86
bil
niet onwaarschijnlijk binnen enkele jaren tot eene geheel nieuwe districten-
indeeling zal moeten worden overgegaan. Komt dat oogenblik dan zou ik
meenen dat Leiden al zijne krachten moest inspannen om een eigen district
ie vormen, maar onze kracht zal dan, vrees ik, eenigszins gebroken zijn,
wanneer wij in dat geval niet anders kunnen doen dan nog eens ten
derden male te herhalen wat onzerzijds reeds tweemaal werd uiteengezet.
Hetzelfde doel, dat U beoogt, wil ook ik bereiken, maar ik zou liever op
een geschikt oogenblik alle krachten inspannen, dan nu de wapens, die
wij later behoeven, in meerdere of mindere mate te gaan verzwakken.
Het zijn deze overwegingen welke het voor mij eenigszins twijfelachtig
maken of het wel goed is nu reeds tot den voorgestelden maatregel over
te gaan. Ik voeg er ook nog dit bij dat het voorstel wat laat komt. Het
wetsontwerp houdende nieuwe indeeling van de kiesdistricten is reeds in
staat van wijze, zoodat nog slechts bij amendement aan ons verzoek zou
kunnen worden voldaan. Welnu kiesdisticten staande de vergadering door
middel van amendementen te gaan hervormen, is eene bedenkelijke zaak
en naar alle waarschijnlijkheid zal de Tweede Kamer wel niet anders oordeelen.
De Voorzitter. Een enkel woord, Mijne Heeren, om het voorstel te
verdedigen. Ten aanzien van hetgene door den heer Cock is gezegd, zal
ik zeer kort zijn. Bij het voorstel is een kort overzicht gevoegd van het
geen is voorgevallen en gesproken, toen in 1877 gevraagd is Leiden tot
een enkelvoudig kiesdistrict te maken, ten einde den leden van den Raad
de behandeling van dit voorstel gemakkelijk te maken Ieder lid moet
natuurlijk voor zich zeiven beoordeelen, welke waarde hij aan de toen ge
bezigde argumenten moet hechten.
Wat het gesprokene door den heer Buys betreft, merk ik op dat hij
eene petitio pricipii pleit. Hij stelt op den voorgrond als vaststaande, dat
het verzoek zal worden afgewezen en betoogt vervolgens dat het beter is
geene verzoeken in te dienen, die men toch vooruit weet dat niet zullen
worden ingewilligd. Maar het moet juist bewezen worden dat het verzoek
zal worden geweigerdwaren wij daarvan verzekerd, dan hadden wij voor
waar het voorstel niet gedaan om dit request aan de Tweede Kamer te
richten. De heer Buys raadde aan liever nog wat geduld te oefenen, omdat
zeker binnen een paar jaar een geheel nieuwe verdeeling van Nederland
in kiesdistricten te verwachten is, en, wanneer de wetgevende macht zich
daarmede bezig houdt, het dan voor Leiden het geschikte oogenblik is zich
te doen gelden.
Ik geloof werkelijk dat zooals de zaken nu staan, de kans voor het
tot stand komen van eene grondwetsherziening daarop toch doelde
waarschijnlijk de heer Buys zeker vrij wat geringer is dan die op eene
gunstige beschikking op ons request.
Dat er bezwaren tegen de inwilliging te maken zijn valt niet te ont
kennen. Maar het is, dunkt mij, niet te loochenen, dat inderdaad geen enkel
kiesdistrict in Nederland in een zoo ongunstigen toestand verkeert als
Leiden. Er is in de kiestabel bijna geen enkel district te vinden, waarvan
de hoofdplaats zoo juist genoeg bevolkt is om een enkel kiesdistrict te
zijn. Alleen onze gemeente verkeert in die omstandigheden. Volgens de
grondwet toch moet voor iedere 45000 inwoners één lid naar de Tweede
Kamer worden afgevaardigd. Leiden nu bezit juist ongeveer dat getal
inwoners en kan dus aanspraak maken op het recht om een eigen afge
vaardigde te hebben. In plaats van ons dat recht toe te kennen, koppelt
de wet het hoofddistrict aan eene menigte onder-districten vast, die te
zamen meer kiezers bezitten dan Leiden, met het gevolg dat daardoor
Leiden in het geheel niet vertegenwoordigd wordt. De wijziging die daar
voor in de kiestabel gemaakt zou moeten worden, is zeer geringmen behoeft
slechts de aanhangsels van Leiden los te maken en hen 't zij tot een
eigen zelfstandig district te maken, 't zij hen te voegen bij een ander,
uit soortgelijke deelen bestaand district te voegen.
