24
De oude rechterlijke archieven, bedoeld in art. 1 van het Koninklijk
Besluit van 8 Maart 1879 (Stbl. n°. 40), welke aan de gemeente tot
wederopzeggens zijn toevertouwd of onder hare berusting gelaten, worden
bewaard afgescheiden van elke andere verzameling.
Art. 3.
ll
De Archivaris geeft aan ieder, die het Oude Archief bezoekt, op diens
verlangen inzage of gelegenheid tot bezichtiging van de daartoe behoo-
rende bescheiden en voorwerpen tenzij in bijzondere gevallen anders door
Burg. en Weth. mocht zijn bepaald of hij zelf dit in het gemeentebelang
niet geraden mocht oordeelen. In dit laatste geval brengt hij zulks onver
wijld ter kennis van Burg. en Weth., die daaromtrent beslissen.
Als plaats voor de bewaring der oude rechterlijke archieven werd daarop
aangewezen een lokaal van het Invaliedenhuis, waarin thans die archieven
zijn opgenomen. Van de registers aanwezig in het gebouw der voormalige
Rechtbank ten getale van 631 deelen, is indertijd eene summiere opgave
gemaakt, welke als bijlage gevoegd is bij het proces-verbaal van over
dracht van 28 Februari 1884. Inmiddels zal de inventarisatie dier stukken
ten gevolge van de ziekte en het overlijden van den Archivaris nog
moeten plaats hebben, welk werk in de eerste plaats aan den te benoe
men Archivaris zal moeten worden opgedragen.
Wij zijn overigens van oordeel dat, met het oog op den omvang en
de belangrijkheid van het Oud Archief te dezer stede, in den laatsten
tijd belangrijk vermeerderd door de overneming van de rechterlijke archie
ven bovenbedoeld, alsmede van een tal van charters op Leiden betrekking
hebbende in gebruik afgestaan door het Provinciaal Bestuur van Friesland
en van de archieven der voormalige Wees- en Momboirkamers, het bij
voortduring noodzakelijk zal blijken dat de zorg voor en de bewerking
van die archieven aan een daarvoor bepaaldelijk aangesteld deskundig
persoon blijft opgedragen.
Intusschen bestaat er bij ons geen bezwaar tegen om thans den nu
bestaanden toestand te handhaven, en de betrekking van Archivaris alzoo
voorloopig te blijven aanmerken als eene tijdelijke, en wel op grond dat
bij de vaststelling van de gewijzigde Verordening op het verleenen van
pensioen aan gemeente-ambtenaren de Archivaris niet is opgenomen onder
de gemeente-ambtenaren die voor het zoogenaamd pensioenfonds in aan
merking genomen worden.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging ons College te
machtigen een voordracht tot benoeming van een Archivaris op eene
jaarwedde van 800 voor den tijd van twee jaren in te dienen.
Ten slotte leggen wij hierbij over een betrekkelijk schrijven van het
Bestuur der Nederlandsche Maatschappij van Letterkunde met den inhoud
waarvan wij ons volkomen kunnen vereenigen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 6 Mei 1885.
Het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde neemt
de vrijheid, zich tot U te wenden aangaande een zaak, die het doel dier
Maatschappij van nahij betreft.
Dat doel toch is niet alleen de bevordering der Nederlandsche Taai
en Letterkunde, maar evenzeer die der Nederlandsche Geschied- en Oud
heidkunde.
Met de twee laatstgenoemde vakken nu is ten nauwste verbonden alles,
wat tot het Archiefwezen in. Nederland behoort.
Dit Archiefwezen heeft onlangs een zwaar verlies geleden door den dood
van den bekwamen en hulpvaardigen Archivaris dezer stad, Jhr. W. J. C.
Rammelman Elsevier, op 28 Maart jl.
De periodieke herbenoeming van wijlen dezen titularis duidt aan, dat
de door hem bekleede betrekking niet tot de vaste stedelijke ambten be
hoort, en doet de mogelijkheid onderstellen, dat zij tengevolge van zijnen
dood zou kunnen worden opgeheven. Men zegt zelfs, dat zich reeds stem
men voor die opheffing doen hooren.
Des te meer acht het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde zich verplicht, U dringend te verzoeken, tot de afschaffing
van het Stedelijk Archivariaat niet over te gaan, maar veeleer deze be
trekking tot eene blijvende te maken.
Het openstellen der Archieven in den loop dezer eeuw heeft de kennis
der Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde op eene hoogst verblij
dende wijze doen toenemen. Ook van de geschiedenis der stad Leiden,
zouden wij niet weten wat wij er van weten, zoo niet de Gemeenteraad
indertijd, hierin een der eerste in ons land, had besloten, een Stedelijken
Archivaris aan te stellen. Wat deze persoonlijk, en wat anderen op zijne
aanwijzing hebben aan het licht gebracht, heeft gedurig meer de overtui-
tuiging gevestigd aangaande den grooten rijkdom en de hooge belangrijk
heid van het Leidsche Archief. En indien nu zelfs sommige kleinere stedèn
een eigen Archivaris bezitten, hoeveel te meer moet dan eene groote stad
als Leiden, wier geschiedenis wel te recht een stuk Vaderlandsche Ge
schiedenis mag heeten, zich onthouden van de afschaffing eener betrekking,
die wel is waar spoedig zou blijken, niet te kunnen worden gemist, maar
wier tijdelijke opheffing reeds voldoende zou zijn, om eene blijvende blaam
te werpen op hare wetenschappelijke eer!
