GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 33 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 80. Leiden, 13 Juni 1885. Bij brief van 1 Juni 11. n°. 76 wordt door Burg. en Weth. aan Uwe Vergadering overgelegd een staat van af- en overschrijvingen op de be grooting van het voorgaande jaar, een gevolg van de omstandigheid dat sommige posten onvoldoende zijn gebleken om daaruit de werkelijk gedane uitgaven te bestrijden. Blijkens den bijgevoegden staat en de daarbij gegeven inlichtingen is het overschrijden van de begrooting veelal voortgevloeid bf uit Raadsbe sluiten, sedert de vaststelling der begrooting genomen (volgn. 72) öf uit wettelijke voorschriften (volgn. 76, 105, 106, 115, 147,148,155 en 156), en natuurlijk dat in al die gevallen goedkeuring van de gevraagde af- en overschrijving een streng vereischte is. Anders wordt echter het geval wanneer overschrijding der begrooting noch uit Raadsbesluiten noch uit wettelijke of contractueele voorschriften voortvloeit. Wij begrijpen zeer wel dat dit bij eene groote administratie zeer licht kan voorkomen, dat deze of gene uitgave eenigszins tegenvalt en het dus ten slotte blijkt dat, terwijl men meende binnen de grenzen van de begrooting te zijn gebleven, deze of gene post nogtans met een klein bedrag is overschreden. Zulke teleurstellingen zullen wel nimmer voor den Raad stof tot eenige billijke critiek kunnen opleveren. Alleen hieraan behoort, dunkt ons, te worden vastgehouden, dat waar overschrijding van de begrooting vooraf kon worden voorzien, en geen dadelijke nood tot onverwijld handelen dwingt, geen uitgave boven het toegekende maximum bevolen worde zonder dat vooraf de toestemming van den Raad verkregen zij. Met de inachtneming van dat beginsel staat en valt het geheele budgetrecht, dat de wet aan den Gemeenteraad heeft toegekend, en wij houden ons overtuigd dat Uwe Vergadering niet minder dan wij op de strenge handhaving van dat recht prijs stelt. Lettende op dat beginsel hebben wij nu eenig bezwaar tegen de over schrijving op de volgn. 75 en 99, maar het meest tegen die op art. 133. De begrooting van 1884 stelt voor onderhoud van schoolmeubelen f 870 beschikbaar en nu lezen wij in de toelichting van het hier besproken voor stel, dat bij nieuwe aanbesteding „het onderhoud der schoolmeubelen (is) aangenomen voor 1100 's jaars, hetgeen eene meerdere uitgaaf van f 240 vorderde." Wij zijn met alle bescheidenheid van oordeel, dat zulk eene aanbesteding niet goedgekeurd, maar tot één van beiden had moeten worden overgegaanbf tot beperking van de leverantie öf was dat niet mogelijk tot het doen van een voorstel aan den Raad opdat deze, die onmogelijkheid erkennende, vooraf besloot den betrokken begrootingspost te verhoogen. Er is hier te meer aanleiding op deze onregelmatigheid de aandacht te vesti gen, omdat het niet zelden gebeurt dat de Raad bij de begrootingsdis- cussiën uitgaven als deze bij amendement met enkele honderd gulden ver mindert, omdat de daarvoor uitgetrokken som naar zijn oordeel te hoog is. Welke wordt nu echter de zin van zulk een amendement wanneer ge schieden kan wat wij hier meenen te moeten wraken? In verband met het bovenstaande moeten wij ons eindelijk nog eene enkele opmerking veroorloven omtrent de overschrijving op volgn. 124e. Voor het schoonhouden van de lokalen der Hoogere Burgerschool voor meisjes staat op de begrooting f 150 uitgetrokken, „terwijl" zooals de toelichting zegt „volgens ingeleverde nota's door de Directrice ter zake is uitgegeven een bedrag van f 190.11." Het verschil in geld betee- kent weinig, maar veel beteekent daarentegen het beginsel, dat de Direc trice uitgaven doet ten laste van de gemeente zonder daartoe gemachtigd te zijn. De bevoegdheid om zoo te handelen zouden wij aan haar even als aan alle ambtenaren der gemeente onvoorwaardelijk willen betwisten, onder opmerking dat wij voor ons niet zullen schroomen in vervolg van tijd aan den Raad voor te stellen zulke uitgaven niet goed te keuren en ze dus voor rekening te laten van hen of van haar die daartoe bevel hebben gegeven. Overtuigd dat de hier ontwikkelde beginselen in hoofdzaak overeenstem men ook met de denkbeelden van Burg. en Weth. en dat deze dus nauw keurig zullen toezien dat daaraan de hand worde gehouden, hebben wij nu geen bezwaar Uwe Vergadering voor te stellen den aangeboden staat van begrooting door hare goedkeuring te bekrachtigen. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. worden verhoogd. Volgens bestuurders is deze verhooging een gevolg van de lagere prijzen, welke zij bij den verkoop van de in genoemde inrich ting vervaardigd wordende goederen hebben bedongen. Ook de kosten van voeding zullen meer bedragen dan waarop aanvankelijk gerekend was, doordien in de eerste maanden van dit jaar door vele personen van deze inrichting is gebruik gemaakt, ten gevolge van de destijds heerschende werkeloosheid. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging in de verhooging van bedoelde toelage te voorzien, door afschrijving van den post voor onvoorziene uitgaven en tot de vaststelling van den hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving dienst 1885 over te gaan. Tevens stellen wij U voor om de door bestuurders te dezer zake inge diende suppletoire begrooting goed te keuren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 87. Leiden, 16 Juni 1885. