75 De directie der Grofsmederij heeft, nadat de duinwaterleiding aange sloten was, dadelijk drinkwater daaruit voor haar werkvolk beschikbaar gesteld. Het werd echter, om de reden die ik zooeven noemde, niet ge bruikt en eindelijk heeft de directie zich verplicht gezien het hek te doen sluiten om de werklieden te beletten water uit de grachten in die buurt te gaan drinken; de portier had de strengste orders het werk volk niet door te laten. Een ander bewijs is de proef genomen in wijk 7 en 8, waar met rente garantie van de gemeente, buizen zijn gelegd om het gebruik van duinwater in al de buurten, die tusschen en nabij de slechtste grachten van Leiden liggen, te bevorderen. Ik heb er met het meeste genoegen aan medegewerkt en wel om twee redenen. De eerste was dat ik eene flauwe hoop had dat de geringe verwachting, die ik van den maatregel koesterde, beschaamd zou worden; de tweede dat het mislukken van het plan, waarvoor ik vreesde, bij hen die steeds aandringen op het nemen van maatregelen van onze zijde om het duinwaterverbruik te bevorderen, de overtuiging zou vestigen, dat men met kunstmiddelen dat doel niet kan bereiken. De uitslag heeft geheel aan mijne geringe verwachtingen beant woord, niettegenstaande het niet aan pogingen van onze zijde heeft ont broken om het plan te doen gelukken. Wij hadden van de Maatschappij gedaan gekregen, dat zij contracten van 4,50 per jaar zou sluiten met al degenen, die zich lieten aansluiten tijdens den aanleg der hoofdbuizen. Ik heb daarenboven al de eigenaren van de huizen uit die buurten uit- genoodigd bij mij te komen, en hun in overweging gegeven op die voor- deelige voorwaarden de waterleiding in hunne huizen te laten aanleggen, al moesten zij hun huur ook een weinig opslaan. Maar wat antwoordden zij? Wij hebben goed drinkwater. Het is ongelooflijk hoeveel drinkwater hier goed geworden is, nadat de duinwaterleiding gelpgd was! Wat kan men doen als de menschen niet willen? Wij kunnen hen toch onmogelijk tot het gebruik van het duinwater dwingen. Het nut van het gebruik moet langzamerhand ingang vinden, maar wij kunnen het niet forceeren. Er is trouwens geene reden om te wanhopen. In de laatste jaren toch zijn de aansluitingen zeer toegenomen, en wat meer zegt, wij gaan nog steeds goed en geleidelijk vooruit. Ten blijke van den vooruitgang herinner ik er aan, dat toen de Maatschappij de concessie verkreeg de bepaling is gemaakt, dat zij 20000 M. buis moest aanleggen nu leggen er reeds ongeveer 34000 M. hoofdbuizen, dus eene toename van 70%; wel een bewijs dat wij vooruitgaan en dat van de zijde der concessionarissen alles gedaan wordt om de belangen der bevolking te behartigen. Wij zullen dus geduldig moeten afwachten, totdat de over tuiging van het nut van duinwater-gebruik meer en meer veld wint. De heer Van Hoeken. Ik waardeer zeer de pogingen door het Dage- lijksch Bestuur in het werk gesteld, maar ik ben toch eenigszins van 't gevoelen van den heer Krantz. Gij hebt gezegd, M. de V. I dat de prijs voor kleine woningen op ƒ4,50 per jaar is bepaald; dat is zeker niet veel, maar naar mijne meening toch nog te duur om het voor iedereen bereikbaar te maken. Ik zou bij deze gelegenheid den Commissarissen wel in overweging willen geven om den prijs, als het kan, nog een weinig te verlagen. Ik maak mij sterk, dat die maatregel een goeden invloed zal hebben op het verbruik. De Voorzitter. De door den heer Van Hoeken bedoelde prijs werd alleen toegestaan voor de huizen die aangesloten werden tijdens het leg gen der buizen. Nu is 't voor die som niet meer te krijgen. De Maat schappij werkt met een tarief, dat door den Raad is goedgekeurd; de concessionarissen kunnen wel beneden tariefsprijzen leveren, maar de Raad kan daarin geen verandering brengen. Als men den huurprijs met slechts 0,10 per week verhoogd had, zou men goed drinkwater kunnen hebben in wijk 7 en 8; waarlijk toch niet te duur, maar men heeft het niet gewild. Ik herhaal dat ik 't volkomen met de heeren Krantz en Van Hoeken eens ben, dat 't wenschelijk ware dat er meer gebruik van het duinwater gemaakt werdmaar men heeft hier met een quaestie van smaak te doen en die laat zich niet met dwangmiddelen wijzigen. Een maatregel, waarvan ik mij echter zeer goede resultaten voorstel, is het vermeerderen van het aantal publieke drinkkranen. Er zijn daarvan nu reeds elf geplaatst en wij gaan daarmede steeds voort; er wordt druk gebruik van gemaakt en ik hoop dat men daardoor langzamerhand aan het duinwater de voorkeur zal gaan geven die het verdient. Volgn. 