67
het onderwijs het meest tot den bloei der gemeente bijdragen. Wij her
inneren nogmaals aan de woorden van den hoogleeraar Goudsmit, door
het College van Curatoren aangehaalden al is het niet doenlijk met
juistheid aan te geven hoevele gezinnen zich hier ter stede komen vesti
gen, om de voordeelen van het uitmuntend onderwijs dat hier gegeven
wordt deelachtig te worden voor hunne kinderen, wel weten wij dat op dit
oogenblik de Hoogere Burgerschool bezocht wordt door 29 Indische jongelie
den en dat 14 der familien, waartoe zij behooren hier ter stede gevestigd zijn.
Deze cijfers, aan eene enkele school ontleend spreken duidelijken al kun
nen wij nu ook evenmin nauwkeurig bepalen bij welke familien het be
staan der instelling den doorslag gaf, of in den vervolge geven zal, bij
de keuze der woonplaats, het is, dunkt ons, eene onmiskenbare waarheid,
dat de redenen om Leiden te kiezen te sterker zullen spreken, naarmate
het onderwijs hier vollediger is. Wel is waar kunnen de flnancieele voor
deelen daarvan niet zichtbaar in cijfers worden voorgesteld, dat zij des
niettemin bestaan valt niet te ontkennen en ook deze dienen wel in
aanmerking genomen te worden, tegenover de besparing van kosten
welke de voorstellers beoogen.
Het zal overbodig zijn, na het bovenstaande te verklaren dat wij met
den meesten aandrang tot de verwerping van het voorstel raden. Onze
goede verwachtingen op de toekomst blijven onverzwakt, niettegenstaande
wij zekerheid hebben dat de naaste toekomst voor onze instelling zich
niet gunstig laat aanzien. Immers het tijdelijk over-compleet aan Indi
sche ambtenaren is oorzaak dat dit jaar slechts zeer weinigen voor den
Indischen dienst beschikbaar konden worden gesteld en het is waarschijn
lijk dat dit ook het volgende jaar nog het geval zal zijn. Zoowel te
Delft als hier is dientengevolge het getal ingeschrevenen buitengewoon
laag geweest; doch uit den aard der zaak kan dit nadeel slechts van
korten duur zijninderdaad laat het zich met genoegzame zekerheid
voorspellen dat de opheffing, zoo daartoe wordt besloten ongeveer zal
zamenvallen met het tijdstip waarop het getal voor den dienst gevraagde
ambtenaren weder het normale cijfer zal hebben bereikt doch ook dan
als het geldelijke voordeel, zooals het door de geachte voorstellers wordt
begrepen, zich nog niet aanstonds doen gevoelen, dewijl de nieuwe Ge
meente-verordening op de pensioenen en wachtgelden den lectoren aan de
instelling aanspraak geeft op een wachtgeld, naarmate van hunnen leef
tijd gedurende vier of twee jaren.
Ten slotte vereenigen wij ons geheel met hetgene door Curatoren
aan het einde van hun advies is gezegd, ten opzichte der noodzakelijk
heid, om bij eene onverhoopte opheffing der instelling, deze tot het einde
van den cursus 1886/87 te verschuiven. Wij spreken intusschen het ver
trouwen uit dat de gemeenteraad niet zal besluiten om ter wille van
een altijd nog twijfelachtig en onbewezen financieel voordeel, eene instel
ling op te heffen, die èn door hare groote innerlijke waarde èn door
hare aanvankelijk goede resultaten den roem van Leiden's onderwijs
verhoogt.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 159. Leiden, 17 October 1885.
Wij hebben de eer U kennis te geven dat de Algemeene Vergadering
van aandeelhouders op heden besloten heeft een geldleening ten laste
onzer maatschappij aan te gaan, groot honderd duizend gulden (waarvan
voorloopig slechts zestig duizend gulden zullen uitgegeven worden) ren
tende 4| ten honderd, met eene aflossing van minstens v:jf duizend
gulden 'sjaars.
