2 bij elke uitbreiding van deze gemeente het geval zal zijn, een gedeelte van haar grondgebied aan Leiden moesten afstaan. Burg. en Weth., niet afgeschrikt door deze rechtmatige teleurstelling, hebben een nieuw plan ontworpen, waarbij het eerste tot engere proportiën werd teruggebracht en daardoor meer kans van slagen aanbood. Dit plan werd den Februari aan Ged. Staten het college dat in deze materie het initiatief moet nemen toegezonden. Na den 4den Februari is evenwel van dit voor deze gemeente zoo gewichtige feit niets meer vernomen. Mocht ik in de vergadering van den 8sten October de verwachting uitspreken, dat Ged. Staten de plannen in ernstige overweging nemen, het blijkt mij nu door Uwe welwillende mededeeling, M. de V. dat mijn hoop ijdel is geweest. Door U vernam ik toch, dat niet alleen door Ged. Staten geene beslissing is genomen, maar dat zelfs geen antwoord is ingekomen op uw schrijven van den 4<Jen Februari 1885. Intusschen acht ik het, ook met het oog op deze voordracht, wensehe- lijk, dat deze zaak niet onbeslist blijve. Wanneer Ged. Staten besluiten om tot de uitbreiding van de grenzen dezer gemeente bet initiatief te nemen, zou ik eene beslissing op deze voordracht voorbarig achten. Moch ten daarentegen Ged. Staten geen termen vinden plannen tot uitbreiding dezer gemeente in overweging te nemen, dan zou ik meenen, M. de V., dat voor ons het tijdstip is aangebroken een vast stelsel aan te nemen, hoe te handelen tegenover ingezetenen van omliggende gemeenten, wanneer zij willen deelen in de voordeelen die deze gemeente aanbiedt, zonder te dragen in de lasten, die voor onze ingezetenen met die voordeelen gepaard gaan. Eene regeling, die alleen betrekking heeft op het gasverbruik zou dan hoogst onvolledig zijn. Wil de Raad, wanneer onze grenzen niet worden uitgebreid, een vast stelsel aannemen, welnu men make dan eene regeling die niet alleen het gasverbruik, maar alle andere voordeelen, die daarvoor in aanmerking kunnen komen, omvat. Ik heb daarom de eer voor te stellen 1°. Burg. en Weth. uit te noodigen eene beslissing uit te lokken van het College van Ged. Staten omtrent zijn voornemen ten aanzien van de uitbreiding dezer gemeente, daarbij aan dat College te kennen gevende, dat de Gemeenteraad van Leiden van oordeel is, dat uitbreiding van de grenzen dezer gemeente dringend noodzakelijk is. 2°. Aan heeren Commissarissen der Gasfabriek te antwoorden, dat de Raad eene beslissing over deze zaak zal nemen, zoodra van het gevoelen van Ged. Staten omtrent de uitbreiding dezer gemeente zal zijn gebleken, met verzoek om alle aanvragen tot aansluiting aan de Gasleiding voor panden buiten deze gemeente gelegen aan te houden, tot de Raad ten deze eene principieele beslissing zal hebben genomen. De Voorzitter. De heeren hebben zeker alle de duidelijk door den heer Was voorgelezen motie gehoord? Wordt die motie ondersteund? Genoegzaam onderstennd, kan zij een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer Kaiser. Een enkele vraag slechts, M. de V.? Wanneer ik de verordening op de Stedelijke Gasfabriek inzie (Gemeenteblad n°. 17, 1882), dan lees ik in artikel I: „De Stedelijke Gasfabriek is een eigendom der gemeente, daargesteld voor de straatverlichting der gemeente en ten dienste van particulieren, voor de verlichting van woningen en gebouwen." Ik geloof, dat daarin ligt opgesloten, dat die particulieren geen particulieren behoeven te zijn binnen de gemeente, zoodat de Commis sarissen der Gasfabriek feitelijk het recht hebben gas te leveren aan par ticulieren buiten de gemeente. Zij zouden b. v. geen gas mogen verstrekken aan de gemeente Katwijk tot verlichting harer straten, maar wel aan ingezetenen in die gemeente woonachtig. Is dit zoo, dan vervalt de vraag door de Commissarissen der gasfabriek gedaan. De Voorzitter. Ik geloof, dat uwe opvatting volkomen juist is; maar dat neemt niet weg, dat de Raad de bevoegdheid behoudt aan de Com missarissen der gasfabriek eene zekere instructie te gevenzij hebben zeer zeker op grond van de thans vigeerende instructie het recht, aan particulieren buiten de gemeente gas te leverenmaar de Raad kan