100. Art. 13. Dempen van grachten. De heer Cock. Het is tamelijk wel bekend, M. de V., dat ik in het algemeen geen voorstander ben van het dempen van grachten. Mijn weerzin daartegen gaat intusschen niet zóó ver, dat ik niet toegeef, dat er uitzonderingen zijn, en waar het noodig blijkt te zijn maak ik geen bezwaar er mijne stem aan te geven. Wat echter de voorgestelde dem ping van de Zijdgracht betreft verkeer ik in twijfel en ik weet niet of ik er voor zal kunnen stemmen. Het voorstel is uiterst schraal toege licht en dan nog in zeer algemeene bewoordingen. In de Memorie van Toelichting staat„de noodzakelijkheid is in het belang der openbare gezondheid reeds lang gebleken van het dempen van de Zijdgracht." Van die noodzakelijkheid wilde ik gaarne wat meer hooren even als van de reden, waarom deze gracht eerder dan elke andere gracht zou moeten gedempt worden. De voorname beweegreden van mijn verzet tegen het dempen van grachten in het algemeen, en althans tegen dat dempen als middel ter bevordering van de gezondheid, wil ik gaarne mededeelen. Op weinige uitzonderingen na loopen hier in Leiden de uitmondingen der privaten van alle huizen, die aan grachten gelegen zijn, in die grachten uit. Zoodoende wordt de bodem dier grachten de verzamel plaats van de faecaliën en andere onreine stoffen van de geheele buurt. Onder den invloed van daarvoor gunstige omstandigheden, vooral des zomers en bij laag water, schijnen die stoffen tot een soort van gisting over te gaan en dientengevolge onaangename en voor de gezondheid waarschijnlijk schadelijke gassen te ontwikkelen. Zoo lang de gracht nog ongedempt is, rijzen die gassen opwaarts naar de oppervlakte van het water, alwaar zij met de vrije lucht in aanraking komen en met deze vermengd en als het ware aangelengd verder opstijgen en zich overal in de ruimte en dus ook door deuren en vensters in de aanliggend huizen verspreiden. Dempt men echter de gracht, dan zijn m. i. de ge" volgen geheel anders. Daar de uitmondingen der privaten toch ergens moeten uitloopen, wordt te dien einde daar ter plaatse een overwulfd hoofdriool gemetseld, dat de gedempte gracht moet vervangen. Men ver krijgt aldus, in plaats van de ruime verzamelplaats van vroeger, eene veel kleinere, waarin de faecaliën zich nog dichter ophoopen. Dat onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden als die, waaronder dit in de grachten geschiedt, zich ook in dat hoofdrioöl of andere bergplaats gas sen zullen ontwikkelen en dat die gassen toch ergens heen zullen moeten en dus ergens een uitweg zullen zoeken en ook stellig vinden, spreekt wel van zelf. Vermits het hoofdriool overwulfd en als het ware met een deksel gesloten is, zal waarschijnlijk een gedeelte der zich ontwikkelende gassen zijn uitweg zoeken naar de beide uiteinden van het hoofdriool, wat zeer onbillijk is tegenover de ingezetenen, die nabij die uiteinden wonen, die zoodoende van veel slechter conditie worden dan vroeger. Maar het grootste gedeelte dier gassen zal, vrees ik, zich een uitweg banen door de kokers der privaten van alle aan de gedempte gracht gelegen huizen. Deze kokers zullen als het ware zoo vele schoorsteentjes worden, waardoor de, nu niet verdunde, maar geconcentreerde en gecom primeerde gassen de huizen, ja de binnenkamers der bewoners zullen binnendringen en zich daar verspreiden. Zulk een toestand moet, dunkt mij, veel ongezonder zijn dan de toestand vóór de demping. Doch genoeg hiervan. Er zullen voor de demping van de Zijdgracht wel eenige meerdere gronden aan te voeren zijn dan in de Memorie van Toelichting staan. Ik vertrouw daarop te meer, daar ik weet, dat er althans één lid van de Commissie van Fabricage is, die geen blind voor stander van demping is. Gaarne neem ik deze gelegenheid te baat om het