INGEKOMEN STUKKEN. N*. 103. Leiden, 22 April 1886. Onder overlegging van het verzoek van M. J. W. Weeninghom een dain te mogen leggen in de sloot langs den Zoeterwoudsehen singel en het betrekkelijk advies van de Commissie van Fabricage hebben wjj de eer U mede te deelen dat ook bij ons college tegen de inwilliging van het verzoek onder de voorgestelde voorwaarden geen bezwaar bestaat, doch geven wij in overweging de beschikking op het verzoek aan te houdentotdat omtrent het voorstel van de raadsleden De Goeje c. s. eene beslissing zal zijn genomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen M. J. W. Weeningh te Amsterdam dat adressant, om een uitpad te verkrijgen uit het perceel land, bekend als gemeente Zoeterwoude Sectie A. N®. 192, verzoekt een dam met duiker te mogen leggen in de Singelsloot, N°. 227 dier Sectie. Hij vraagt daartoe uwe vergunning. 't Welk doende, enz. M. J. W. Weeningh. Leiden, den 20 April 1886. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van M. J. W. Weeningh wonende te Amsterdam te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen van de gevraagde vergunning tot het leggen van een dam in de sloot langs den Zoeterwoudsehen singel voor het perceel land, gelegen onder de gemeente Zoeterwoude Sectie A No. 192, tot het verkrijgen van een uitpad op dien singel, mits aan weêrszijden behoorlijk te beschoeien en het leggen van een duiker tot verbinding der beide gedeelten van de slootonder toe zicht van den Gemeentearchitect en tegen betaling van het recht, bepaald bij art. 3 n°. 35 van het Tarief, vastgesteld den 5en Maart 1857, alles na verkregen goedkeuring van het Hoogheemraadschap van Rijnland en aan te houden tot na het nemen van eene beslissing door den Gemeenteraad, op het aanhangige voorstel betreffende de verhouding van de ingezetenen der aangrenzende gemeenten tot de gemeente Leiden. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der gemeente Leiden. N*. 104. Leiden, 22 April 1886. Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel dat er be zwaar bestaat om aan R. Koekkoek den gevraagden grond van het Plantsoen in eigendom af te staan, zoodat wij, onder aanbieding van de betrekkelijke stukken, üwe Vergadering in overweging geven af wijzend op het verzoek te beschikken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. De WEd. Achtb. H.H. Burg. en Weth. der gemeente Leiden. Met deze was beleefd mijn verzoek, om een strook grond te mogen hebben aan het Plantsoen bij de Rijnstraat, volgens de conditie der door mij gekochte terreinen, van hierbij zijnde teekening, of ter grootte zooals de Weledel Achtbaren het goeddunken. De aanleiding van dit mijn beleefd verzoek is, dat de deuren van het hekniet voldoende kunnen geopend worden door den uitbouw der bordessendus daardoor de toegang der huizen wordt belemmerd. Zoo verblijf ik met de meeste hoogachting, UWEd. Achtb. Dienstw. Dienaar R. Koekkoek. Leiden, 20 April 1886. De Commissie van I' abricage heeft de eer op het request van R. Koekkoek te berichten, dat uit de bijgevoegde teekening blijkt dat de lijn van den weg of het pad op het Plantsoen langs zijn nieuw te bouwen huis, uiterst onsierlijk zou worden, wanneer aan zijn verzoek werd voldaan en door opoffering der boomen onder A en B zelf zeer nadeelig zou wezen voor het schaduwrijke van het Plantsoen dat daarenboven het Plantsoen bij de Rijnstraat zeer smal is en door het onttrekken van een strook, een zeer onbeteekenend beplant ge deelte zou overblijven, terwijl het bezwaar dat de hekken niet kunnen opendraaienzou kunnen worden weggenomendoor het maken van eenvoudige openingen in het hekwerk, zooals bij de huizen aan den Morschsingel of een schuivend in plaats van een draaiend sluitbaar hekje voldoende kan worden geacht. De Commissie heeft derhalve bezwaar tegen het gedaan verzoek om afstand van de gevraagde strook grond te verkrijgen. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der gemeente Leiden. N°. Leiden, 22 April 1886. Blijkens het door de Commissie van Fabricage ingesteld onderzoek bestaat er geen bezwaar om overeenkomstig het door B. C. Looijaard en 51 andere belanghebbenden in het hierbjj overgelegd adres te kennen gegeven verlangen, eenige wjjziging te brengen in de inrichting van de Nieuwe Beestenmarkt. In het belang van den bloei onzer veemarkt is het daaromook onzes inziens, wenschelijk de noodige en mogelijke veranderingen aan te brengen. Intusschen is, zooals uit de stukken blijkt, niet alles wat de adressanten verlangen uitvoerbaar en in geen geval op dit oogenblik. Vooreerst zal het rijpad tusschen de standplaatsen op de Nieuwe Beestenmarkt