47
Zitting van Donderdag 18 Juni 1885,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Onderzoek van de geloofsbrieven van het benoemd lid van den Ge
meenteraad Dr. W. N. Du Rieu.
2°. Benoeming van een lid der Commissie van Financiën.
3°. Idem van eene tweede onderwijzeres in de vrouwelijke handwerken
aan de scholen n#. 4 der 3fl8 en 4d« klasse. (75)
4". Idem van een Gemeente-architect. (84)
5°. Idem van eene Regentes van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (74)
6°. Suppletoire staat van begrooting en staten van af- en overschrijving
op de begrootingen, dienst 1884, van het R. K. Wees en Oudelie-
denhuis en het R. K. Armbestuur. (67)
7°. Verzoek van J. Van Veen, ter bekoming in eigendom van een gedeelte
sloot langs het Delftsche trekpad. (70 en 77)
8°, Idem van R. J, Coronel, om terugbetaling van schoolgeld. (71)
9°. Idem als voren van A. H. Couturier. (73)
10°. Staat van af- en overschrijving op de gemeente-begrooting, dienst
1884. (76 en 86)
11°, Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving
op de begrooting, dienst 1884, van het Nederl. Israëlietisch Armbe
stuur. (78)
12°. Idem van het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis. (82)
13°. Voorstel tot onderhandsche verpachting van de tienden onder Leider
dorp. (79)
14°. Idem betrekkelijk de levering der geneesmiddelen voor de R. K.
Armen, gedurende het jaar 1885. (80)
15°. Idem betrekkelijk afschrijving van plaatselijke directe belasting. (85)
16°. Rekening over 1884 van de Kamer van Koophandel en Fabrieken. (66)
17°. Idem van het Evang. Luth. Wees- en Oudeliedenhuis. (68)
18°. Idem van de Plaatselijke Schoolcommissie. (69)
19°. Idem van de Bank van Leening. (81)
20°. Idem van de Dienstdoende Schutterij. (87)
21°. Idem van de Stedelijke Gasfabriek. (88)
Tegenwoordig 21 leden, als: de heeren Hartevelt, Bool, Bredius, Juta,
Verster, Van Hoeken, Cock, Zaalberg, De Goeje, Driessen, Van Wensen,
Zaaijer, Van Dissel, Buys, Kerstens, Le Poole, Van der Hoeven, Donner,
Knappert, Land en de Voorzitter.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
21 Mei worden gelezen en goedgekeurd.
De heeren Kaiser, De Fremery, Was en De Geus, hebben kennis gege
ven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De Voorzitter deelt mede
1°. Missive van Mevr. de Wed. G. Wilhelmy DamstéVan 't Hooft,
houdende mededeeling van het overlijden van haren echtgenoot, in leven
lid van den Gemeenteraad.
Deze missive luidt als volgt:
Leiden, 26 Mei 1885.
Ik vervul bij dezen den treurigen plicht U te berichten, dat mijn ge
liefde echtgenoot, de heer G. Wilhelmy Damsté, den 308ten dezer over
leden is.
Mij van uwe deelneming overtuigd houdende, noem ik mij
Aan den Raad der Uwe Dienaresse,
gemeente Leiden. Wed. G. Wilhelmy Damsté
Van 't Hooet.
De Voorzitter. Mijne HeerenBurg. en Weth. hebben dezen brief
reeds, ook namens den Gemeenteraad, met een brief van rouwbeklag
beantwoord.
Slechts korten tijd geleden rustte op mij de treurige plicht om een
geacht overleden medelid te herdenken, en nu, bij het openen dezer
vergadering, heb ik op nieuw deze droevige taak te vervullen. De over
ledene was een man, die in eene groote mate blijk heeft gegeven van
zijne belangstelling in het welvaren onzer gemeente en van een weinig
geëvenaarden ijver. Het is betreurenswaardig, dat wellicht die groote
ijver welke hij aan den dag legde, er toe heeft bijgedragen, dat hij ons
op een nog betrekkelijk zoo krachtvollen leeftijd is ontvallen. Wie onzer
zal derhalve zijn weggaan niet betreuren! Ik ben echter overtuigd, dat
zijne nagedachtenis bij ons vooral in dankbare herinnering zal blijven voortle
ven, want juist wij, die de geheele burgerij vertegenwoordigen, in wier belang
hij zoo gaarne werkzaam was, zullen hem wel in de eerste plaats blijven
herdenken.
Ik stel voor, dat de Raad goedkeure, dat door Burg. en Weth. een
brief van rouwbeklag, ook namens den Raad, aan de betrekkingen van
den heer Wilhelmy Damsté is gezonden. (Teekenen van bijval.)
Dienovereenkomstig wordt besloten.
2°. Dispositie van de Ged. Staten der Provincie Zuid-Holland dd. 19/22
Mei jl. B. n°. 384 (4d8 afd.) G. S. n°. 92/2 ten geleide van de goedge
keurde raadsbesluiten tot afstand van grond in de Kaarsenmakersstraat
aan het Bestuur van het Minnehuis, in de Haarlemmerstraat aan P. Van
Roon en tot aankoop van Inschrijving op het Grootboek.
3°. Idem als voren dd, 9/11 Juni jl. B. n°. 1498 (3a« afd.) G. S.
n°. 70, ten geleide van het goedgekeurd raadsbesluit tot afstand van grond
van de Varkenmarkt aan J. G. Noordman.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
ZlTTINQVERSLAG 1885.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Adres van de firma P. Clos en Leembruggen, houdende verzoek om
den eigendom van een gedeelte gemeentegrond van den Vestwal bij de
Warmonderbrug. -
2°. Verzoek van de firma Reding en Van Cappelle te Amsterdam, om
vergunning tot den aanleg en de exploitatie van telefoonleidingen in deze
gemeente.
