69
Zitting van Donderdag 22 October 1885,
geopend 's namiddags te één uur.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
4°. Beëediging en installatie van den heer Mr. C. Cock, als lid van den
Gemeenteraad.
2°. Begrootingen voor 1886 van de gesubsidieerde instellingen van welda
digheid
a. het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis.
b. het Evang. Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis.
c. het Nederlandsch Israëlietisch Armbestuur. (143)
3°. Idem van de Stedelijke Werkinrichting. (145)
4°. Idem van de niet gesubsidieerde instellingen van weldadigheid
a. het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis.
b. het R. K. Armbestuur.
c. Vrouwen-Kraam moeders.
d. het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
(144 en 154)
5°. Idem van de Bank van Leening. (146)
6°. Begrooting van de Ontvangsten en Uitgaven der gemeente voor 1886.
Tegenwoordig 24 leden, als: de heeren Driessen, Was, Kaiser, De Goeje,
De Geus, Nijkamp, Knappert, Cock, Verstér, Alma, Buys, Land, Van Dissel,
Zaaijer, Du Rieu, Juta, Bredius, Krantz, Bool, De Fremery, Van Hoeken,
Zaalberg, Van der Hoeven en de Voorzitter.
De heer Hartevelt heeft kennis gegeven verhinderd te zijn, de vergade
ring bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
8 October jl. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter. Ik stel het eerst aan de orde de beëediging en installatie
van den heer Cock.
De heer Cock legt in handen van den Voorzitter de bij de wet gevor
derde eeden af.
De Voorzitter. Ik wensch U geluk met Uwe herbenoeming als lid van
den Gemeenteraad. Vooral de wijze waarop die herbenoeming geschiedde, zal
voor U eene groote voldoening geweest zijn. Ik zal dan ook niet den wensch
behoeven uit te spreken dat gij voort zult gaan met naar Uwe inzichten
de belangen van onze dierbare gemeente te helpen bevorderen. Uw verle
den is daarover een waarborg!
De Voorzitter deelt mede:
1°. dat de heer Mr. C. Cock de benoeming tot Curator van het Gymna
sium en tot lid en Voorzitter der Commissie tot het ontwerpen en herzien
der plaats, huishoudelijke verordeningen heeft aangenomen.
2°. Missive van den heer M. W. Jaeger, houdende kennisgeving dat
hij de benoeming tot lid van het bestuur der Stedelijke Werkinrichting
aanneemt.
3°. Missive van de Ged. Staten dd. 12/16 October jl. B. n®. 2809
(3de afd.) G. S. n°. 19, houdende mededeeling dat voor het jaar 1885
een bedrag van f 39243.;aan deze gemeente zal worden uitgekeerd als
subsidie in de kosten van het lager onderwijs.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verslag over den Cursus 1884/5 van den toestand der Gemeentelijke
instelling tot opleiding van O. I. ambtenaren.
Zal worden opgenomen in het Gemeente-verslag over 1885.
2®. Reclames tegen den aanslag in de plaats, dir. belasting dienst 1885.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Fin.
3®, Verzoek van het Bestuur der Practische Ambachtschool, tot uit
breiding der leerlokalen en het aanbrengen van eenige noodzakelijke ver
beteringen.
4°. Verzoek van de Gemeente-Commissie van het Nederl. Herv. Kerk
genootschap, om den eigendom van grond bij de begraafplaats aan de
Heerenbrug.
5°. Verzoek van J. L. Creijghton, in zake de plaatsing van een tweede
petroleumbergplaats op het Raamland bij den Maresingel.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
6°; Verzoek van het Bestuur der Leidsche Duinwatermaatschappij, om
goedkeuring van het besluit der algemeene vergadering van aandeelhou
ders tot het aangaan eener geld leening van 100000.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. alsmede, op voorstel
van den heer Cock, in handen van de Commissie van Financiën.
7®. Nader verzoek van Dr. W. C. Van Manen, om teruggave van be
taald schoolgeld voor zijne dochter leerlinge der Hoogere Burgerschool
voor Meisjes.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
8°. Voordracht van Regenten van de R. K. Armen en het Wees- en
Oudeliedenhuis, voor de benoeming van twee Regenten.
Wordt in de Leeskamer nedergelegd.
9°. Adres van het Bestuur der Vereeniging „Indhra", om de gym
nastiekzaal der Hoogere Burgerschool voor Meisjes te mogen gebruiken.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
De Voorzitter deelt nog mede:
1°. dat op 17 October jl. heeft plaats gehad de opneming der boeken
ZlTTIMQVSKSLAa 1885.
en kas van den Gemeente-ontvanger, waarvan proces-verbaal is opgemaakt,
dat in afschrift is gezonden aan de Ged. Staten en ter inzage van de
leden in de leeskamer nedergelegd.
Aan de orde zijn de:
I. Begrootingen voor 1886 van de gesubsidieerde instellingen van wel
dadigheid
a. het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis.
b. het Evang. Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis.
c. het Nederlandsch Israëlietisch Armbestuur.
(Zie Ing. St. n®. 143).
Worden achtereenvolgens zonder discussie of hoofdelijke stemming goed
gekeurd en tevens de besluiten tot het verleenen van subsidie vastgesteld.
II. Begrooting van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. n®. 145.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd en tevens het
besluit tot het verleenen van subsidie vastgesteld.
