77 aan de Hoogere Burgerschool -voor jongens grooter tractement ontvangt. Is dat nu echter een argument dat bindende kracht kan hebben voor deze vergadering? Ik twijfel er aan. Ik misgun aan den betrokken per soon zeker de kleine verhooging niet, maar om te worden ingewilligd moet die, dunkt mij, beter gemotiveerd worden dan tot nog toe. De heer Bool. Ik wensch ook een woord te zeggen tot ondersteuning van 't voorstel om den concierge van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes de gevraagde ƒ50, te geven. Men schijnt, ik weet niet welke motieven te vorderen om eene verhooging van 50, toe te kennen. Wan neer door vertrouwde en bevoegde personen, in staat om daarover te kunnen oordeelen, eene tractements-vermeerdering van 50, wordt noo- dig geoordeeld, zou ik meenen dat dit voor eene zoo luttele verhooging een voldoende grond is te achten. Er is echter meer. Ik doe vooraf op merken dat van een toegeven aan een drang van verleden jaar, hier geen sprake is. Maar ik heb een brief van de directrice der Hoogere Bur ger school voor Meisjes voor mij liggen, waaruit blijkt, dat het gebruik van het gymnastiek-locaal den concierge werkelijk meer werkzaamheden bezorgt; werkzaamheden die bovendien veelal in zijn vrijen tijd vallen. Dit is, dunkt mij, wel eene reden om den man de gevraagde tractements- verhooging te geven. De heer Knappert. M. de V. Ik kon ook geen motief vinden waarom den concierge ƒ50 verhooging van tractement zoude moeten worden toegekend. Eene jaarwedde van ƒ300 met vrije woning, vuur en licht acht ik voor die betrekking voldoende en toen een paar jaar geleden deze betrekking open kwam waren er veel sollicitanten en was de tegen woordige concierge zeer blij dat hij 't baantje kreeg. Het eenige motief is, naar ik nu verneem, dat de man tegenwoordig eenige van zijne vrije avonden per week dienst moet doen en daardoor meer werk heeft te verrichten, en 't is dan ook alleen op dien grond dat ik mij kan laten vinden met de voorgestelde verhooging mede te gaan. De heer Krantz. Ik zou aan den heer Zaaijer wel de vraag willen stellen of het den concierge, toen hij solliciteerde, bekend was, dat hij zijn vak niet kon uitoefenen. Wanneer dit werkelijk zoo is, is dit van groot belang in deze zaak. De heer Zaaijer. Ik kan den heer Krantz antwoorden dat de con cierge in de meening verkeerd heeft dat hij in zijn vrijen tijd voor zich zeiven zou mogen werken. Ik weet echter niet of hem zulks toegezegd is, daar ik niet met hem onderhandeld heb. Ter voorkoming van moge lijke misbruiken acht ik het goed dat hem dit niet is toegestaan. Ik zal dan ook alleen voor de verhooging stemmen om de vermeerdering zijner werkzaamheden. De heer Van der Hoeven. Zou ik aan den heer Bool even mogen vragen, M. de V., of de vermeerdering van de werkzaamheden van den concierge niet in hoofdzaak is toe te schrijven aan de bemoeiingen voor de particuliere gezelschappen, ik meen Hercules e. a., die toestemming hebben om dit lokaal te gebruiken? Die gezelschappen zullen hem wel betalen. De heer Bool. Ik kan den heer Van der Hoeven mededeelen, dat de vereeniging Hercules, welke daartoe van den Raad toestemming heeft gekregen, het gebouw gebruikt. Eerstdaags zullen wij nog een verzoek van een dergelijke vereeniging hebben te behandelen, dat naar mijne meening ook toegestaan kan worden. Maar bovendien wordt het lokaal ook gebruikt door de leerlingen van verschillende lagere scholen en het is dit gezamenlijk gebruik, dat de werkzaamheden van den concierge ver meerdert. De Voorzitter. Ik zal nu in stemming brengen hel voorstel van de Commissie van Financiën om dien post met 50 te verminderen. Wordt verworpen met 16 tegen 8 stemmen. Voor stemden de heeren Van Hoeken, Van der