67 Zitting van Donderdag 8 October 1885, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: 1°. Benoeming van een Bestuurder van de Stedelijke Werkinrichting. (139) 2®. Idem van een tweeden onderwijzer aan de Jongensschool der 2de klasse n®. 1. (133) 3®. Idem van een derden onderwijzer aan de school der 3de klasse n®. 1. (134) 4°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1885 van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (131) 5®. Idem als voren van het H. G. of Arme- Wees- en Kinderhuis. (132) 6®. Idem als voren van de Bank van Leening. (142) 7®. Verzoek van P. Van Ulden, pachter van de haardasch en het bagge ren, om vermindering van de verschuldigde pachtsommen. (136) 8°. Idem van A. J. Rijshouwer en A. N. C. Van Hees, ter bekoming van grond aan den Hoogen Rijndijk. (137 en 147) 9®. Idem van J. H. Bik, J. J. Commerell en dr. W. C. Van Manen, om restitutie van schoolgeld. (138) 10®. Voordracht betrekkelijk de indiening van een adres aan de Tweede Kamer der Staten Generaal ter bekoming van een Rijkssubsidie ten behoeve van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (140 en 141) Tegenwoordig 19 leden, als: de heeren De Fremery, Hartevelt, Bool, Krantz, Du Rieu, Zaaijer, Van Dissel, Land, Alma, Van Hoeken, Nijkamp, Zaalberg, De Goeje, Kaiser, Was, Bredius, Van der Hoeven, Juta en de Voorzitter. De heeren Driessen, Donner, Verster en Buys hebben kennis gegeven verhinderd te zijn, de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 24 September jl. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1®. Missive van den Minister van Staat, Minister van Binnenlandsche Zaken dd. 25 September jl. n°. 2239 3de afd. O., houdende mededeeling dat aan den Hoogleeraar Dr. G. A. Wil ken vergunning is verleend de be trekking van lector aan de Gem. Instelling tot opleiding van O. I. amb tenaren kosteloos waar te nemen. 2®. Missive van den heer Dr. C. G. Cobet, houdende mededeeling dat hij door den staat zijner gezondheid genoodzaakt is, de betrekking van Curator van het Gymnasium neder te leggen. Deze missive luidt als volgt: Leiden, 5 October 1885. De ondergeteekende ziet zich tot zijn leedwezen door den staat zijner gezondheid genoodzaakt, de betrekking van Curator van het Gymnasium neder te leggen. Bij de mededeeling hiervan aan den Gemeenteraad voegt hij de betui ging van zijne erkentelijkheid voor het vertrouwen, hem in de benoeming tot dat ambt betoond, en voor de medewerking, die hij in de waarneming daarvan gedurende eene reeks van jaren heeft mogen ondervinden. Aan den Raad C. G. Cobet. der gemeente Leiden. Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1®. Reclames tegen de aanslagen in de plaats, directe belasting dienst 1885. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Fin. 2°. Begrootingen, dienst 1886, van de Bank van Leening, het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis en de Stedelijke Werkinriching. Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 3®. Brief van den Kapitein waarnemend Commandant der dd. Schutterij waarbij wordt aangeboden afschrift van een door hem aan de Ged. Staten van Zuid-Holland gericht adres in zake de oprichting van een Schietbaan in of nabij Leiden. Deze stukken zullen worden opgenomen onder de gedrukte stukken. 4°. Rapporten van Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek omtrent de lichtsterkte van het Gas in Engelsche Standaardkaarsen, van 6 September tot en met 3 October jl. Zullen onder de Ingekomen Stukken worden opgenomen. Aan de orde is: I. Benoeming van een Bestuurder van de Stedelijke Werkinrichting. (Zie Ing. St. n°. 139). De Voorzitter. Mag ik de heeren Hartevelt, Nijkamp en Zaalberg ver zoeken met mij het stembureau uit te maken Benoemd wordt de heer M. W. Jaeger met 18 stemmen; op den heer P. Van Bleiswijk Ris werd één stem uitgebracht. II. Benoeming van een tweeden onderwijzer aan de Jongensschool der 2d« klasse. (Zie Ing. St. n®. 133). De Voorzitter. Wij kunnen op dit oogenblik niet tot eene benoeming overgaan, daar de eerst voorgedragene verzocht heeft niet in aanmerking te komen. Een nieuwe voordracht zal dus noodig zijn en in eene volgende vergadering worden behandeld. III. Benoeming van een derden onderwijzer aan de school der 3de klasse n°. 1. (Zie Ing. St. n®. 134). Benoemd wordt J. G. F. Van Ewijk met algemeene stemmen. ZlTTINGTEKSLAQ 1885. IV. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1885, van het Geref. Minne* of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (Zie Ing. St. n®. 131). Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd. V. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1885, van het II. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (Zie Ing. St. n®. 132). Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd. VI. Suppletoire staat van begrooting van de Bank van Leening. (Zie Ing. St. n®. 142). De Voorzitter. Het rapport van de Commissie van Financiën is nog niet gedrukt; zij kan zich echter vereenigen met deze begrooting. De staat wordt daarna zonder disc, of hoofd, stemming goedgekeurd. VII. Verzoek van P. Van Ulden, pachter van de haardasch en het bag geren, om vermindering van de verschuldigde pachtsommen. (Zie Ing. St. n®. 