De aanleiding tot het sluiten der leening werd aan aandeelhouders
door een verslag van de Directie medegedeeld, waarvan wij de eer heb
ben U hiernevens afschrift te zenden.
Ter voldoening van art. 18 litt d der concessie vragen wij u de
goedkeuring van het besluit van de algemeene vergadering van aandeel
houders.
De Leidsche Duinwater-Maatschappij.
Aan den Gemeenteraad W. Van der Vliet.
van Leiden. Ph. Bosch Reitz.
Leidsche Duinwater-Maatschappij.
Verslag van de Directie, uitgebracht in de Buitengewone Alge
meene Vergadering van aandeelhouders, gehouden den 17 October 1885.
De Directie der Leidsche Duinwater-Maatschappij heeft de eer U een
voorstel te doen dat zij kort wil toelichten, en waarvoor zij daartoe door
U Commissarissen gemachtigd, U tot deze Buitengewone Algemeene Ver
gadering heeft opgeroepen.
Zooals u bekend is werd den 15 Mei 1878 de exploitatie der water
leiding begonnen en werden de werken en gronden in goeden en vol
doenden toestand voor f 450.000 van de concessionarissen door de Maat
schappij overgenomen, terwijl het Maatschappelijk kapitaal eveneens
f 450.000 bedroeg. Sedert zijn behalve de gewone uitbreiding en onder
houdskosten, aan buitengewone uitbreiding vele uitgaven gedaan.
Het buizennet oorspronkelijk, volgens de concessie 20 Km. groot, is
thans reeds tot ongeveer 34 Km, gebracht, welke uitbreiding eene uit
gave van f 57.574 heeft gevorderd, welke op de Balans voor f 27.390
voorkomt. Het laag Reservoir en de Kanalen bij den aanvang een opper
vlakte van 14.700 vierk. Meters bevattende, zijn nu reeds met 5500
vierk. Meters vermeerderd die f 7700 hebben gekost. De diensthuizen en
watermeters, het eigendom der Maatschappij, hebben eene som van
f 35.600 gevorderd en staan voor f 8750 te boek. Twee erven, één te
Katwijk a/R voor onzen opslag en ais werkmanswoningen voor ons nood
zakelijk, de andere in Leiden gelegen waar onze eerste Fitter woont, en
dat de Maatschappij voor opslag en berging voor buizen en kranen
noodig heeft, en welke erven .vroeger gehuurd werden, zijn voor f 6400
aangekocht en afgeschreven. De oprichtingskosten a f 13.000 zijn ge
amortiseerd.
Deze ruim f 84.000 zijn door de exploitatie betaald en werd de Maat
schappij daartoe in staat gesteld, doordien de Concessionarissen een som
van vijftig duizend gulden ter harer beschikking heeft gesteld.
Feitelijk is de toestand der Maatschappij deze, dat tegenover het ka
pitaal van 450 000 de werken staan die in volmaakte orde zijn en
werkelijk ruim f 530.000 hebben gekost.
Het eenige werk dat thans nog moet geschieden is het vergrooten van
de prise d'eau, opdat bij de langdurige droogten en het vermeerderend
waterverbruik altijd overvloedig water verzameld worde. De kosten hiertoe
gevorderd zijn geraamd op f 45.000, en zouden op de wijze zooals het
tot nu toe geschied de gelden daartoe kunnen gevonden worden. De
Maatschappij kan nog over dat bedrag tegen depot van fondsen bij de
kassiers der Maatschappij beschikken, terwijl dan die schuld uit de jaar-
lijksche winst kan worden afbetaald. De Directie met toestemming van
H. H. Commissarissen heeft echter het raadzaam geoordeeld u voor te
stellen liever eene obligatieleening te sluiten. Zij vermeent dat de in
richting in zoo gezonden en bloeienden toestand verkeert, dat het tijd
wordt aan aandeelhouders en aan de gemeente Leiden, die zoo tot haren
bloei heeft medegewerkt, een deel der overwinst uit te keeren, en niet
door buitengewone afschrijvingen de exploitatie-rekening alles te doen
betalen en voor een later geslacht de winstverdeeling uit te stellen.