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij geene bedenkingen heeft tegen het voorstel van Burg. en Weth. tot het verleenen van gedeeltelijke afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1884, aan verschillende personen. Zij geeft Uwe Vergadering derhalve in overweging tot goedkeuring van dat voorstel te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N°. 88. Leiden, 18 Juni 1885. De Commissie van Financiën heeft de eer Uwe Vergadering mede te deelen, dat zij geene bedenkingen heeft op de ter onderzoek in hare handen gestelde rekening en verantwoording der ontvangsten en uitgaven van de dienstdoende schutterij alhier, over het jaar 1884. Zij stelt U voor die rekening voorloopig vast te stellen in ontvangst en uitgaaf tot een bedrag van f 8921.621/1 alzoo sluitende quitte. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 89. Leiden, 18 Juni 1885. Bestuurders der Stedelijke Werkinrichting hebben aan ons college mede gedeeld, dat de toelage, op de begrooting ten behoeve hunner instelling uitgetrokken, niet voldoende is en dientengevolge met f 1000 zal moeten N°' Leiden, 18 Juni 1885. Naar aanleiding van de hierbij overgelegde brieven van Curatoren van het Gymnasium en van den Inspecteur der Gymnasia geven wij Uwe Vergadering in overweging den heer A. Hendriks, die bij raadsbesluit van 11 September 1884 voor den tijd van één jaar werd benoemd tot leeraar in de Nederlandsche taal- en letterkunde, geschiedenis en aardrijkskunde aan het Gymnasium voor één jaar in zijne betrekking te continueeren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. ®1# Leiden, 30 Juni 1885. Onder overlegging van bijgaand adres van den heer G. Aalbertsberg, houdende verzoek om in zijne betrekking van Stadsheelkundige te worden gecontinueerd, hebben wij de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat er bij ons tegen de inwilliging van het verzoek geene bedenkingen bestaan. Wij geven U daarom in overweging den heer G. Aalbertsberg wederom voor den tijd van drie jaren in zijne genoemde betrekking te bestendigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Verzoekt de ondergeteekende beleefdelijk opnieuw te worden geconti nueerd als Stadsheelkundige. G. Aalbertsberg. N°' ®8, Leiden, 30 Juni 1885. Wij stellen Uwe Vergadering voor om evenals in de laatste jaren is geschied ook voor het jachtseizoen 1885/6 permissien uit te reiken tot het jagen naar waterwild op de Vroonwateren, tegen betaling van f 6 per stuk. Ten vorigen jare werd te dier zake ontvangen een bedrag van f 144. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°' ®8, Leiden, 30 Juni 1885. Naar aanleiding van art. 3 van het reglement van beheer, hebben wij de eer U de volgende dubbeltallen voor te dragen, ter vervanging van de leden van ons bestuur buiten den Gemeenteraad, die den lsten Juli moeten aftreden, zijnde de heeren J. Van Heukelom Jr., C. J. Leembruggen en A. J. Krantz, welke weder op nieuw benoembaar zijn: 1°. de heeren J. Van Heukelom Jr. en P. Van Bleiswijk Ris. 4 C. J. Leembruggen en M. W. Jaeger. A. J. Krantz en J. B. Zuurdeeg. Bestuurderen van de Stedelijke Werkinrichting, Aan den Gemeenteraad L. Driessen, loco Voorzitter, van Leiden. h. C. Juta, Secretaris. N». 94. Leiden, 20 Juni 1885. Tot haar leedwezen heeft de Commissie van Financiën in de laatste Raadsvergadering van 18 Juni haar rapport over de alstoen aan de orde gestelde Rekening van de Stedelijke Gasfabriek niet kunnen uitbrengen. De daarop betrekking hebbende stukken waren echter eerst in de tweede week van Juni in hare handen gesteld, terwijl H.H. Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek reeds 17 Maart de schriftelijke Rekening en Verant woording hadden goedgekeurd en het gedrukt Verslag dezer Inrichting reeds op 25 Maart het licht had gezien. Hoewel Uwe Commissie de goedkeuring niet heeft aan te bevelen van het zoogenaamd „Finantieel gedeelte, Overzicht van de Exploitatie 1884" op pag. 24 van bovengenoemd gedrukt Verslag, maar alleen de Rekening en Verantwoording zooals die in schrift met de bescheiden op de lees kamer voor de leden ter visie heeft gelegen, zoo acht zij het toch voor het vervolg wel wenschelijk dat dezelfde volgorde van posten in het gedrukt Verslag natuurlijk in eindcijfers en dezelfde benamingen dier posten, in gedrukte zoowel als ongedrukte stukken gebruikt en in acht genomen worden. Zoo vond zij o. a. in het gedrukt Overzicht van Exploitatie 1884 de post Fittingrekening, als perste Hoofdstuk onder de uitgaven van de Reke ning en Verantwoording voorkomende voor f 11092.23 wegens Aankoop, 1343.57| Inventaris, alzoo tot een bedrag van f 12435.801, in het geheel niet onder de „Lasten" op pag. 25, maar daarentegen wel, alhoewel in verschillende posten uitgetrokken, een zelfde bedrag: onder verbruikt materieel Gasleidingenf 9690.36 afschrijving op de Gasmeters2745.44| f 12435.801 Zoo worden onder het Hoofdstuk „Belastingen" van de Rekening en Verantwoording, Assurantie en Belasting respectivelijk ad f 361.17| en f 446.99 geboekt, in het gedrukt Verslag uitgetrokken onder de bena-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1885 | | pagina 3