66 Nu is er wellicht in dit speciale geval reden om van het beginsel af te wijken, doch die reden blijkt niet uit de voordracht. Daarom wenschte ik daaromtrent te worden ingelicht. De Voorzitter. Ik herinner mij niet goed meer het advies, vier jaren geleden door de Commissie van Fabricage uitgebracht, en waarop de geachte vorige spreker zijne bezwaren grondt. Het argument, nl. dat zij, die in de onmiddellijke nabijheid van de gemeente huizen bouwen, wel van de voor- deelen onzer gemeente profiteeren zonder in de lasten er van bij te dra gen, is een bezwaar, hetwelk niet te ondervangen is door het bewuste verzoek af te wijzen. Wij hebben herhaaldelijk verzoeken afgewezen om gronden die in eigendom aan de gemeente behoorden en buiten de grens der gemeente lagen. Maar hetgeen hier gevraagd wordt is geheel iets anders. Hemerik verzoekt de sloot te mogen dempen en den grond in eigendom te bekomen, niet om dien te bebouwen, maar om het terrein vóór zijn huis te verbeteren. De uitbreiding van den huizenbouw buiten de grenzen der gemeente kunnen wij niet tegengaan. Wat den prijs van den grond betreft, moet ik opmerken, dat wij altijd gewoon zijn geweest de gedempte slooten tegen f 1 per M. en het water tegen 0.50 per M2. oppervlakte af te staan. Dat is tot nu toe altijd geschied. De heer Was. M. de V.! Uw antwoord heeft mij niet bevredigd. Dat ik een advies van de Commissie van Fabricage heb aangehaald, dat vier jaar oud is, heeft een bepaalde reden. Ik deed het, omdat in dit advies de gronden uitvoerig zijn ontwikkeld en bij latere voordrachten van gelijke strekking steeds naar dat advies verwezen is. Mijn voornaamste bezwaar is: de gemeente Leiden moet het bouwen van huizen aan den Singel, op het grondgebied van aangrenzende ge meenten, niet gemakkelijk maken. De gemeente Leiden, die zeer eng begrensd is, heeft dikwijls getoond, o. a. met Vreewijk, het profiteeren van de voordeelen, die onze gemeente aanbiedt, zonder lasten te betalen, niet gemakkelijk te maken. Ik wil slechts even wijzen op een voorbeeld, dat tamelijk recent is, nl. de zaak Blansjaar, die in Augustus 1883 behandeld is. Hem werd op de grens van de ge meenten Leiden en Leiderdorp grond in eigendom afgestaan, onder de uit drukkelijke voorwaarde, dat de hoofdingang van zijne woning zou gebouwd worden op het grondgebied van de gemeente Leiden en dat hij zich op het bevolkingsregister dier gemeente liet inschrijven, waardoor hij tot de ingezetenen van Leiden zou behooren en dus bijdroeg in de personeele- en gemeentebelasting. Diezelfde zaak wijst aan, dat mijne opmerking om trent den prijs juist is, want aan Blansjaar werd die grond afgestaan voor twee gulden de centiare. De overige grond werd hem in gebruik ge geven, onder bepaling dat hij dien grond alleen mocht gebruiken als tuin grond, en daarop niet mocht bouwen. Nu spreekt het van zelf, wanneer wij aan Hemerik grond in eigendom afstaan, zonder daaraan het verbod om te bouwen te verbinden, niets hem zal beletten daar later te gaan bouwen, en dit acht ik in strijd met het juiste beginsel dat wij heb ben aangenomen. Wij kunnen zeker niemand beletten te bouwen vlak aan de grens der gemeente, maar wij behoeven geen grond af te staan om dit gemakkelijk te maken, grond, dien wij bovendien later noodig kunnen hebben om de Singels te verbreeden. Mocht ik de redenen vernemen, die er kunnen bestaan om van dat beginsel af te wijken, dan zal ik mij wel licht met het voorstel vereenigen. De Voorzitter. Ik moet den heer Was doen opmerken dat Hemerik geen bouwgrond, maar alleen tuingrond vraagt: het huis is reeds gebouwd. Wij hebben nu wel geene redenen om ons te verheugen over de vele woningen, die in de nabijheid van de gemeente verrijzen, maar ik zie geene reden om verzoeken als dit, die in billijkheid kunnen worden toegestaan, af te wijzen. Wat den prijs betreft die door Blansjaar betaald is geworden ik heb de bijzonderheden van dit verzoek natuurlijk niet voor mij maar niet altijd wordt dezelfde prijs betaalddit hangt van omstandigheden af. Er wordt bijvoorbeeld voor afstand van grond in de gemeente in den regel vijf gulden gevraagd! Wij zouden overigens nog lang kunnen discussieeren, zonder tot eenstemmigheid te