De heer Buys meent, dat wanneer wij nu voor de tweede maal eene
ongunstige beschikking op ons verzoek kregen, wij de derde maal nog
minder kans van slagen zouden hebben. Ik acht dat argument slecht te
rijmen met de waarschijnlijke herziening der grondwet en daaruit volgende
algemeene wijziging der kiestabel, welke de heer Buys binnen een paar
jaar te gemoet ziet. Ik kan toch niet aannemen dat de Tweede Kamer
ons ten kwade zou duiden, dat wij voor de belangen van Leiden opkomen,
en dat zij, als de kiestabel inderdaad herzien wordt, ons bij wijze van
straf zou onthouden datgene waarop wij recht hebben.
Ik zal het hierbij laten Mijne Heeren! Ik besluit met u te doen opmer
ken, dat wij met de indiening van het verzoek niets kunnen verliezen,
maar dat wij er wel bij kunnen winnen.
De heer Boys. Nog een kort woord slechts, M. de V. Gij blijft vasthou
den aan de meening dat Leiden in een geheel exceptioneelen toestand
verkeert en in zekeren zin is dat ook zoo. Maar de grief komt dan toch
atyijd hierop neer, dat tengevolge van de indeeling eene zeer aanzienlijke
minderheid zich bij de verkiezing in het geheel niet kan doen gelden.
Welnu juist diezelfde grief bestaat ook elders, ook te Sneek, en heeft
daar dus evenveel recht op herstel als hier.
Uwe tweede opmerking dat namelijk het uitzicht op grondwetsherziening
nog niet zeer groot is, zal ik waarlijk niet tegen spreken, maar mij dunkt
toch dat dit uitzicht, hoe gering ook, in elk geval vrij wat grooter is dan
de kans op welslagen van de nu voorgestelde poging. Daarenboven, ook
al blijft grondwetsherziening achterwege, eene belangrijke verlaging van
den census zal toch zeer zeker betrekkelijk spoedig volgen en met die ver
laging komt dan allicht ook de nieuwe indeeling der districten.
Dat men in de Staten Generaal aan Leiden dezen stap zoude kunnen kwalijk
nemen, heb ik niet beweerd en ook in de verte niet gedacht. Mijne vraag
was eenvoudig: is het niet beter uwe krachten te reserveeren voor het
oogenblik waarop gij die zult behoeven dan ze nu te besteden aan een
louteren slag in de lucht?
In uw oog is de poging echter minder volstrekt hopeloos dan in de
mijne. Natuurlijk dat wie zoo oordeelen geen oogenblik moeten aarzelen
met u mede te gaan.
De heer De Goeje. M. de V. Tegenover de spreuk door den heer Buys
aangehaald „sla niet dikwijls, maar als gij slaat, sla dan hard," stel ik het
welbekende „censeo Carthaginem esse delendam," dat naar mijne meening
hier eerder van toepassing is. Leiden wordt in meer dan één opzicht
door de omliggende gemeenten gedrukt en wij moeten zorgen dat dit niet
vergeten worde. Door altijd op hetzelfde aanbeeld te slaan zullen wij ein
delijk de publieke opinie voor ons winnen en de overtuiging vestigen dat
aan Leiden recht behoort te geschieden. Ik ben daarom voor de indiening
van het adres, al durven wij ons ook thans nog geen gunstigen uitslag
voorspellen.
De Voorzitter. Ik ben het geheel eens met den heer De Goeje. Ik heb
ook eene andere lezing van het spreekwoord door den heer Buys aangehaald en
herinner hem aan het bekende frappez fort, frappez souvent, mais surtout
frappez juste." I'at er kans bestaat dat het verzoek wordt afgewezen, is
zeker niet te ontkennenmaar dat heeft dit verzoek met alle andere ver
zoeken gemeen en ik vind dal het te ver gaat, om a priori aan te nemen,
dat een verzoek zal worden afgewezen en daarom in het geheel geen
verzoek in te dienen. Ik ben het met den heer Buys niet eens, dat de
vergelijking van Leiden met Sneek streekhoudend zou zijn. Leiden kan
een geheel zelfstandig district zijn, doch Sneek niet. Ik wil wel aannemen
dat de laatste plaats door eene andere schikking en indeeling van onder
kiesdistricten, doelmatig kan worden gewijzigd, maar Sneek zelf kan nooit
een alleenstaand district zijn: het moet altijd of bij andere gemeenten
worden gevoegd, óf andere gemeenten moeten er aan worden toegevoegd.
