18 VII. Idem van een tijdelijk ambtenaar belast met het toezicht op de invordering van de belasting op de honden. (Zie Ing. St. n°. 47). De Voorzitter. Ik heb de eer eene kleine wijziging in het voorstel van B. en W. in overweging te geven. Wij wenschen namelijk het tijdelijk karakter aan deze benoeming te ontnemen. De inspecteur, speciaal belast met het toezicht op de honden, kan behalve door ongesteldheid zooals thans het geval is, ook door andere dienstplichten verhinderd worden zijne functiën waar te nemenhet is daarom wenschelijk dat wij een persoon hebben, die hem steeds kan vervangen, en die bevoegd is proces verbaal van overtredingen op de Verordening betreffende de belasting op de honden op te maken. De Heer Juta. Wanneer ik mij niet vergis, M. de V., is aan deze geen bezoldiging verbonden. De Voorzitter, 't Is eene onbezoldigde betrekking. Benoemd wordt C. D. Popken met 20 stemmen, terwijl, 1 blanco briefje was ingekomen. VIII. Verzoek van de Leidsche Duinwatermaatschappij, om water te mogen leveren aan ingezetenen van Leiderdorp aan de Haarlemmertrekvaart. (Zie Ing. St. n°. 39). De heer De Goeje. Ik stel U voor, M. de V., om de behandeling van dit verzoek uit te stellen, totdat beslist zal zijn over het voorstel van de 4 leden, dat zoo even is voorgelezen. Ik doe dit, daar ik niet geloof dat het mogelijk zal zijn de vergunning te geven onder hetzelfde voorbehoud om later daarop terug te komen, waaronder de levering van gas is toegestaan. Het voorstel van den heer De Goeje wordt ondersteund en kan dus een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De Voorzitter. Ik moet er nogmaals attent op maken, ofschoon het reeds in ons voorstel is gedaan, dat de reserve die de gemeente gemaakt heeft omtrent de levering van water buiten de gemeente, alleen ten doel heeft te voorkomen dat tengevolge daarvan wellicht gebrek zoude ontstaan voor de behoorlijke levering van water in de gemeente, waar voor thans echter geen het minste gevaar bestaat, zoodat de Gemeente raad feitelijk wel de macht heeft op grond van de concessie het verzoek te weigeren, maar ik betwijfel ot dit billijk zou zijn tegenover de maat schappij. Zij heeft toch met hetgeen in het voorstel van de 4 leden staat, niets te maken, want het is immers de gemeente niet, die duin water levert! Aan eene quaestie, zooals die welke in den laatsten tijd hier is opgeworpen, is zelfs niet gedacht toen de voorwaarde in de con cessie werd opgenomen, dat de maatschappij toestemming van den Raad noodig had om water buiten de gemeente te mogen leverenen nu is het ontegenzeggelijk een groote onbillijkheid tegenover de maatschappij, wan neer wij de behandeling uitstellen, en berokkenen wij haar (en natuurlijk gelijkertijd onszelven omdat wij in de winsten deelen) een niet te mis kennen nadeel, omdat zij dan genoodzaakt zal zijn hetzelfde werk tweemaal te moeten doen, dat nu in eene moeite zou kunnen doorgaan; ik heb hier namelijk het oog op het opgraven en weder in orde brengen van den weg, waaraan betrekkelijk vrij hooge uitgaven zijn verbonden. De heer Was. M. de V.! Gij hebt geargumenteerd tegen een voorstel, dat niet gedaan is. De heer De Goeje stelt niet voor om afwijzend te be schikken op het verzoek, maar om de zaak uit te stellen, tot dat het voorstel van de 4 leden zal zijn onderzocht. En nu is het mogelijk en misschien zelfs waarschijnlijk, dat de vier leden de eersten zullen zijn, om het geven van duinwater toe te staan, maar wij praejudicieeren de zaak, wanneer wij nu op het verzoek ingaan, daar het bekend is, dat, als het eenmaal is toegestaan, daarop niet meer kan worden teruggekomen. Het is dus beter de beslissing aan te houden, totdat wij den uitslag kennen van het voorstel, dat