uitstekend resultaat te constateeren, dat die Commissie verkregen heeft door hare uitdieping van het Rapenburg. Ik betuig haar daarvoor mijn dank. De proef is, geloof ik, volkomen geslaagd. En al is in deze, even als in zoo vele andere zaken, de volmaaktheid niet te bereiken, alle bewoners van het Rapenburg zullen ik twijfel er niet aan erkennen, dat de toestand van het Rapenburg dezen zomer zeer vol doende was en, vergeleken met vroeger, ontzaglijk verbeterd. De Voorzitter. Ik ben zeker ook geen onvoorwaardelijk voorstander van het dempen van grachten, maar daarom wat de Zijdgracht betreft, kunnen Burg. en Weth. niet veel meer zeggen, dan gezegd is. De nood zakelijkheid is al zoo lang gebleken. Mocht dit den heer Cock niet be kend zijn, dan zou ik hem willen raden ofschoon het in het belang van zijne gezondheid wellicht niet wenschelijk zou zijn daar eens een half uurtje op en neer te gaan wandelen. De heer Cock zou dan, ik twijfel er niet aan, wel overtuigd zijn van de noodzakelijkheid! M. i. is het voordeel voor de gezondheid als gevolg van het dempen van grachten niet zoo gering als de heer Cock zich voorstelt. De scha delijke stoffen worden daardoor op een of twee punten geconcentreerd en laten zich gemakkelijker verwijderen. De heer Cock. Maar zou men de Zijdgracht ook niet eens fiks kunnen uitdiepen, evenals men dat met het Rapenbnrg heeft gedaan? De heer Van Dissel. Er bestaat wel degelijk verschil tusschen het Rapenburg en de Zijdgracht. Wanneer te Katwijk wordt gespuid, is er altijd eenige doorstrooming in het Rapenburg en wordt het water aldaar ververscht zooals in alle grachten die een richting hebben ongeveer van het oosten naar het westen. Dit nu is met de Zijdgracht in 't geheel niet het geval. Deze loopt in andere richting en het water staat er voortdurend stil. De heer Cook. Ik dank den heer Van Dissel voor de inlichtingen. Wat hij gezegd heeft, is volkomen juist. Het versche water, dat des zomers ingelaten wordt, krijgen wij hier in Leiden bijna uitsluitend van de oost zijde, terwijl de spuiing of Ioozing te Katwijk, dus aan de westzijde, plaats heeft. Daarom kan alleen eenige merkbare doorstrooming ontstaan in die grachten, welke van het oosten naar het westen loopen. Maar dat is bij de Zijdgracht niet het geval. Ik zal mijn stem aan dezen post geven. Volgn. 100 wordt goedgekeurd. Hoofdstuk II wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 101 wordt goedgekeurd. Volgn. 102. Art. 2. Dag- en weekgelden der werklieden en bedienden in dienst der gemeente, mitsgaders verdere kosten der fabricage. De Voorzitter. Ik wensch even mijn gevoelen te zeggen over de opmerking, die door de Commissie van Financiën op dit Volgn. is gemaakt. Deze post is volstrekt niet iets nieuws van het vorige jaar, maar zoo lang de tram bestaat worden uit dezen post gelden besteed voor abon nementen op den tram. Het is in 't belang van den gemeentedienst, want er wordt veel tijd mee uitgespaard. De opzichters, die nu eens hier en dan weer daar moeten zijn, kunnen daardoor in denzelfden tijd veel meer plaatsen bezoeken dan wanneer zij alles te voet moeten afleggen: en wat de som betreft, 18 per persoon is zeker niet te veel, in ver gelijking van het nut der uitgaaf. De Commissie van Financiën geeft ons te kennen, dat wij ons in 't vervolg van dergelijke uitgaven hebben te onthouden. Zij vergeet dat alleen de Raad de bevoegdheid bezit om ons dergelijke voorschriften te geven. Maar 't zou m. i. te ver gaan als de Raad zich met dergelijke kleine détails van uitvoering ging bemoeien. Er wordt een zekere som voor dag- en weekgelden voor de werklieden ter onzer beschikking ge steld; en als wij meenen dat een deel daarvan besteed moet worden voor 't koopen van tijd, dan moeten wij daartoe de vrijheid hebben. Wanneer de Raad ons in onze vrijheid van handelen in dat opzicht zou willen belemmeren, wordt elk uitvoerend gezag onbestaanbaar. De heer Cook. Ik vraag het woord om het advies van de Commissie van Financiën te ondersteunen. Ik vind 't ook beter, dat de opzichters langs de straten loopen, want dan kunnen zij zeker beter op alles toezien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 7