evenwel een besluit nemen, dat daaraan voor den vervolge een einde maakt. Het is dan ook volstrekt niet vreemd, dat de Commissarissen der gasfabriek deze vraag gedaan hebben naar aanleiding van discussiën, in den laatsten tijd in den Raad gevoerd over verschillende adressen van ingezetenen der omliggende gemeentenen ik ben 't met den heer Was eens, dat dit eene goede gelegenheid is om eene principieele beslissing uit te lokken. De heer Bool. Mij dunkt dat er wel eenig bezwaar in die motie ge legen is. Er is zeker niemand, die meer dan ik wenscht, dat de uitbrei ding van de grenzen der gemeente spoedig tot stand kome; maar dat verlangen mag ons niet tot onbillijke handelingen leiden. Naar mijn inzien zullen wij zulk eene onbillijkheid begaan, indien wij thans aan de hier bedoelde ingezetenen van andere gemeenten gas gingen weigeren. Die levering is in mijn oog nog het eenige middel om die personen eenigs- zins in de lasten onzer gemeente te doen meêdragen. Men vergete toch niet dat de gasfabriek eene gemeente-inrichting is en wij verleden jaar tot verlaging van den prijs van het gas zijn overgegaan alleen om het debiet van het gas nog te vermeerderen. En nu zich daartoe eene gelegen heid voordoet, moeten wij die ook aangrijpen. Met den geachten voor steller ben ik van meening, dat wanneer eene beslissing zal genomen zijn omtrent de grensquaestie dezer gemeente, eene regeling dezer zaak niet langer zal mogen uitblijven. Maar om nu, in afwachting daarvan, al dadelijk aan die personen de levering van gas te weigeren, zou mijns inziens een onbillijkheid wezen. De Voorzitter. Ik heb u niet in de rede willen vallen, maar u heeft eigenlijk gesproken over het voorstel zelf, dat weder aan de orde zal komen, als de motie van den heer Was wordt verworpen. De heer Was wil, alvorens eene beslissing te nemen over de levering van gas aan par ticulieren buiten de gemeente, een antwoord van Ged. Staten afwachten. Ik geloof ook wel niet dat wij van Ged. Staten eene bepaalde toezegging zullen krijgen dat de zaak spoedig in behandeling zal worden genomen officieus zou ik zelfs wel kunnen mededeelen, welk antwoord op onze vraag of het voorstel van 4 Februari d. v. j. binnen kort in behandeling zal worden genomen of niet, zal inkomenik heb redenen om te veronderstellen dat dit antwoord zal luiden: „voorloopig niet;" doch ook het tegenovergestelde is mogelijk. Is een antwoord, welk dan ook, echter ontvangen, dan kunnen wij de principieele vraag beslissen: zullen wij, al of niet, evenals tot nu toe voortgaan met het geven van faciliteiten aan personen die even bui len Leiden wonen? De heer Bool. M. de V. 1 In strijd met Uwe opinie meen ik wel dege lijk over de motie van den heer Was gesproken te hebben. Wanneer ik die motie goed begrijp, heeft zij ten doel de quaestie der levering van gas aan ingezetenen van andere gemeenten eerst te regelen, wanneer een formeel antwoord van Ged. Staten zal zijn ingekomen. Zulk een antwoord nu krijgen wij of niet of het zal zich zeer lang laten wachten en nu meen ik dat wij inmiddels geene onbillijkheid mogen begaan tegen over hen, die aan de grenzen onzer gemeente wonen. De heer Was. Ik acht het overbodig, M. de V., den heer Bool nog te antwoorden op hetgeen door hem in de eerste plaats werd aangevoerd, omdat daarop door U een zeer volledig en m. i. juist antwoord is gegeven. De heer Bool noodzaakt mij om met een enkel woord tegen zijn betoog op te komen, waarbij hij van de veronderstelling schijnt uit te gaan, dat ik tegen deze voordracht heb gesproken. Dit is onjuist. Opzettelijk heb ik mij noch in den eenen noch in den anderen zin over deze voordracht uitgelaten. En waarom niet? Omdat het mij, wanneer blijkt dat Ged. Staten meenen geen gevolg te moeten geven aan het ingezonden plan van 4 Februari, noodzakelijk voorkomt, dat de Gemeenteraad, zoo men de zaak wil regelen, zich dan bij die regeling niet zal bepalen tot het gas verbruik, maar daarbij zal opnemen alle punten, die betrekking hebben op het geven van faciliteiten aan inwoners van andere gemeenten. Doch wij moeten eerst weten, hoe het college van Ged. Staten over de grens- uitbreiding