Leiden daarentegen heeft nagenoeg juist het getal inwoners dat volgens
de grondwet vereischt wordt om een lid der Tweede Kamer af te vaardigen.
Die exceptioneele toestand wordt nagenoeg alleen in Leiden aangetroffen;
en dat is een motief dat aanleiding kan geven om ons verzoek in te wil
ligen. Ik weet dat men daar hetzelfde argument als in 1877 tegenover
kan stellen. Men heeft toen gezegd: het past niet in het kader van deze
wet. Maar toen was het aantal inwoners van Leiden nog niet groot ge
noeg om er een afzonderlijk kiesdistrict van te maken zonder er een of
meer onderdistricten aan toe te voegen. Sedert is de toestand veranderd
en de politieke toestand is nu ook niet dezelfde als in 1877. Het kan
zeer goed zijn dat zij, die vroeger tegen-stemmers waren, nu van gevoe
len zijn veranderd.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel wordt in stemming gebracht en aangenomen met 17
tegen 4 stemmen.
Vóór stemden de heerenKaiser, De Goeje, De Geus, Zaalberg, Nijkamp,
Knappert, Alma, Van Dissel, Zaaijer, Du Rieu, Krantz, Bool, De Fremery,
Van der Hoeven, Juta, Was en de Voorzitter.
Tegen stemden de heeren: Van Hoeken, Bredius, Cock en Buys.
De Voorzitter. Ingevolge art. 22 van het Reglement van Orde zou
eene Commissie moeten worden benoemd tot ontwerping van het adres.
Dit art. luidt:
„Wanneer de Raad besluit tot het indienen van een adres aan den
Koning, de Staten-Generaal of de Provinciale Staten, benoemt hij tot het
ontwerpen daarvan eene commissie."
Het wetsontwerp is intusschen reeds in staat van wijzen en de mogelijk
heid bestaat dus dat het spoedig aan de orde wordt gesteld. Indien dus
de Raad kon goedvinden een eenvoudig adres aan de Tweede Kamer aan
te bieden en daarbij een afdruk te voegen van het voorstel dat aan den
Raad is ingediend, dan zou tijd gewonnen worden en wij zouden reeds
heden het adres kunnen inzenden. Het eigenlijk adres aan de Tweede
Kamer zou dan weinig meer behoeven te zijn dan een geleidende missive;
in de toelichting die aan den Raad gegeven is, vindt de Tweede Kamer
de argumenten waarop ons verzoek steunt.
Het is eene afwijking van het Reglement van Orde waartoe niet kan be
sloten worden dan door den Raad: ik heb de eer voor te stellen in den
door mij aangegeven zin te besluiten.
In dien zin wordt besloten.
Het adres luid als volgt:
Leiden, 29 October 1885.
Aan de Tweede Kamer der Staten Generaal.
De Gemeenteraad van Leiden neemt de vrijheid Uwe Vergadering eer
biedig te verzoeken, het aangeboden Wetsontwerp tot vaststelling van de
tabel bedoeld bij art. 99 der Wet van 4 Juli 1850 (Stbl. n°. 37), laatste
lijk herzien bij de Wet van 26 Januari 1878 (Stbl. n°. 5), in dien zin te
wijzigen dat de gemeente Leiden worde gevormd tot een afzonderlijk
kiesdistrict voor de benoeming van leden van de Tweede Kamer der Staten
Generaal.
De Gemeenteraad biedt hierbij tevens aan een afdruk van het betrek
kelijk rapport van Burgemeester en Wethouders, waarnaar hij de vrijheid
neemt te verwijzen.
De Gemeenteraad voornoemd,
De Kanter, Voorzitter.
E. Kist, Secretaris.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
i .raa
- iii' Jj'J
f o Tovü
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.
J - j