3°. Voorstel van Curatoren van het Gymnasium om den leeraar A. Hen
driks wederom voor den tijd van een jaar te benoemen.
Worden gesteld in handen van Burg. ën Weth.
4°. Suppletoire begrooting, dienst 1885 van de Stedelijke Werkinrichting.
5°. Rekening en verantwoording, dienst 1885 van de Stedelijke Werk
inrichting. -
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
6°. Verzoek van D. Sluimer, om afschrijving van plaats, dir. belasting,
dienst 1885,
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Fin.
7°. Rapport van Burg. en Weth. over de vervulling der betrekking
van Archivaris der gemeente.
Wordt in de Leeskamer nedergelegd en is opgenomen onder de Inge
komen Stukken.
De Voorzitter deelt nog mede:
1°. dat aan den heer J. W. Schaap, eervol ontslagen Gemeente-Archi
tect, een pensioen is toegekend van f 2000, berekend naar een veertig
jarigen dienstijd en eene jaarwedde van f 3000.
2°. Provinciaal blad n°. 40, waarbij wordt medegedeeld dat bij Koninkl.
besluit van 22 Mei jl. n°. 8, met ingang van 1 Juni 1885, tot school
opziener in het Arrond. Leiden is benoemd de heer Mr. O. J. H. Graaf
Van Limburg Stirum en dat aan hem tot wederopzegging vergunning is
verleend om te 's Gravenhage te wonen.
3°. dat de verkiezing van een lid van den Gemeenteraad ter vervulling
van de vacature ontstaan ten gevolge van het overlijden van den heer
G. Wilhelmy Damsté, die moest aftreden in 1879, zal plaats hebben tegelijk
met de periodieke verkiezingen op Dinsdag 21 Juli 1885, en dat in het
Hoofdbureau zitting zullen hebben: de heeren S. C. M. Knappert en
Mr. N. K. F. Land en in het Hulpbureau de heeren Mr. H. Van der Hoeven,
Voorzitter en H. C. Juta en P. J. Van Hoeken leden.
Aan de orde is thans
I. Onderzoek van de geloofsbrieven van het benoemd lid van den
Gemeenteraad Dr. W. N. Du Rieu.
De Voorzitter. Mag ik de heeren Land, Bredius en Knappert ver
zoeken zich in commissie te vereenigen en zich met het onderzoek dezer
geloofsbrieven te belasten?
De vergadering wordt voor eenige oogenblikken geschorst.
Na heropening verkrijgt de heer Bredius, namens de Commissie van
onderzoek het woord en zegt:
De heer Bredius. M. de V.! De Commissie in wier handen het onder
zoek der geloofsbrieven van het onlangs gekozen lid, Dr. W. N. Du Rieu,
is gesteld, heeft zich met het nazien daarvan onledig gehouden. Zij heeft
bevonden, dat de stukken bedoeld in art. 17 der Gemeentewet, zijnde:
1°. een afschrift van het proces-verbaal der plaats gehad hebbende
stemming, waaruit blijkt, dat hij met volstrekte meerderheid is gekozen;
2®. een uittreksel uit het geboorteregister, waaruit tijd en plaats zijner
geboorte blijken;
3°. een verklaring vaii den Burgemeester, getuigende, dat hij gedurende
het laatste aan zijn verkiezing voorafgaande jaar, zijne woonplaats binnen
de gemeente gehad heeft;
en 4°. de door hem zeiven af te geven verklaring, vermeldende dat
hij geene andere openbare betrekking bekleedt dan die van Directeur der
Bibliotheek van 's Rijks Universiteit;
in orde waren, en zij daarin, noch uit anderen hoofde bezwaar vindt
tegen de toelating van het nieuw benoemde lid, weshalve zij de eer
heeft te adviseeren tot toelating van Dr. W. N. Du Rieu als lid van
den Raad.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
II. Benoening van een lid der Commissie van Financiën,
De Voorzitter. Mag ik de heeren Hartevelt, Zaalberg en Zaaijer ver
zoeken met mij het stembureau uit te maken
Benoemd wordt de beer H. C. Juta met 17 stemmen: op den heer
Kerstens waren 3 stemmen en op den heer Zaalberg één stem uitgebracht.
De Voorzitter. Is de heer Juta bereid de benoeming te aanvaarden?
De heer Juta. De redenen, M. de V., die mij, na de behandeling der
begrooting voor 1881, noopten te bedanken als lid der Commissie van
Financiën, bestaan nóg en wel onverminderd. Desniettegenstaande ben ik
echter nu bereid de benoeming aan te nemen, daar het mij toeschijnt
dat het bestaan dier Commissie als zelfstandige Commissie van advies in
gevaar wordt gebracht door de herhaalde vruchtelooze pogingen, om haar
voltallig te maken. Aangezien ik aan die zelfstandigheid zeer veel waarde
hecht wil ik de benoeming aannemen. Maar tevens ook als blijk van
waardeering van de twee tegenwoordige ledeh der Commissie van Finan
ciën, die deze blijkbaar zoo weinig benijdenswaardige betrekking toch blij
ven vervullen.
III. Benoeming van een tweede onderwijzeres in de vrouwelijke hand
werken aan de scholen n°. 1 der 3d8 en 4d« klasse.
(Zie Ing. St. n°. 75).
Benoemd wordt mej. E. P. Loeber met 20 stemmen één briefje was blanco.