II 50 2a° 3 i IJ. s2 2 «s )7 4de j) n Totaal Volgens het gewijzigd art. 24 moeten minstens aan eene school van 400 leerlingen verbonden zijn: voor 85 leerlingen het hoofd der school met twee onderwijzers, voor 315 leerlingen zeven onderwijzers. voor 400 leerlingen het hoofd der school met negen onderwijzers. Voor eene school van 400 leerlingen is dus tusschen de oorspronkelijke bepalingen der wet, met toepassing van de Ministerieele beslissing en het gewijzigd artikel, geen verschil, terwijl onze verordening zich van beide alleen onderscheidt door de toepassing van het bovengenoemd beginsel. Blijft dit gehandhaafd, dan zou het verschil tusschen onze verordening en de minimumeischen van het gewijzigd artikel alleen bestaan in de berekening der hulp voor het getal leerlingen boven de 400, en dit ver schil zou slechts een getal van 2 of 3 onderwijzers kunnen bedragen. Eene volgende opmerking is, dat de cijfers van het aantal leerlingen in de toelichting op de begrooting voor 1885, door den heer Donner ge volgd, toevallig buitengewoon laag zijn. De opgaven ons 1 November 1884 verstrekt, waren: School 3a® kl. n°. 1, 478 leerlingen 12 onderwijzers. 2' 556 14 (Buitengewoon tot 15 verhoogd). 3, 606 14 1, 564 14 2, 358 9 2562 leerlingen 63 (64) onderwijzers. Hoewel dus, op gemelden datum, op de school der 3a® kl. n°. 2 ééne onderwijzeres boven 't normale getal was aangesteld, door den Raad toegestaan wegens de ernstige ziekte van een der onderwijzers, bleef het totaal der onderwijzers nog éven beneden het door de Verordening voor gegeven getal^ betreft, het is stellig niet gemakkelijk bij de behandeling van het wetsontwerp is het voldoende gebleken het maximum leerlingen te bepalen, dat, met vrucht, door één onderwijzer kan worden onderwezen, vooral omdat de eene onderwijzer vermag, wat de ander niet kan doen; maar niemand kan ontkennen, dat, hoe grooter het getal wordt des te minder de onderwijzer op elk kind in tbijzQnder kan ietten Het vóór de verordening van 1880 hier geldende stelsel was op elke 50 leerlingen één onderwijzer, maar toen werd veel meer gebruik ge maakt van de hulp der kweekelingen en daarmede het bezwaar van te groote klassen overwonnen. Inderdaad is, volgens het oordeel van de meeste deskundigen, een getal van 50 leerlingen in ééne klasse de uiterste grens, wil het onderwijs geen groot gevaar loopen. De tegenwoordige Minister van Binnenlandsche Zaken schreef in 1876: „In 't algemeen is bijna geen onderwijzer in staat 50 leerlingen zóó te onderwijzen, dat voortdurend hunne aandacht ger okken wordt en wezenlijke vruchten van het onderwijs zijn te verwachten Hoe kleiner de klassen zijn, hoe meer de onderwijzer de gelegenheid heeft od de vorming van verstand en hart der verschillende leerlingen afzonderlijk te letten, hoe meer kans er bestaat dat de verhouding tus schen leerling en onderwijzer een meer vriendschappelijk en innig karakter zal dragen, hetwelk niet anders dan voordeelig op het onderwijs zal teragwer feit) dat; door verschillende oorzaken, de laagste klassen in den regel veel sterker bezet zijn dan de hoogste. Al heeft men, zooals hier voor elke 40 leerlingen één onderwijzer, zoo kan het toch niet uit blijven dat verscheidene klassen dit cijfer aanmerkelijk overschrijden ja zelfs dat de onderwijzers dezer klassen soms 50 en meer leerlingen hebben. Klimt het cijfer, zooals b,. „p d. sch.l.n n°. 2 3 d.r 3« kl»,. h.t geval is, boven de 60, dan is, zonder splitsing, geen onderwijs mogelijk, dat dien naam verdient. Dit geeft nu reeds soms ernstige moeilijkheden, omdat er ook bij het tegenwoordige getal onderwijzers vaak geen enkele meer beschikbaar is. Men kan dit zien in de hierbij gevoegde staten van de verdeeling der- kinderen in de vijf scholen op 1° November 1884. Aan de school n». 1 der 3a® kl. telden de 1*" en 2a® kl. elk 61 leerlingen, men had, om de Ist® te splitsen, slechts 1 onderwijzer beschikbaar, daarentegen zijn de lla® en 12a® klassen gecombineerd. De splitsing der 2 6 kl. is gevonden door de hulp van een kweekeling. Op de school n°. 2 dezer klasse heeft men, dank de buitengewone hulp wegens de ziekte en voortdurende zwakte van een onderwijzer, de 1ste 2a® en 6a® klasse kunnen splitsen. De 3a® en 7 elk van 56 leer lingen, moeten elk door één onderwijzer bestuurd worden. Op school n 3 kon men de Ist® en 5a® klasse splitsenvoor de overige, waarvan geen enkele beneden 40, twee meer dan,50 leerlingen telden, was dit met mogelijk. In de school n°. 