aan den Raad is aangeboden. De Voorzitter. Wanneer ik het gesprokene door den heer Was ook al toe zou kunnen geven, hetgeen het geval niet is, dan blijft toch het bezwaar bestaan, dat wij een onbillijkheid begaan tegenover de maatschappij, daar het doel van de voorwaarde, in het artikel opgenomen, alleen was de mogelijkheid te voorkomen, dat de gemeente Leiden voor eigen behoefte niet genoeg drinkwater zou kunnen krijgen. Elke maatregel die de strek king heeft om de maatschappij te bemoeielijken in de levering van duin water, voor zoover hij niet wordt gerechtvaardigd door gegronde vrees dat wij zeiven daaronder zouden kunnen lijden, is eene groote onbillijkheid. De maat schappij heeft met de quaestie of wij de niet-ingezetenen voordeelen zullen laten genieten of niet, hoegenaamd niets te maken; en al wordt nu door de aanhouding van het aanhangige verzoek die quaestie niet in beginsel beslist, het bezwaar blijft bestaan dat wij de maatschappij op dubbele kosten brengen, wanneer wij de zaak uitstellen, omdat, zooals ik reeds zeide, de weg dan tweemaal opgegraven en ook tweemaal hersteld zal moeten worden. De heer De Goeje. Wat het eerste betreft, M. de V., geloof ik toch werkelijk dat eerst het voorstel van de 4 leden in den Raad zal moeten behandeld zijn, en wat het tweede aangaat, het geven van duinwater aan den heer Hartevelt is als een geheel op zich zelf staande zaak beschouwd. Door U is in de vorige vergadering gezegd: wij hebben hier te doen met een ingezetene van Leiden en alléén op grond van dat ge zegde is toestemming door den Raad gegeven. Gij brengt thans een nood zakelijk verband tusschen die aanvraag en die welke thans aan de orde is, zoodat gij het onbillijk noemt deze te weigeren nadat wij gene hebben ingewilligd, maar daartoe hebt gij geen recht. Als dit verband werkelijk bestaat, dan had daarop in de vorige vergadering moeten gewezen worden. De Voorzitter. In de vorige vergadering kon dit door mij niet in verband gebracht worden met deze aanvrage. Ik deed toen slechts mede- dedeeling dat zij was ingekomen. De heer Van der Hoeven. Ik ben zoo vrij u te herinneren, dat ik in de vorige vergadering gevraagd heb, of het gevolg van de inwilliging van het verzoek des heeren Hartevelt niet kon worden, dat er meerdere aan vragen zouden inkomenU antwoordde mij, dat zoodanig gevaar niet slechts dreigde, maar dat het al bestonddat echter het toestaan van het ver zoek aan den heer Hartevelt niet als antecedent voor verdere aanvragen kon gelden. Welnu, van die woorden heb ik acte genomen. Gij hebt gezegd, dat wanneer wij nu dit verzoek niet inwilligden, wij de duinwatermaatschappij tweemaal op onkosten zouden jagen. Zij heeft het echter in de hand om die kosten slechts ééns te makenwant als wij met ons besluit wachten, kan zij dat met de uitvoering van het werk ook doen. De Voorzitter. Dit laatste is wel niet onmogelijk, maar zekerheid be staat daaromtrent niet. De heer Hartevelt heeft een contract gemaakt met de maatschappij, hetwelk haar natuurlijk bindt. Is dat contract nu zoo geregeld, dat de levering op zoodanig tijdstip moet aanvangen dat zij den aanleg van de leidingen niet kan uitstelllen, en zij door den heer Hartevelt wordt gesommeerd het werk uit te voeren, dan kan zij niet wachten. De heer Van der Hoeven. Ik weet het ook niet, doch mij dunkt, dat het in ieder geval royaler van de maatschappij zou geweest zijn als zij den vorigen keer ineens met beide verzoeken was gekomen. Maar om ons eerst over te halen water te geven aan de boerderij van den heer Har tevelt, omdat hij een ingezetenen van Leiden is, en n u daaraan meerdere aanvragen te verbinden, ten behoeve van niet-ingezetenen, dit kan onmo gelijk mijne sympathie wegdragen. De