geraken over de vraag of in dit speciale geval, de belangen der gemeente de afwijzing van het verzoek raadzaam maken. Het beste zal dus m. i. zijn, het voorstel in stemming en zoo doende de quaestie tot eene beslissing te brengen. De heer Was. Wanneer het mij vergund is voor de derde maal het woord te voeren, dan wensch ik er de aandacht van den Raad op te vestigen, dat het niet de vraag is of Hemerik grond wil bekomen voor bouw grond of voor tuingrond, doch alleen of het wenschelijk is hem den e igen- dom af te staan van gemeentegrond, gelegen op de grens der gemeente. Ik acht dat niet wenschelijk, omdat het in strijd is met het eenmaal door den Raad aangenomen beginsel, dat op deugdelijke gronden steunt. Laten wij dus het beginsel handhaven, dat de gemeente Leiden eigenares blijft van den grond. Ik wil Hemerik niet beletten om de sloot te dempen, maar wel om hem eigenaar te maken van den gedempten grond. Ik zal geen amendement indienen om de voordracht in dien zin te wijzigen, .dat de gedempte grond in gebruik wordt afgestaan, want ook dit acht ik niet in het gemeentebelang, hoewel dit niet in strijd is met het vroeger aangenomen beginsel. Ik zal dus eenvoudig tegen deze voordracht stemmen. De heer Zaaijer. Zou het niet mogelijk zijn aan de bezwaren van den heer Was tegemoet te komen, door den verlangden grond aan Hemerik tot wederopzeggens toe in gebruik af te staan tegen eene bepaalde recog nitie per jaar. De gemeente houdt er dan altijd de vrije beschikking over, ook voor het geval het noodig mocht geacht worden de Singels te verbreeden. De Voorzitter. Ik zou den heer Zaaijer in overweging willen geven een voorstel in dien geest in te dienen. Burg. en Weth. hebben geen aan leiding hun voordracht in dien geest te wijzigen. De heer Zaaijer. Ik hen gaarne bereid een amendement in dien geest voor te stellen, maar ik ben op dit oogenblik niet in staat het bedrag van die recognitie te bepalen. De Voorzitter. Dat bedrag is bij tarief bepaald; ik meen dat het f 0,03s per centiare is. De heer Zaaijer. Dan wensch ik het voorstel te doen om den grond af te staan, tot wederopzeggens toe, tegen eene recognitie volgens tarief. Dit amendement genoegzaam ondersteund zijnde, kan een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De heer De Goeje. Ik zou het amendement gaarne ondersteunen, als er geen kans was, dat de aanvrager weigerde den grond onder die voor waarde te aanvaarden. En daarvoor vrees ik. De Voorzitter. Ik acht dat geen overwegend bezwaar. Wanneer de Raad zich met het amendement vereenigt, dan ligt daarin opgesloten, dat hij den grond niet in eigendom wenscht af te staan. Wanneer nu een toestand in 't leven wordt geroepen, waarmee de aanvrager zich niet kan vereenigen, dan kan hij weigeren den grond onder die voorwaarde te aanvaarden. De heer Van Hoeken. Ik zal tegen het amendement stemmen, M. de V., hoofdzakelijk, omdat ik meen dat het voorstel aldus gewijzigd, niet is in het voordeel van den adressant, noch in het belang van de gemeente Leiden. Ik meen dat het bezwaar door de heeren Was en Zaaijer geop perd, zeer goed zou kunnen uit den weg worden geruimd, door bij den afstand te bepalen dat de grond niet mag worden bebouwd. Daartoe zal echter de betrokken persoon, meen ik, niet overgaan. Hij zal toch niet eerst de kosten dragen van de demping der sloot, daarna het ijzeren hek er op zetten en dan nog een recognitie betalen zonder eigenaar van den grond te zijnIk kan mij niet denken dat hij dit zal doendit is echter de zaak van den aanvrager, maar ik acht het, al was het tegen verhoogde koop som, meer in beider belang den grond te verkoopen. In stemming gebracht, wordt het amendement aangenomen met 20 tegen 5 stemmen, die van de heeren De Fremery, Van Hoeken, Le Poole, Harte- velt en de Voorzitter. Het geamendeerde voorstel op verzoek van den heer Van der Hoeven in stemming gebracht, wordt daarna aangenomen met 17 tegen 8 stemmen, die van de heeren De Fremery, Was, Knappert, Van Hoeken, Le Poole, Krantz, Van der Hoeven en Hartevelt. Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten. Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. S1JTHOFF.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 2