136). Zonder discussie of hoofdelijke stemming afgewezen. VIII. Verzoek van A. J. Rijshouwer en A. N. -C. Van Hees, ter beko- ttiing van grond aan den Hoogen Rijndijk. (Zie Ing. St. n®. 137 en 147). De heer Was. M. de V. 1 Op grond van het door mij in de vorige ver gadering aangevoerde, zie ik mij verplicht mijne stem aan deze voordracht te onthouden. Ik doe dit ongaarne, omdat het reeds voorgekomen is dat dergelijke verzoeken aan andere requestranten zijn toegestaan; doch ik meen dat de Raad eindelijk moet breken met het toestaan van faciliteiten aan bewoners van omliggende gemeenten, voordat eene beslissing is genomen omtrent de quaestie, die reeds zoolang hangende is, ik bedoel, de uitbrei ding onzer gemeente. Nu is in het antwoord van Burg. en Weth. op het Begrootingsverslag medegedeeld, dat op den 4den Februari II. aan de Gedeputeerde Staten is toe gezonden een gewijzigd ontwerp tot uitbreiding van de grenzen der ge meente; tevens blijkt uit dat antwoord, dat Burg. en Weth. niet weten welk gevolg aan dat verzoek door de Gedeputeerde Staten gegeven is. Wij moeten 't er dus voor houden, dat het ontwerp op het oogenblik bij dat College nog een punt van ernstige overweging uitmaakt. Intusschen acht ik het in het belang der gemeente zeer wenschelijk, dat spoedig eene be slissing genomen wordt. Mocht het College van Ged. Staten onverhoopt van oordeel zijn, dat er geen termen aanwezig zijn om het initiatief te nemen tot uitbreiding van de grenzen der gemeente Leiden, welke door den Raad zoo noodig werd geacht, dan, M. de. V. 1 zou ik meenen, dat de tijd ware aangebroken om een vast beginsel aan te nemen, hoe te handelen met dergelijke ver zoeken, als nu behandeld worden, en hoe in het algemeen onze houding moet zijn tegenover ingezetenen van de omliggende gemeenten, wanneer zij wenschen te deelen in de voordeelen, welke onze gemeente aanbiedt. Het is onbillijk, dat faciliteiten worden toegestaan aan niet-ingezetenen van Leiden, die evenals de ingezetenen gebruik maken van de lusten onzer gemeente zonder evenwel in de lasten bij te dragen. En zoolang omtrent de vergrooting der gemeente geen zekerheid bestaat, acht ik mij niet gerechtigd mijne stem aan deze en soortgelijke voordrachten te geven. De Voorzitter. Een enkel woord om te verklaren waarom wij, niet tegenstaande het votum van de vorige vergadering, hebben gemeend dit voorstel, dat toen reeds gearresteerd was, te moeten handhaven. De gevallen zijn namelijk niet gelijk. Ware het een geheel gelijksoortig geval, wij zouden, uit eerbied voor het genomen besluit in de vorige vergadering, hebben voorgesteld, afwijzend te beschikken. Wij hebben hier echter een sloot, die voor de helft toebehoort aan de eigenaars van de daaraan grenzende huizen of erven en voor de helft aan de gemeente. Daarenboven is het een sloot, die in een allerslechtsten en in een voor de gezondheid nadee- ligen toestand verkeert. Het gemeenschappelijk bezit nu maakt dat het onderhoud aan eigenaardige bezwaren onderhevig is en dientengevolge zijn wij reeds eenige jaren bezig zooveel mogelijk het dempen van die sloot te bevorderen. Wij kunnen dit niet op eigen gezag doen, daar, zooals ik reeds mededeelde, de gemeente slechts voor de helft eigenares is. Wel kunnen wij aan de eigenaars van de huizen of erven waar die sloot langs loopt, faciliteiten toestaan, door hun de gelegenheid te geven om te dempen. Op die wijze zijn dan ook reeds verschillende gedeelten van die sloot gedempt, en het verzoek van de heeren Rijshouwer en Van Hees geeft ons nu de gelegenheid de voortzetting van het werk, dat wij als zeef noodig beschouwen, te bevorderen. In het algemeen deel ik de beschouwingen van den heer Was omtrent de wenschelijkheid dat in den toestand verandering kome, geheel, zoodat bewoners, die nu tegen de grenzen van onze gemeente wonen, niet meer zullen kunnen deelen in de voordeelen die een groote gemeente oplevert en die somtijds met groote kosten zijn verkregen, zonder dat zij haar aandeel in die kosten bijdragen. De wet geeft echter het initiatief geheel aan de Gedeputeerde Staten. Zooals wij in ons antwoord op het verslag van het verhandelde in de sectiën ten aanzien van de begrooting voor 1886 hebben medegedeeld, hebben wij nog geen antwoord ontvangen op de indiening van ons gewijzigd ontwerp tot uitbreiding der grenzen van de gemeentede heer Was meent nu uit het langdurig stilzwijgen van de Ge deputeerde Staten te moeten opmaken dat ons voorstel een punt van ernstige overweging bij dat College uitmaakt. Bij den bekenden ijver van de Gedeputeerde Staten doet de lange tijd, die verloopen is, sedert ons voorstel is ingediend, mij veeleer vreezen dat zij er niets aan gedaan hebben en er ook voorloopig niets aan zullen doen. Ik weet dit echter niet zeker, het is slechts een vermoeden. Gedeputeerde Staten van Zuid- Holland staan bekend als zoo ijverig en bezield met zulk een groote werkkracht, dat wij er wel iets van zouden hebben gehoord, wanneer zij het in ernstige overweging hadden genomen. Hoe het zij, de toestand van de sloot langs den Hoogen Rijndijk is slecht; wij kunnen die sloot niet laten dempen, omdat wij slechts voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 1