13
Zlttlag van Donderdag 4 Maart 1890»
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Onderzoek van de geloofsbrieven der op 17 Februari jl. benoemde
leden van den Gemeenteraad.
2°. Motie van den heer A. J. Krantz, luidende: „De Raad, van oordeel
dat door de thans geen gas verbruikende bewoners der omliggende
gemeenten een hooger gasprijs in het vervolg moet worden betaald,
gaat over tot de orde van den dag," waaromtrent in de zitting van
11 Februari jl. de stemmen hebben gestaakt, en het betrekkelijk
voorstel van Burg. en Weth. (213 van 1885 en 26)
3°. Voorstel tot wijziging van het Reglement op de Plantenbeurs. (18)
4°. Idem betrekkelijk de regeling der aanstaande Paasch- en Pinkster-
vacantiën aan het Gymnasium. (22)
5°. Verzoek van Dr. J. Baert, om ontslag als stadsgeneeskundige. (24)
6°. Voorstel tot verhooging van den post der begrooting, dienst 1886,
uitgetrokken voor de demping der Zijdgracht. (29 en 37)
7°. Verzoek van de Leidsche Duinwater-maatschappij om water te leve
ren voor een perceel aan de Haarlemmertrekvaart. (30)
8°. Voorstel betrekkelijk de kosten van de hulpbanken der Bank van
Leening en tot vermeerdering van het kapitaal der gemeente in die
Instelling. (31 en 38)
9°. Tweede Suppletoir Kohier der Plaatselijke Directe Belasting, dienst
1886. (32)
10®. Verzoek van M. H. Lem, om ontslag als tweede onderwijzer aan de
Leerschool. (33)
11°. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving
op de begrooting, dienst 1886. (Kosten van aanleg van een park op
de Ruïne). (36 en 38)
Tegenwoordig 17 leden, als: de heeren Driessen, Kaiser, De Goeje,
Zaalberg, Knappert, Van Hoeken, Le Poole, Alma, Zaaijer, Du Rieu, Juta,
Krantz, Bool, De Fremery, Verster, Van der Hoeven en de Voorzitter.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
11 Februari jl. worden gelezen en goedgekeurd.
De heeren Van Dissel, Nijkamp, Bredius en Was hebben kennis gege
ven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De Voorzitter deelt mede
1°. Missive van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland, dd. 15/20
Februari jl. B. n°. 340 (3a® afd.) G. S. n°. 2/1, houdende mededeeling
dat een bedrag van f 39063 aan deze gemeente zal worden uitgekeerd
als subsidie in de kosten lager onderwijs, dienst 1886.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van W. G. Meijer, om ontslag als eerste onderwijzer aan
de Jongensschool 1®*® klasse.
2°. Idem van E. J. Schlette, om een gedeelte sloot langs het Delftsche
jaagpad te doen dempen en het gedempte in eigendom te bekomen.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
3®. Verslag van den Praelector in de Verloskunde over 1885.
Zal worden opgenomen in het verslag der gemmeente.
4®. Bezwaarschrift van J. Helder Jz. te Pieterburen, tegen zijn aanslag
in de plaatselijke directe belasting 1885.
5®. Rekening en verantwoording van de Plaats. Schoolcommissie over 1885.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
6®. Verslag van de Plaatselijke Schoolcommissie.
Zal worden opgenomen in het gemeente-verslag.
7®. Verzoek van de Leidsche Duinwater-maatschappij om ook duinwater
te mogen leveren aan bewoners van de Haarlemmertrekvaart in verband
met de levering van duinwater aan de boerderij van den heer Hartevelt.
8°. Verzoek van A. Van Leeuwen en de andere notarissen, ter bekoming
in eigendom van grond aan de Boomgaardsteeg.
9®. Missive van Commissarissen der Gasfabriek over de bedoeling van
het raadsbesluit van 4 Mei 1882, waarbij het Raamland ter beschikking
is gesteld van Commissarissen.
