96 doen klinken, dat zich dit jaar slechts één nieuwe student aan onze Instelling heeft laten inschrijven. Ik zou kunnen zeggen, dat dit getal thans tot twee is geklommen, maar waartoe die ophef? Niemand ont kent immers, dat wij op het oogenblik een ongunstigen tijd beleven en iedereen kent de verschillende omstandigheden waarvan deze het gevolg ismaar evenzeer weet ieder, dat wij hier met een verschijnsel van zeer voorbij gaanden aard te rekenen hebben. Ook Delft lijdt daaronderwant terwijl daar in den regel jaarlijks ongeveer 60 a 70 nieuwe studenten worden ingeschreven, heeft 't er nu slechts 13 gekregen. De oorzaken hiervan zijn bekend. De veepest waardoor Indië geruimen tijd is geteisterd, heeft eene groote uitbreiding van het personeel der ambtenaren bij het binn. best. ten gevolge gehad, terwijl bovendien de toestand in Atjeh eene uitbreiding van het corps ambtenaren bij het binnenlandsch bestuur noodig maakte. Daar de veepest nu geweken is en door den veranderden toestand op Atjeh, is er een overcompleet van ambtenaren ontstaan, het welk natuurlijk eerst voor eene plaatsing in aanmerking moet komen, vóór er een nieuwe aanvoer uit Nederland noodig is. Maar wanneer eenmaal dat overcompleet is opgeruimd geworden, zal de vraag naar ambtenaren weer even groot worden als vroeger; en hetgeen nu een nadeel voor ons is, kan dan wellicht een groot voordeel worden. Wan neer toch ten gevolge van de meerdere vraag naar ambtenaren weder een groot aantal jongelieden zich voor den Indischen dienst gaat voorbe reiden, dan mag met grond verwacht worden, dat de stroom zich beter dan tot nu toe zal verdeelen. Maar er is nog een punt dat men niet te licht mag tellen. De heer Juta heeft ons voorgerekend, dat wij eerst vier jaar na de opheffing der Instelling geene uitgaven te dier zake meer te doen zullen hebben; maar dan is ook zeker de tijd weder sedert lang daar, waarin wij mogen ver wachten, dat de bloei onzer Instelling zich weder zal kunnen herstellen, door de grootere behoefte aan O-I. ambtenaren. Juist tegen den tijd dat wij de vruchten zullen kunnen plukken van onze opofferingen, zullen wij al wat tot nu toe is gedaan, geheel waardeloos hebben gemaakt. Heel veel behoef ik hier niet meer bij te voegen. Wij staan voor eene gewichtige beslissing, 't Is door den heer Was zeer juist aangetoond, dat Leiden haren roem en bloei altijd te danken heeft gehad aan hare Universiteit en aan hare andere inrichtingen van Onderwijs, en voorna melijk sedert de Universiteit eene instelling is geworden, die aan de ver wachtingen beantwoordt, welke de stichter er van gekoesterd heeft. Ik zou het dus diep betreuren, wanneer de Gemeenteraad van Leiden om een wel beweerd, maar niet bewezen financieel voordeel goed kon vinden eene Inrichting op te heffen, waaraan de voorstellers zeiven eene groote innerlijke waarde toekennenen wanneer de Raad dat besluit nemen mocht, en wij zien dientengevolge de éminente geleerden, die aan onze Instelling verbonden zijn, Leiden verlaten, dan twijfel ik niet of er zal een tijd komen, dat ieder, die het wel meent met onze Gemeente en met onze Universiteit, dat besluit diep zal betreuren, en zij die er toe hebben medegewerkt, zullen, dan te laat, er berouw over gevoelen, dat zij eene dergelijke inrichting hebben vernietigd. Daar niemand meer het woord verlangt, wordt het voorstel in stem ming gebracht. De uitslag der stemming is, dat 12 stemmen vóór en 12 stemmen er tegen worden uitgebracht, zoodat de stemmen staken. Voor stemden de heerenLand, Van Dissel, Zaaijer, Bredius, Krantz, Verster, Le Poole, Buys, Juta, Nijkamp, Cock en Knappert. Tegen stemden de heerenAlma, Du Rieu, Bool, Hartevelt, De Fre- mery, Zaalberg, Van der Hoeven, Was, Kaiser, De Goeje, Van Hoeken en de Voorzitter. De Voorzitter. Daar de stemmen over dit voorstel gestaakt hebben, zal het in eene volgende vergadering op nieuw in stemming worden gebracht. Daar de heer Donner niet aanwezig is, stel ik voor het laatste punt der agenda thans niet aan de orde te stellen, maar in eene volgende zitting te behandelen. Aldus wordt besloten. Daar niets meer aan de orde is, wordt de vergadering gescheiden. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. S1JTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 10