1 der 4a® kl. heeft men de Ist® klasse van 62, de 2a® van 77 de 4a® van 64 en de 5a® van 76 leerlingen, kunnen splitsen, de 7a® van'53 en de 8st® van 52 leerlingen moesten aan één onderwijzer gelaten worden. Wordt nu het getal onderwijzers naar den maatstaf van een voor elke 45 leerlingen berekend, dan zullen deze moeilijkheden nog veel grooter worden en zal het eerlang, in de hoogere klassen, blijken hoe, in de lagere, tengevolge van overbevolking, een groot aantal kinderen met tot hun recht zijn gekomen. Het gehalte van het onderwijs zou dus wezenlijk achteruitgaan door den voorgestelden maatregel. De schoolcommissie tracht, bij hare adviezen betreffende de behartiging van de belangen van het onderwijs, steeds de financiëele draagkracht der gemeente in het oog te houden en zal steeds gaarne tot elke bezuiniging medewerken, die, zonder schade van die belangen, kan worden aange bracht. Maar van de thans voorgestelde ziet zij mets dan nadeel voor die belangen en kan dus niet anders dan de aanneming daarvan ten ernstigste onlrftden Aan d'e uitnoodiging van Uw collegie om, in geval de schoolcommissie genegen mocht zijn het voorstel te ondersteunen, tevens haar advies te geven omtrent de wijziging, die eventueel in de klassen-verdeeling zoude moeten worden gemaakt, kan de commissie, dien ten gevolge, met voldoen. De Plaatselijke Schoolcommissie, Aan heeren Burg. en Weth. D. Bierens de Haan, President, van Leiden. J- A. Van Hamel, Secretaris. 12/11 10/9 8 7 6 56 5a 46 4a 3 26 2a 16 la 14 10/9 8 7 6 5 4 3 2 1 9 12/11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 11 12 11 10 9 8 7 6 12 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 12 STAAT, aanwijzende het aantal klassen en leerlingen der Openbare Scholen 4a® en 3a® klasse, benevens het aantal onderwijzers en onderwijzeressen, door wie het Hoofd der school wordt bijgestaan. Namen van de onderwijzers en onderwijzeressen. 45 42 52 53 47 37 39 35 29 46 42 35 31 31 564 27 36 32 41 38 45 48 51 40 358 38 39 37 36 37 46 42 46 35 61 61 478 27 26 36 35 46 56 54 47 42 56 63 556 48 43 45 44 48 45 49 64 51 52 50 67 P. Dikshoorn, G. B. Engeltjes, Ph. Rank, H. Bremer, W. Rank, N. H. Ten Holt, F. F. Duyverman, A. Meeth, A. Crama, C. J. Van Vliet, Mej. S. T. M. Bakx, W. Du Pon, M. Van Wijk, 1ste onderwijzer. 2a® 2a® 3a® 3a® 3a® 3a® 3a® 3a® 3a® onderwijzeres. 3a® Sa® (tijdelijk). C. P. S. M. Dikshoorn, 3ae 14 onderwijzers en onderwijzeressen. BB O o SS O TO 03 <3 O SS J. Petri, N. Gouwentak, R. Adema, G. Hoogervecht, H. M. Klaver, J. Van den Briel, J. G. Marks, II. W. De Koning, J. Verwey De Winter, 1ste onderwijzer. 2d® 2a® 3a® 3ae 3a® 3de 3de 2a® 9 onderwijzers. i= e C/3 Ph E o co C. L. Van den Berge, J. Vos, A. B. Van der Voorden, Mej. J. Drinhuyzen, F. Van Wijk, A. De Geus, M. Van der Boon, A. Cattel, A. Vroom, Mej. A. M. Middelkoop, 3a® onderwijzeres en S. Stoel, 2a® onderwijzer. Mej. A. M. Van der Zanden, 3a® onderwijzeres. 12 onderwijzers en onderwijzeressen. 1st® 2a® 3a® 2a® onderwijzeres. 3a® onderwijzer. 3a® 3a® 3de 3a® °c 33 c3 73 o C. Van der Jagt, J. Ramaker, L. Driebergen, F. L. T. Moene, J. W. Wuyster, L. Van Oeveren, 1st® onderwijzer. 2de 2a® 3a« 3a® 3a® 606 H. A. Koorenhof, 2a® onderwijzer en J. P. Lancel, 3a® onderwijzer. L. Vermaas, 2a® onderwijzer. J. Noest, 3d® Mej. Trago, 3a® onderwijzeres. M. Blanken en E. C. M. Rietdijk, 3a® onder wijzeressen. Mej. G. J. Van der Weijde, 3a® onderwijzeres en T. W. Belterman, 2ae onderwijzer. 15 onderwijzers en onderwijzeressen. S3 S O o Ï5 ,c G. Gesink, J. Korswagen, J. A. Buys, E. Peters, H. Velthuisen, J. A. C. Binnendijk, J. M. Scheffer, S. R. Perrin en D. J. Dobbe, 3d® onderwijzers. 1st® onderwijzer. 2a® 2de 2da 2a® 3a® 3de s 3a® onderwijzeres. 3a® 3a® C. Van der Harst en M. G. Van Ewijk 3a® on derwijzeres en onderwijzer. Mej. C. F. Le Clercq, S. E. H. Prins. M. M. Vrijhoff, C/3 C/3 03 r* 10 11 O O O O tij A O CQ 14 onderwijzers en onderwijzeressen. Behoort bij missive aan Burgemeester en Wethouders dd. 18 Juni 1885. De Secretaris der Plaatselijke Schoolcommissie, J. A. Van Hamel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 2