Voorzitter. Ik mag niet zwijgen nu er zoo zonder eenigen grond een blaam van deloyauteit op de maatschappij wordt geworpen. Hoe is toch de loop der zaak geweest. Het verzoek betreffende den heer Hartevelt is in de vorige vergadering behandeld. Vóór dat het aan de orde is ge steld, bij de mededeeling der ingekomen stukken, heb ik het verzoek waar mede wij nu op dit oogenblik bezig zijn, vermeld. Toen de Raad het verzoek van den heer Hartevelt inwilligde, wist hij dat er eene tweede aanvraag was, en blijkt dus dat de maatschappij het tweede verzoek heeft ingezonden, vóór dat het eerste behandeld was. Daar komt nu nog bij dat de heer De Goeje zijn voorstel eerst heeft aangekondigd, nadat het eerste verzoek op de agenda stond en het tweede aan den Raad bekend was. Aan een toeleg, als waarvan de heer Van der Hoeven de maat schappij schijnt te verdenken, kan zij dus met geene mogelijkheid gedacht hebben. De heer Alma. Ik wenschte wel te vragen, of er direct verband be staat tusschen het ingekomen voorstel en de aanvraag van omwonen- nen om Duinwater. Wanneer ik het voorstel goed begrepen heb, is de bedoeling der onderteekenaars om omwonenden van Leiden, daar, waar zij dezelfde voordeelen genieten als inwonenden dezer gemeente, een hoo- geren prijs te doen betalen. Wij hebben bij het toestaan van aanvragen van omwonenden slechts na te gaan, of de toevoer van water voor de gemeente voldoende blijft. De regeling van den prijs ligt niet op onzen weg, en behoort aan de duinwatermaatschappij te worden overgelaten. Ik vermeen dat daarom aanhouding van de aanvraag niet wenschelijk is. De heer Was. M. de V., ik wil gaarne even den heer Alma van de onjuistheid van zijn betoog overtuigen. Het is niet tegen te spreken, dat de Gemeenteraad dergelijke verzoeken aan de duinwatermaatschappij kan weigeren of toestaan, en dat aan die maatschappij niet kan worden op gelegd de verplichting om een hoogeren prijs aan niet-ingezetenen voor het duinwater in rekening te brengen. Wanneer wij echter het meerdere geheele weigering kunnen doen, dan kunnen wij ook het mindere doen en aan onze toestemming eene voorwaarde verbin den, b. v. deze voorwaarde, in den geest van het voorstel der vier raads leden, dat aan niet-ingezetenen voor het duinwater een hoogere prijs dan aan ingezetenen moet in rekening gebracht worden. Het ligt dan aan de maatschappij of zij die voorwaarde wil aannemen, maar wil zij dat niet, dan zal voor de aansluiting de onmisbare toestemming van den Raad niet verkregen zijn. Het voorstel van den heer De Goeje wordt in stemming gebracht en aangenomen met 12 tegen 9 stemmen, die van de heeren Zaalberg, Driessen, Knappert, De Fremerij, Hartevelt, Alma, Le Poole, Van Reenen en de Voorzitter. IX. Idem van mej. H. Maas, om een stoep te leggen aan de Kalvermarkt. (Zie Ing. St. n°. 41). Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan. X. Voorstel tot verhooging der jaarwedden van de leeraren in het Fransch en Hoogduitsch aan het Gymasium. (Zie Ing. St. n°. 42). Zonder discussie of hoofdelijke stemming dienovereenkomstig besloten. XI. Verzoek van P. Van Batenburg, om restitutie van schoolgeld. (Zie Ing. St. n°. 43). Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan. XII. Idem van W. G. Meijer, om ontslag als eerste onderwijzer aan de jongensschool 1ste klasse. (Zie Ing. St. n°. 45). Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan. XIII. Idem van mej. W. Du Pon, om ontslag als derde onderwijzeres aan de school 4de klasse n°. 1. (Zie Ing. St. n°. 46). Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan. XIV. Voorstel betrekkelijk de demping der sloot bij de Doelenkazerne. (Zie Ing. St. n°. 49). Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 2