De netto-opbrengst der waterleiding is thans f 45.000, dat is 10
pet. van het kapitaalindien nu door de Maatschappij eene leening van
f 100.000 tegen 4| pet. werd gesloten met eene jaarlijksche aflossing
van f 5000 zoude nog meer dan 35.000 ter uitdeeling overblijven,
altijd in de vooronderstelling dat de geheele leening werd uitgegeven,
terwijl de directie voornemens is, niet meer dan f 60.000 uit te geven.
Voorstel van de Directie:
Om die redenen heeft de Directie de eer u voor te stellen te beslui
ten haar te machtigen onder nadere goedkeuring van den Gemeenteraad
van Leiden, een obligatieleening te sluiten van f 100.000 tegen 4| pet.
'sjaars, en met eene nitloting en aflossing van minstens f 5000 'sjaars:
te bepalen dat van deze leening voorloopig niet meer mag uitgegeven
worden dan f 60.000 en voor de verdere uitgifte zoo die later noodig
mocht blijken, de Directie de toestemming en goedkeuring van commis
sarissen moeten hebben verkregen.
Besluit door de Vergadering op dit voorstel genomen:
Met algemeene stemmen heeft de Vergadering besloten, de Directie te
machtigen, onder nadere goedkeuring van den Gemeenteraad van Leiden,
eene obligatieleening te sluiten van f 100.000 tegen 4^ pet. 'sjaars,
met eene uitloting en aflossing van minstens f 5000 's jaars
en bepaald dat van deze leening voorloopig niet meer mag uitgegeven
worden dan. f 60.000, terwijl voor eene verdere uitgifte, zoo dit later
noodig mocht blijken, de toestemming en goedkeuring van Commissaris
sen moet worden verkregen.
Leiden, 29 October 1885.
Ten aanzien van het in de raadszitting van 22 October jl. overgelegd
en in onze handen gesteld verzoek van de Leidsche Duinwater-Maatschappij
tot goedkeuring van het besluit van de algemeene vergadering van aan
deelhouders tot het aangaan van eene geldleening groot f 100.000,
waarvan voorloopig slechts f 60.000 zal worden uitgegeven, hebben wij
de eer u mede te deelen dat tegen het verleenen van de vereischte
goedkeuring door uwe Vergadering, naar het ons voorkomt, geenerlei
bedenking bestaat.
Uit de toelichting toch blijkt duidelijk dat het sluiten der geldleening
ongetwijfeld strekt in het belang der gemeentefinancien en dat de uit
gaven van rente en aflossing verbonden aan de leening, uit de ontvang
sten ter zake van de exploitatie kunnen worden gedekt, zonder dat de
gemeente dientengevolge verplicht zal zijn bij te dragen tot waarbor
ging van de rente ad 5°/0 van het kapitaal van oprichting krachtens
art. 19 der concessievoorwaarden.
Integendeel zal wanneer tot de leening wordt overgegaan reeds in het
volgend jaar een niet onbelangrijk bedrag als aandeel in de winst aan
de gemeente kunnen worden uitgekeerd.
De bepaling dat tot geene geldleening mag worden aangegaan zonder
goedkeuring van den Gemeenteraad in de concessievoorwaarden opgeno
men, kan dan ook geene andere bedoeling hebben dan het Gemeentebe
stuur de gelegenheid te geven om te waken tegen het zoodanig bezwaren
van de exploitatie met de kosten van rente en aflossing, dat daardoor
de verplichte bijbetaling voor de uitkeering der rente wegens de garantie
van de gemeente zoude worden verlengd of wel de uitkeering van winst
aan de gemeente meer dan noodig is zoude worden verschoven.
Uit het nevenstaande blijkt dat hiervan thans in geenen deele sprake
is, zoodat wij uwe Vergadering in overweging geven de gevraagde goed
keuring op de voorgestelde geldleening te verleenen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.