denkt. Daarom is het doel van mijne motie alleen om het antwoord aan H. H. Commissarissen uit te s t e 11 e n, totdat het antwoord van Ged. Staten is ingekomen, dat zeer eenvoudig kan zijn en zóó weinig tijd zal vorderen, dat het binnen een paar weken te verwachten is. De heer Bool. Na deze nadere verklaring zie ik geen overwegend be zwaar meer in de motie, al kan ik mij toch met het slot daarvan niet vereenigen. De heer Van Dissel. Met het voorstel van den heer Was, M. de V., kan ik zeer goed meegaan, omdat ik het leveren van gas aan ingezetenen van andere gemeenten, in den regel verkeerd en voor onze gemeente scha delijk acht. De onbillijkheid die de heer Bool dan ook in het niet-leveren ziet, kan ik volstrekt niet toegeven. Alleen reeds om de reden, dat, wan neer het voorstel Was wordt aangenomen voorloopig geen gas geleverd wordt aan niet-ingezetenen van Leiden, zal ik voor de motie stemmen. De heer Driessen. Ik moet verklaren, M. de V., dat ik mij met de motie Was niet kan vereenigen. De Gasfabriek toch is hier altijd beschouwd als eene zuiver commercieele inrichting en terecht heeft het bestuur steeds getracht haar uit te breiden en het debiet in het belang van de stad te bevorderen. Ik zou op dienzelfden weg voort wenschen te gaan en geene maatregelen kunnen goed keuren die eene nog verdere uitbreiding in den weg kunnen staan. Ik wil alleen wijzen op de militaire strafgevangenis en de Hollandsche Spoorwegmaatschappij. Daarmee hebben wij contract gesloten over de leve ring van gas. Wij zouden in moeielijke quaestiën gewikkeld worden, wan neer wij aan die inrichtingen geen gas meer wilden leveren. Al kwam er een antwoord van Ged. Staten dan zou ik mij toch met het voorstel van den heer Was niet kunnen vereenigen. De Voorzitter. Ik ben voornemens om te stemmen vóór de motie van den heer Was, en ik geloof, dat 't naar aanleiding van de meening van den heer Driessen (die ook de mijne is) juist op den weg ligt van hen, die het met hem eens zijn om vóór die motie te stemmen. De heer Was, ik onderstel dit ten minste, en eenige andere leden van den Raad wenschen in het vervolg alle faciliteiten te weigeren, die ons worden gevraagd door de bewoners der aangrenzende gemeenten, die wel in onze lusten, maar niet in onze lasten deelen. Laat het zich nu aanzien dat deze, door eene wijziging der grenzen van de gemeente, binnen betrekkelijk korten tijd ingezetenen van Leiden worden, dan zouden, noch de heer Was noch zij die zijn gevoelen deelen, tegen het geven van al die faciliteiten bezwaar hebben. Luidt dus het antwoord van Ged. Staten bevredigend, dan zullen die leden van den Raad, die tegen het voorstel van Burg. en Weth. zouden stemmen wanneer het nu aan de orde werd gesteld, daaraan hunne stem geven. Het gevolg van het aannemen der motie, k a n dus zijn dat de tegenstanders van het voorstel ten principale, voorstanders worden, hetgeen niet het geval zal zijn indien de motie wordt verworpen. Het eenige nadeel aan de motie verbonden is dan dat de aanvraag van den persoon die tot deze gedachtenwisseling aanleiding gaf, eenigen tijd onbeslist blijft. De heer Knappert. M. de V.! Ik begrijp nog niet goed wat u zeide. Ik zou met de motie van den heer Was kunnen meegaan wanneer daarbij werd voorgesteld, dat in afwachting van het antwoord van Ged. Staten met de levering van gas aan ingezetenen der omliggende gemeenten zal worden voortgegaan. Wanneer echter besloten wordt de aanvragers tot gaslevering intusschen af te wijzen, dan zou er een begin van uitvoering worden gegeven aan iets waar ik tegen ben. Wanneer dus met de leve ring van gas aan de ingezetenen in de buitenwijken zal worden voortge gaan, dan kan ik mijne stem aan de motie geven. De heer Was. Mag ik den heer Knappert er op wijzen, dat de Commis sarissen der Gasfabriek hun rapport aldus eindigen „zoodat Commissarissen zich van eene beslissing op dergelijke verzoekschriften wenschen te ont houden, alvorens principiëel eene beslissing door uwe vergadering is ge nomen." Nu is door Burg. en Weth. die principiëele beslissing aan de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1886 | | pagina 2