Hoeven, Was, Cock, Alma, Buys, Juta en Bredius. De heer Van der Hoeven. Ik zou gaarne aan het dagelijksch bestuur in overweging willen geven, nogmaals, liefst zoo beleefd mogelijk, maar tevens met den meesten nadruk, bij de Commissie van Toezicht op de Hoogere Burgerschool voor meisjes er op aan te dringen, dat zij zoo spoedig mogelijk de van haar gevraagde voorstellen indiene. De Voorzitter. Er is reeds eene missive van de Commissie van Toe zicht ingekomen, die op dit oogenblik bij de leden van het dagelijksch bestuur circuleert en zoo spoedig mogelijk onder de Ingekomen Stukken zal worden opgenomen. De heer Van der Hoeven. Het doet mij genoegen, M. de V., dat het e i n d e 1 ij k is ingekomen. Volgn. 126135 worden goedgekeurd. Volgn. 136. Art. 12. Kosten van het aanschaffen en onderhouden der schoolboeken, leermiddelen en schoolbehoetten der leerlingen. De Voorzitter. Dit art. wordt met 150 verminderd. Volgn. 137. Art. 13. Kosten van verlichting en verwarming en het schoonhouden der lokalen. De Voorzitter. Dit art. wordt met 50 verminderd. Volgn. 138141 worden goedgekeurd. Volgn. 142. Art. 18. Kosten voor het onderwijs in kunsten en weten schappen. De heer Cock. Onder dezen post komt ook eene som voor voor eene bijzondere inrichting, nl. ten behoeve van de Herhalingsschool. Er is hier herhaaldelijk over deze zaak gesproken, en er behoeft niets meer over gezegd te worden. Ik wensch dus geacht te worden tegen dezen post te stemmen. Een amendement stel ik niet voor.; 't zou toch niet helpen. Volgn. 142 wordt goedgekeurd, terwijl de heer Cock geacht wordt tegen te hebben gestemd. Volgn. 143 wordt goedgekeurd. Volgn. 144. Art. 20. Kosten der Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen. De Voorzitter. Een korte mededeeling slechts naar aanleiding van hetgeen door den heer Buys is gezegd. Terecht zal iemand, die vreemde ling in deze zaak is, zich over de schrale toelichting van deze som ver wonderen men gelieve echter in het oog te houden dat de memorie van toelichting voornamelijk voor de leden van den Raad is bestemd; en dan behoef ik er zeker slechts aan te herinneren, dat sinds de nieuwe wet op het onderwijs is ingevoerd, de nadere voorschriften omtrent de uit voering dier wet vorderden dat in de meeste scholen meer en nieuwe meubelen werden aangeschaft. Er is veel gesproken over den post inkom stenbelasting voor 1886, maar voor 1883 was uit dien hoofde de inkomstenbelasting bijna even hoog als zij in 1886 zal zijn. Wij stonden toen voor den fatalen termijn van invoering die echter later verschoven werd, en hebben dus in betrekkelijk korten tijd veel geld moeten uitgeven om aan die voorschriften te voldoen. Wij zijn nu wat het artikel school banken betreft met alle scholen gereed, uitgezonderd de kweek- en leer school die in 1886 aan de beurt komen en waarvoor dus een betrekkelijk hooge som noodig is. Yoor de leerschool zijn noodig 13 banken en 5 borden, en voor de kweekschool 58 banken en 2 borden, te samen kostende 2521. Het overige bedrag is voor kleinigheden bestemd Volgn. 144 wordt alsnu goedgekeurd. Volgn. 145. Art. 21. Kosten van de inrichting tot opleiding van Oost- Indische ambtenaren. De Voorzitter. De Commissie van Financiën stelt voor dezen post als een memoriepost te beschouwen. Ik merk echter op dat het besluit waarbij de op richting is vastgesteld nog van kracht is; de uitgaven noodig voor de uitvoering van dat besluit moeten dus op de begrooting worden uitge trokken. Burg. en Weth. zijn echter wel geneigd dezen post met 1000 te verminderen, en dat bedrag naar de Onvoorziene Uitgaven over te brengen; het geheele artikel als memoriepost te beschouwen, gaat echter niet aan. Er is wel een voorstel ingediend om de inrichting tot opleiding van O.