10®. Adres van A. Teljeur, om met palingfuiken te mogen visschen in
de Singelgrachten.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
Aan de orde is:
I. Onderzoek van de geloofsbrieven der op 17 Februari jl. benoemde
leden van den Gemeenteraad.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Bool, Zaalberg en De Goeje ver
zoeken zich in Commissie te willen vereenigen, om de geloofsbrieven te
onderzoeken P
De vergadering wordt voor eenige oogenblikken geschorst.
Na heropening geeft de Voorzitter het woord aan den heer Bool.
De heer Bool. Mijne HeerenDe Commissie, zooeven benoemd tot het
onderzoek van de geloofsbrieven der nieuwbenoemde raadsleden, heeft zich
van die taak gekweten. Zij heeft bevonden dat overeenkomstig artikel 17
der gemeentewet zijn overgelegd:
door den heer Mr. S. J. Fockema Andreae, behalve het afschrift van
het proces-verbaal der verkiezing, een extract uit het geboorte-register der
ZlTTINQVBBSLAO 1886.
gemeente Opsterland, waaruit blijkt dat hij aldaar den 4a®n Juni 1844 is
geboren; eene verklaring van den Burgemeester, waaruit blijkt dat hij
het jaar, voorafgaande aan de verkiezing, zijne woonplaats binnen de ge
meente gehad heeft; en eene verklaring van den benoemde dat hij geene
andere openbare betrekking bekleedt dan die van Hoogleeraar aan de
Rijks-Universiteit alhier;
door den heer L. G. Le Poole, behalve het afschrift van het proces
verbaal der verkiezing, een extract uit het geboorte-register der gemeente
Leiden, waaruit blijkt dat hij den 258ten Juni 1848 aldaar is geboren;
eene verklaring van den Burgemeester dat hij het jaar, voorafgaande aan
zijne benoeming, hier heeft gewoond en eene verklaring van den benoemde
dat hij geene andere openbare betrekking bekleedt dan die van lid der
kamer van Koophandel en Fabrieken alhier;
door den heer Mr. J. B. Vos, behalve het afschrift van het proces
verbaal der verkiezing, een extract uit het geboorte-register der gemeente
Leiden, waaruit blijkt dat hij den 5a«n September 1823 aldaar is geboren;
eene verklaring van den Burgemeester dat hij het jaar, voorafgaande aan
de verkiezing, hier heeft gewoond en eene verklaring van den benoemde
dat hij geen openbare betrekking bekleedt en door den heer J. J. Masijk
Huijser Van Reenen, behalve het afschrift van het proces-verbaal der ver
kiezing, een extract uit het geboorte-register der gemeente Egmond-Binnen,
waaruit blijkt dat hij den 13a®n Februari 1830 aldaar is geboren; eene
verklaring van den benoemde dat hij geene openbare betrekking bekleedt.
Voorts is Uwer Commissie gebleken dat al de benoemden van de aan
neming hunner benoeming hebben kennis gegeven binnen den daarvoor bij
artikel 13 der gemeentewet gestelden termijn.
Het is Uwer Commissie alzoo gebleken dat al de geloofsbrieven in be
hoorlijke orde zijn en zij adviseert mitsdien tot toelating van die heeren
als leden van den Raad.
Dienovereenkomstig wordt achtereenvolgens zonder hoofdelijke stem
ming besloten.
II. Motie van den heer A. J. Krantz, luidende„De Raad, van oordeel
dat door de thans geen gas verbruikende bewoners der omliggende gemeenten
een hooger gasprijs in het vervolg moet worden betaald, gaat over tot
de orde van den dag," waaromtrent in de zitting van 11 Februari jl.
de stemmen hebben gestaakt, en het betrekkelijk voorstel van Burg. en Weth.
(Zie Ing. St. n®. 213 van 1885 en 26).
