68 de helft eigenaar zijn en zijn van oordeel dat het, wanneer de andere eigenaars op eigen kosten dat water willen dempen, op voorwaarde dat zij tegen een matigen prijs eigenaar van de geheele sloot worden, op onzen weg ligt, dit te bevorderen en dat het onderhavige geval niet kan gerekend worden tot die, welke de heer Was in zijne zooeven gehouden beschouwingen voornamelijk op het oog heeft gehad. De heer Was. M. de V.! Ik erken, dat de feiten bij dit verzoek niet volkomen dezelfde zijn als bij het verzoek, dat in de vorige vergadering is behandeld. Evenwel geeft mij dat geen aanleiding om op mijn besluit terug te komen, want het valt niet te ontkennen, dat wij, dóór het laten dempen van een sloot, al is zij schadelijk voor de gezondheid, faciliteiten aan niet-ingezetenen van Leiden zouden toestaan. Het ligt niet op onzen weg schadelijke slooten in andere gemeenten te laten dempen. Bovendien, die sloot bestaat daar zoolang het mij heugt, en nooit heb ik gehoord, dat zij schadelijk was voor de gezondheid van de omwonenden. De heer Van Hees gaat uit deze gemeente naar Zoeterwoude verhuizen en heeft daar land gekocht, wetende, dat dit gelegen was aan eene sloot, die voor de helft aan de gemeente Leiden tóebehoort. Nu zou het mij voor den requestrant spijten, als hij hinder had van die sloot, doch het toestaan van zijn verzoek is in strijd met het beginsel, een beginsel waarvan de juistheid ook door U wordt erkend, om geen faciliteiten aan ingezetenen der omliggende gemeenten toe te staan voordat eene beslissing genomen is omtrent de uitbreiding van de grenzen onzer gemeente. Ik blijf dus in mijn voornemen volharden om tegen deze voordracht te stemmen. De Voorzitter. Ik moet opmerken, dat de heer Was het voornaamste punt in deze quaestie ter zijde stelt. Wij hebben hier niet met gemeente eigendommen te doeneen gedeelte van de sloot behoort aan de hêeren Van Hees en Rijshouwer en het andere gedeelte aan de gemeente; wij zijn dus slechts mede-eigenaren. En nu vragen onze mede-eigenaren om eenige faciliteit in het dempen van ons gemeenschappelijk eigendom. Dat is alles, en dit geval staat niet gelijk met de quaestie, die in de vorige vergadering is behandeld. Wij aarzelden dus niet deze voordracht te doen, en blijven haar handhaven. De discussiën worden gesloten, en de voordracht in stemming gebracht, werd aangenomen met 16 tegen 3 stemmen. Vóór stemden dó heeren: Zaialberg,Dë Goeje, Kaiser, Bredius, Juta, De Fremery, Hartevelt, Bool, Du Rieu, Zaaijer, Van Dissel, Land, Alma, Van Hoeken, Nijkamp en de Voorzitter. Tegen de heeren: Was, Van der Hoeven en Krantz. IX. Verzoeken van J. H. Bik, J. J. Commerell en dr. W. C. Van Manen, om restitutie van schoolgeld. (Zie Ing. St. n°. 138). Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan. X. Voordracht betrekkelijk de indiening van een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal ter bekoming van een Rijkssubsidie ten be hoeve van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zié Ing. St. n°. 140 en 141) Over dit punt werd geen discussie gevoerd, maar op verzoek van den heer Bredius werd het in stemming gebracht. Het werd aangenomen met 17 tegen 2 stemmen. Vóór stemden de heeren: Zaalberg, De Goeje, Kaiser, Was, Van der Hoeven, Juta, De Fremery, Hartevelt, Bool, Krantz, Du Rieoj Zaaijer, Van Dissel, Land, Alma, Nijkamp en de Voorzitter. Tegen stemden de heeren: Bredius en Van Hóeken. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij vair A. W. SIJTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 2