belastingen daar evenzeer behoefte aan heeft, alwaar het aan
brengen van een plafond mede noodig wordt geacht. Aan deze laatste
werken is een uitgaaf van ongeveer f 240 verbonden.
Wij geven Uwe Vergadering op grond van een en ander in over
weging 1°. te besluiten dat de door den Minister van Binnenlandsche
Zaken noodig geachte veranderingenbij de Hooglandsche kerkwaar
van de kosten ongeveer 130 bedragen, voor rekening van de ge
meente zullen worden uitgevoerd2° ons college te machtigen tot het
doen uitvoeren van de in de tweede plaats omschreven herstellingen
waarvan de kosten zijn geraamd op ongeveer 240, zullende alsdan
zoo noodig, te zijner tijd een voorstel tot verhooging van den be-
trekkelijken post der begrooting door af- en overschrijving worden
ingediend.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 20 April 1886.
Met terugzending der stukkenbetreffende de slooping van de
tegen de Hooglandsche Kerk aangebouwde eigendommen der ge
meente in verband met de voorgenomen restauratie van dat Kerk
gebouw, heeft de Commissie van Fabricage de eer te berichtendat nu de
Minister van Binnenlandsche Zaken heeft verklaard aftezien van het
denkbeeld, om de lokalen, Wijk 7 Straatn". 26A (6 26C te sloopen
en zich te bepalen tot het zandhok N°. 26B geen overwegend bezwaar
bestaat tegen het wegbreken van het zandhokomdat het lokaal
N°. 26A daarvoor kan worden ingericht en het privaat kan vervallen
mits het bestaande aan het andere uiteindeten dienste der Rijks-
Commiezen wordt in orde gebracht en de pomp tegen het zandhok
staandetevens wordt verplaatstwaarvan de kosten worden geraamd
op ƒ130.
Intusschen vorderen de overige lokalen ook herstellingen, zoo als
het herstellen van gebroken ruiten en het maken van draadnetten
voor de ramen, het verven van het houtwerk en het maken vaneen
plafond in het kantoor, waartoe een uitgaaf van 240.daarenboven
wordt gevorderd.
Deze buitengewone herstellingen zullen derhalve verhooging ver-
eischen der begrootingssom voor onderhoud van huizen en op de
begrooting voor 1886 toegestaan.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage.
der gemeente Leiden.
N°. 10§. Leiden, 29 April 1886.
Door J. F. Kramer, derde onderwijzer aan de Jongensschool 2e
klasse is een verlof verzocht buiten bezwaar van de gemeentekas van
1 Juli 1886 tot 1 Januari 1887, ten einde zich gedurende eenigen
tijd geheel aan eigen studie te kunnen wijden, aangezien hjj zich
wenscht te bekwamen voor het acte-examen voor de Engelsche taai
en letterkunde Middelbaar onderwijs.
Tegen het verleenen van het gevraagd verlof bestaan bij het Hoofd
der school, den Arrondissements-Schoolopziener, noch bij ons college
bezwarenterwijl gemakkelijk een geschikt en bekwaam persoon kan
worden gevonden om de lessen gedurende de afwezigheid van ge
noemden onderwijzer tegen dezelfde bezoldiging waar te nemen.
Intusschen achten wij ons niet gerechtigd zonder machtiging van
Uwe Vergadering op het verzoek gunstig te beschikken aangezien het
hier geldt een buitengewoon verlof van een halfjaar.
Wij wenschen U mitsdien in overweging te geven ons college te
machtigen om het gevraagd verlof met inhouding van de jaarwedde
gedurende den verloftijd aari meergenoemden onderwijzer te verleenen.
Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad.
N°. 109.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Het Bestuur van de Afdeeling Leiden en Omstreken der Hollandsche
Maatschappij van Landbouw neemt met verschuldigde gevoelens de
vrijheid U namens genoemde afdeeling te verzoeken in de verordening
op het gebruik van hel waagge"bouw en boterhuis te Leiden zoodanige
wijzigingen te maken, dat daarin wordt opgenomen de bepaling, dat
genoemd gebouw des Zaterdagsmorgens tot 12 uren uitsluitend be
stemd is tot het te koop aanbieden en verhandelen van boter en
verboden zal zijn tot genoemden tijd aldaar surrogaten van boter,
hoe ook genaamd, te koop aan te bieden of aan te voeren.
De redenen, die de afdeeling tot dit verzoek hebben gebrachtzijn
nedergelegd in de memorie van toelichtingdie het bestuur de eer
heeft bij dit verzoek over te leggen.
't Welk doende, enz.
Het Bestuur voornoemd,
J. Rinkes Borger, Voorzitter.
Leiden, 25 Maart 1886. J. C. Smit, Secretaris.
Memorie van toelichting tot het verzoek om kunstboter te
weeren uit het waaggebouw, wanneer daar boter wordt
verkocht.
In de laatste jaren en speciaal, in den nu afgeloopen winter wer
den herhaaldelijk tusschen de vaatjes boter, die aan de botermarkt
te Leiden worden aangevoerdgevonden vaatjes gevuld met zooge
naamde kunstboter.
Dit feit werd ter sprake gebracht in eene vergadering van de af
deeling Leiden en omstreken der Hollandsche Maatschappij van Land
bouw en na eene gedachtenwisseling over den invloeddien de aan
voer van dergelijke surrogaten kan uitoefenen op den bloei van de
Leidsche Botermarkt, werd besloten aan het bestuur dezer gemeente
te vragen, zoodanige maatregelen te nemen, dat de Zaterdagsche
botermarkt uitsluitend bestemd blijve voor den handel in natuurboter.
De vergadering meende dat dit verzoek een gunstig onthaal kon
vinden om de volgende redenen;
Het is algemeen bekend, dat er in de laatste jaren op uitgebreide
schaal geknoeid wordt in den boterhandel. De kunstboter wordt op