Voor stemden de heeren Zaalberg, Van Hoeken, Zaaijer, Du Rieu, Juta,
Krantz, Verster en Van der Hoeven.
Tegen de heeren Driessen, Kaiser, De Goeje, Knappert, Alma, Bool,
De Fremery en de Voorzitter.
Aangezien de stemmen wederom staken, wordt de motie geacht te zijn
v erworpen.
De Voorzitter. In de vorige vergadering heeft de heer Kaiser aan
het einde van de discussiën in overweging gegeven, het voorstel van Burg.
en Weth. aan te vullen met het enkele woord: „voorloopig." Daarover
kon echter toen niet worden gediscussieerd, omdat het lot van de motie
Krantz eerst beslist moest zijn.
Daar deze nu verworpen is, zou ik den heer Kaiser willen vragen of
hij in dien geest nu een voorstel wenscht te doen?
De heer Kaiser. Wanneer mijn voorstel door U niet wordt overgeno
men, M. de V., ben ik gaarne daartoe bereid.
De Voorzitter. Voor zooverre de leden van het Dagelijksch Bestuur
tegenwoordig zijn, maken zij geen bezwaar het voorstel van den heer
Kaiser over te nemen, en worden de leden van den Raad verzocht ons voor
stel aldus te lezen: „aan Commissarissen der Gasfabriek te kennen te
geven, dat de Gemeenteraad het wenschelijk acht voorloopig geene veran
dering te brengen in de tot dusverre gevolgde wijze van gaslevering buiten
de gemeente."
De heer De Goeje. Ik heb ditmaal, M. de V., tegen de motie van den
heer Krantz gestemd, hoewel ik in de vorige vergadering daaraan mijn
stem gegeven heb. Bij nadere overweging toch scheen het mij toe dat de
motie ons niet zou leiden tot datgene, wat ik in het belang van de ge
meente wenschelijk acht, nl. dat wij een gedragslijn vaststellen tegenover
de bewoners van de omstreken der gemeente.
Tegenover die bewoners nu, kunnen wij een van deze drie houdingen
aannemen
1®. Kunnen wij hun weigeren de voordeelen te genieten, die onze ge
meente oplevert:
2®. Kunnen wij hun deze voordeelen toestaan op voorwaarden, die een
soort van equivalent vormen, daartegenover dat zij niet medebetalen aan
de gemeentebelastingen
3®. Kunnen wij hen op gelijken voet behandelen als de ingezeten der
gemeente.
Wat het eerste punt betreft, de omwoners het genot der voordeelen
die de gemeente oplevert te ontzeggen, zooals dit gisteren door den Ge
meenteraad van Amsterdam op eene aangrenzende gemeente is toegepast,
ik vind dit onwelwillend en hard; men zou het plagen kunnen noemen
en zoo iets ligt allerminst in mijne bedoeling.
Het derde standpunt, gelijkstelling der omwoners met de inwoners, is
eigenlijk eene premie aan de bewoners van Leiden, die zich buiten willen
vestigen; zij gaan even over de grenzen wonen, genieten dan van alle
gemakken, die onze gemeente hun kan aanbieden, en dragen niet in even
redigheid in de lasten bij. Ik ken menschen, welke in die omstandigheden
verkeeren, en zelf bekend hebben, dat dit wel is de belangeloosheid wat
ver drijven. Wanneer wij dus ook dit punt verwerpen, dan blijft alleen het
tweede over. En opdat wij voortaan in dien geest zullen kunnen hande
len, neem ik de vrijheid de volgende motie voor te stellen:
De Raad van oordeel, dat voor de voordeelen, welke deze gemeente
aanbiedt, aan niet-ingezetenen meer in rekening behoort gebracht te worden
dan aan ingezetenen, noodigt Burg. en Weth. uit, om, met inachtneming
van deze beslissing, eene regeling in dien zin te ontwerpen en aan den
Raad in te dienen.