-I. Ambtenaren op te heffen, maar dat kan geen aanleiding wezen om nu reeds te doen alsof die inrichting niet meer bestond. Een van de heeren maakt de opmerking, dat dit onnoodig is: ik heb 'took alleen voorgesteld op grond van hetgeen door de Commissie van Financiën was gezegd De heer Buys. Ik erken dat de uitdrukking in het rapport der Com missie van Financiën niet juist is, want door den post voor memorie uit te trekken, zou men ook geen gelden beschikbaar stellen voor het eerste halve jaar. De bedoeling is intusschen duidelijk: de commissie wil dat de aanneming van dezen post het voorstel tot opheffing van de school niet praejudicieere en ook niets beslisse omtrent het al of niet benoemen van een nieuwen leeraar. Wordt dit goed geconstateerd dan zou men onder deze reserve den post kunnen aannemen en dus de noodzakelijk heid vervallen dien gedeeltelijk naar onvoorziene uitgaven over te brengen. De Voorzitter. Na den heer Buys gehoord te hebben, trek ik mijn voorstel in. Volgn. 145 blijft dus in zijn geheel. De heer Cock. Ik lees, M. de V., in het rapport der Commissie van Financiën de volgende zinsnede, waarmede ik mij volkomen kan vereenigen „Wanneer het onlangs ingekomen voorstel tot opheffing van deze in richting niet mocht worden behandeld en afgedaan vóór de vaststelling van de begrooting, dan zal dit artikel als een memoriepost behooren te wqrden aangemerkt." Ik heb daaruit begrepen dat deze post alsnu zou worden ingevuld, niet met een cijfer, maar met de woorden „pro memorie." Ik verneem intusschen niets van het indienen van een daartoe strekkend voorstel. Ik wenschte wel te vragen of dit nog zal geschieden. De heer Buys. De bedoeling van het voorstel is de school met 1 Juli op te heffen; in allen gevalle zal dus voor het eerste halfjaar de vereischte som voor tractementen etc. beschikbaar moeten worden gesteld. De heer Cook. Ik dank den heer Buys voor de gegeven inlichtingen. Ik begrijp nu, dat ook al wordt het voorstel tot opheffing dier school aangenomen een voorstel dat ik van harte zal ondersteunen die opheffing toch eerst met 1 Juli zal kunnen plaats hebben en dat het dus moeielijk is dien post geheel pro memorie uit te trekken. Ik zal er mij bij neerleggen, ofschoon het mij erg spijt; ik had zoo gaarne gewenscht de belastingschuldigen reeds het volgend jaar te ontlasten van die uitgave. De Voorzitter. Ik doe den heer Cock opmerken, dat, ingeval de school wordt opgeheven iets dat ik van mijne zijde eveneens met de meeste warmte zal zien te voorkomen de geheele economie voor het jaar 1886 nog geene 300 zal bedragen. De belastingschuldigen zullen dus van de even- tueele opheffing in dit jaar niet veel bespeuren. De heer Cock. Ik kan U slechts zeggen, M. de V., dat ik dit ten zeerste betreur. Ik had maar zoo kinderachtig weg gerekend dat, daar het nadeelig saldo, 't welk die school volgens de ontwerp-begrooting in één jaar voor de Gemeente zal opleveren, ongeveer 7000 bedraagt, althans de helft daarvan ad f 3500 zou kunnen vervallen bij eene op heffing op primo Juli a. s. Tot mijn leedwezen zie ik echter alweer, dat ik niet rekenen kan en dat mijne eenvoudige berekening verkeerd is. De Voorzitter. De heer Cock houde mij de opmerking ten goede, dat het mijne schuld niet is, dat hij, zooals hij zich uitdrukt, „maar zoo kinderachtig weg" eene verkeerde rekening maakt. Er komt meer bij te pas, dan eene eenvoudige deeling door twee. De post van ontvangsten der Collegegelden zou dan verdwijnen, want die zouden natuurlijk niet meer geind wordenen in plaats van de trac tementen moeten er wachtgelden worden uitbetaald. Het een met het ander zou maken dat nog geen 300 zouden worden bespaard.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 9