met keien behooren bestraat te blijven en is het plaatsen van palen op de Lammermarkt niet aan te bevelen ook met het oog op het groot aantal tenten welke aldaar met de jaarlijksche ker mis moeten worden geplaatst, terwijl eerst tegen het najaar met de gewenschte veranderingen een aanvang zal kunnen worden gemaakt, aangezien het werk vóór de groote lammermarkten niet gereed kan zjjn en de tijd tusschen die markten en de kermis mede daarvoor te kort is; de met een en ander gepaard gaande drukte moet afgeloopcn zijn alvorens met het opbreken van de straat kan worden begonnen. Voor arbeidsloon en materiaal worden de kosten geraamd op on geveer f 1300, die evenwel hoogstwaarschijnlijk uit de bestaande posten van Dag- en Weekgelden der werklieden en onderhoud van straten en pleinen zullen kunnen worden gevonden, terwijl voor het benoodigd aantal nieuwe klinkers vermoedelijk de gewone leverantie zal voldoende blijken. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering in over- weging ons de noodige machtiging te verleenen om de bedoelde ver andering tegen het najaar te doen uitvoeren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geven met verschuldigden eerbied te kennen: de ondergeteekendenallen belanghebbenden bjj de beestenmarkt te Leiden; dat de toestand waarin de Nieuwe Beestenmarkt en Korte Lange- gracht zich bevinden, van dien aard is, dat verschillende veran deringen noodzakelijk moeten plaats hebben; dat toch gebrek aan ruimte door de tegenwoordige inrichting aldaar slechte plaatsing voor de beesten en niet gewenschte bestrating de belangen der markt zeer in den weg staanterwijl met geringe kosten een en ander gemakkelijk beter kan worden ingericht; dat de aanstaande drukke markten, benevens de groei der boomen die verplaatst zouden moeten wordenspoed zeer gewenscht maken. Redenen waarom zfj zich tot U wenden, met verzoek om op de Nieuwe Beestenmarkt de twee middelste rijen te doen vervallen, en te verplaatsen naar de Korte Langegracht, de keien te verwijderen en te vervangen door klinkersen de bestrating te doen op de wjjze als op de (oude) Beestenmarkteen en ander volgens bijgaande teekening. 'tWelk doende, Leiden, 9 April 1886. B.C.Looïaard. Volgen de namen van 51 adressanten. Leiden, 20 April 1886. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van B. C. Looyaard c. s. te berichten, dat geen bezwaar bestaat tegen de ver anderingen die zij verlangen op de Nieuwe Beestenmarkt, met dien verstande, dat het rijpad tusschen de standplaatsen met keien bestraat behoort te blijven en het plaatsen van palen op de Lammermarkt met het oog op de kermis niet raadzaam is. De kosten voor de nieuwe inrichting der Nieuwe Beestenmarkt worden geraamd op 1300.voor arbeidsloonen en materialen. Aan gezien evenwel dit werk zou geschieden onder eigen beheer, kunnen de arbeidsloonen worden gevonden uit den post van Dag- en Weekgelden en de nieuwe klinkers, uit de voor dit jaar te leveren hoeveelheid die voor de straten wordt aangeschaft. Dit werk kan echter eerst aanvangen in het najaar, omdat zulks niet gereed kan komen vóór den aanvang der groote Lammermarkt en ook niet vóór de daarop invallende kermisterwijl het verplaatsen der boomen en het opbreken der straat ook tot uitstel verplichten. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der gemeente Leiden. N*. 106. Leiden, 22 April 1886. Door het Bestuur der Vereeniging de Practische Ambachtsschool worden bij nevensgaand schrijven ingevolge art. 9 der statuten twee voordrachten ingediend voor de benoeming van twee leden van het Bestuur ter vervulling van de vacatures ontstaan ten gevolge van periodieke aftreding. Onder verwjjzing naar die voordracht geven wjj Uwe Vergadering in overweging tot de benoeming van twee Bestuurders van genoemde Vereeniging over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. Edel-Achtbare Heeren. Het hestuur van de Vereeniging de Practische Ambachtsschool te Leiden heeft hierbij de eer U kennis te geven dat op de Algemeene Vergadering der voornoemde Vereeniging gehouden 14 April 1886, benoemd zijn in de vacature ontstaan door het periodiek aftreden van den heer L. Maas de heeren L. Maas en J. G. Mathol en in de vacature P. Marks de heeren P. Marks en P. G. Lancel. Volgens artikel 9 der Statuten onzer Vereeniging verzoekt het Be stuur voornoemd U beleefdelijk, genoemde tweetallen in den Raad in te dienen, tot het doen eener keuze tot Bestuurslid. Namens het Bestuur der Vereeniging de Practische Ambachtsschool, J. M. Van Bemhelen, Voorzitter. A. L. Dfi Stcrlbr Secretarii.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 1