III. Idem van de niet gesubsidieerde instellingen van weldadigheid
a. het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis.
b. het R. K. Armbestuur.
c. Vrouwen-Kraammoeders.
d. het Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. n®. 144 en 154).
Worden achtereenvolgens zonder discussie of hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
IV. Begrooting van de Bank van Leening.
(Zie Ing. St. n®. 146).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
V. Begrooting van de Ontvangsten en Uitgaven der gemeente voor 1886.
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De Voorzitter. Ik zal de vrijheid nemen zelf de algemeene beschou
wingen over de begrooting te openen, omdat ik den indruk wensch mede
te deelen, welken ik gekregen heb van het rapport der Comm. van Fin.
te dezer zake.
Ik wil niet ontveinzen dat die indruk verre van gunstig is.
De Commissie van Financiën geeft te kennen dat zij zeer ongunstig
over den financieelen toestand van de gemeente denkt; zij roept daarover
ach en wee met bedenkelijk hoofdschudden, maar zij laat, naar het mij
voorkomt na de feiten aan te wijzen, waardoor haar ongunstig oordeel
gemotiveerd wordt, zoodat dit duidelijk zoude zijn voor ieder, die niet
volkomen op de hoogte van de financiën onzer gemeente is.
Zij vangt haar rapport aan met de opmerking dat onze financiëele
toestand op dit oogenblik veel te wenschen overlaat, en voert als bewijs
daarvan aan „het feit dat de hoofdelijke omslag in het volgende jaar
niet onbelangrijk zal moeten worden verhoogd, en dan het cijfer nabij
is, dat als maximum kan worden geheven." Dit feit, zegt zij, „spreekt
te duidelijk, om aan iemands aandacht te ontsnappen."
Zij laat er echter onmiddellijk de erkenning op volgen, dat de minder
gunstige toestand van het oogenblik, voortvloeit „uit oorzaken waaraan
nu althans weinig te veranderen valt." Er zal dan ook voor 't oogenblik
wel niet anders te doen zijn, dan in dien hoogen hoofdelijken omslag
te berusten, indien men van ons maar niet vergt dat wij de meening
der Commissie van Financiën onderschrijven, dat dit feit alleen reeds
voldoende zou wezen, om te besluiten dat de financieele toestand bedenke
lijk, of zelfs maar ongunstig zoude zijn.
In zeer algemeene bewoordingen geeft de Commissie van Financiën
eene soort van verklaring van dat ongunstige feit. Zij houde ons de op
merking ten goede, dat wij het betreuren dat zij niet wat meer in bijzon-
deiheden is getreden. Wanneer wij toch de cijfers eenigszins nauwkeurig
nagaan, dan zal, naar het ons voorkomt, spoedig hiijken, dat alleen ten
gevolge van eenige toevallige .omstandigheden van voorbijgaanden aard,
het bedrag der inkomstenbelasting voor 1886 hooger geraamd moest
worden dan het gemiddelde van vorige jaren, en dat daarenboven een
groot deel van die hoogere raming, over het geheel der belastingschul-
digen genomen, slechts eene schijnbare verhooging is.
Wij nemen natuurlijk voor de som op volgn. 6 uitgetrokken, de door
ons voorgestelde aan, gewijzigd volgens hetgeen later op verschillende
posten van ontvang en uitgaaf, uit hoofde van nadere inlichtingen veran
derd moest worden: alzoo eene som van f 144,300.
Voor het loopende jaar bedraagt zij 137,430: het gemiddelde cijfer
over de jaren 1875/84 is ruim 121,000.
De voorname factor, waardoor wij nu ongeveer 23,000 meer zullen
moeten heffen dan dat gemiddelde over het genoemde tienjarig tijdvak,
is de prijsverlaging van het gas. Wanneer wij, weder over hetzelfde tijd
vak van 1875/84, de gemiddelde winst der gasfabriek nemen, na aftrek
van hetgeen voor aflossing van kapitalen en schulddelging werd afgezon
derd, dan bedraagt die winst gemiddeld per jaar ongeveer ƒ56,875. Voor
het jaar 1886 is die winst geraamd op 36,685; derhalve ruim 20,000
lager dan het zooeven genoemde gemiddelde. Deze som van de voorge
dragen f 144,300 afgetrokken, komt het cijfer der inkomstenbelasting
op ongeveer 124,000. De belastingschuldigen nu, die als een gevolg
van de lagere winsten der gasfabriek, eene hoogere inkomstenbelasting
zullen moeten betalen, vinden voor een aanzienlijk gedeelte, eene compen
satie in den lageren gasprijs: wel is waar is die compensatie niet zoo
algemeen als wel te wenschen ware, doch men moet niet uit het oog
verliezen dat zij bestaat; en dat hetgene door de gasfabriek minder als
winst wordt uitgekeerd, ook door de gasverbruikers minder wordt be
taald. Over de geheele bevolking gerekend, is er dus verplaatsing,
geene verhooging van belasting.
Eene andere omstandigheid van voorbijgaanden aard is de dubbele
uitkeering aan het Rijk voor het aandeel der gemeente in de kwade
posten der personeele belasting. Bij de vaststelling van het aan de ge
meente uit te keeren bedrag, is daarvan door de Regeering voor het