Misschien zal men meenen, een middelweg te kunnen bewandelen, door
het Archivariaat niet op te heffen, maar aan eenige reeds bestaande be
trekking te verbinden. Dit moge voor kleine plaatsen voldoende wezen,
maar eene stad als Leiden kan daarmede niet volstaan. Haar Oud-Archief
eischt de volle kracht van een opzettelijk daarvoor levend man, die alles
naar een weldoordacht plan ordent, en met zorgvuldige nauwgezetheid
doorleest, ten einde bij voorkomende gelegenheden den Gemeenteraad van
voorlichting te kunnen dienen, hem de stukken aan te wijzen, welke tot
handhaving van oude rechten en eigendommen kunnen noodig zijn, iederen
wetenschappelijken onderzoeker tot een zaakkundig leidsman te strekken,
of ook door eigen geschriften de kennis der Geschiedenis van Leiden te
verrijken. Een Archivariaat als bijzaak zou hier minder dan een halve
maatregel zijn. Daarvoor is het Stedelijk Archief veel te rijk en te be
langrijk tevens.
Ziehier het een en ander, dat het Bestuur van de Maatschappij der
Nederlandsche Letterkunde krachtens het doel dier Maatschappij de vrijheid
neemt, aan Uwe aandacht te onderwerpen. Het worde door U ten goede
opgenomen als teeken van hooge belangstelling in de eer en waardigheid
van de stad, wier bestuur aan Uwe handen is toevertrouwd, en in den
bloei der wetenschap, met wier roem de naam van Leiden onafscheidelijk
is verhonden 1
Het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden,
J. J. Prins, Voorzitter.
J. J. A. A. Frantzen, Secretaris.
N°. 58. Leiden, 7 Mei 4885.
Onder overlegging van nevensgaande stukken geven wij Uwe Vergade
ring in overweging onder de door de Commissie van Fabricage voorgestelde
voorwaarden, vergunning te verleenen aan de firma Gebr. Van Wijk Co,,
om een tapkraan met gootsteen en uitloozing in het stadsriool op de
Uiterstegracht te plaatsen aan den gevel van hare fabriek en aan H. P. J.
Van Wensen, om een aanvoerbuis met filter te leggen van de fabriek
aan den Zuid-Singel.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Geven met gepasten eerbied te kennen de ondergeteekenden, Gebr. Van
Wijk Co., fabrikanten alhier
dat zij van uit hunne fabriek aan de Vestestraat n°. 42, wenschen te
brengen eene warmwaterpijp op de Uiterstegracht, daaronder te plaatsen
een gootsteen met loozing in het bestaande riool hunner fabriek
dat zij daartoe behoeven de toestemming Uwer Vergadering, welke zij
hierbij de eer hebben te verzoeken.
't Welk doende, enz.
Aan den Gemeenteraad Leiden, 40 April 4885.
van Leiden. Gebr. Van Wijk Co.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen H. P. J. Van Wensen,
fabrikant aan de Heerengracht alhier, dat hij voor aanvoer van water
ten behoeve van de Leidsche Dekenfabriek, wenscht te leggen, een aan
voerbuis met filter aanvangende aan de Havenbrug langs de Kalvermarkt
met een zinker door den Zuid-Singel volgens bijgaande situatie.
Waarvoor beleefdelijk de toestemming Uwer Vergadering wordt verzocht.
't Welk doende, enz.
Leiden, 24 April 1885. H. P. J. Van Wensen.
Leiden, 5 Mei 4885.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op de hierbij gevoegde requesten
te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der
gevraagde vergunning;
4°. aan de firma Gebr. Van Wijk Co., om een tapkraan met goot
steen en uitloozing in het stadsriool op de Uiterstegracht, te plaatsen aan
den gevel van hare fabriek, mits de rand van den gootsteen gelijk met
de straat wordt gelegd, tot wederopzeggens toe, onder toezicht van den
Gemeente-Architect en tegen betaling van het recht, bij het tarief vermeld,
onder art. 3 n°. 13 der verordening, vastgesteld den 5den Maart 4857
2°. aan H. P. J. Van Wensen, om een aanvoerbuis met filter te leggen
van de fabriek aari den Zuid-Singel met een zinker door de gracht en
voorts door de Kalvermarkt naar de Haven, onder de volgende voor
waarden als
a. dat de duiker gelegd wordt zonder hinder of schade te veroorzaken
aan de bestaande riolen, kolken en uitloozingskanalen, alles voor zijne
rekening
b. dat de filter bij den walmuur aan de Haven gedekt wordt met een
ijzeren deksel, gelijk met de straat en evenzoo de drie putjes aan den
Zuid-Singel
c. dat de zinker gelegd wordt in een uitgediepte sleuf of geul, minstens
ter diepte van 2.50 meter beneden AP en ter breedte van drie meters;
d. dat daarvoor betaald worden de rechten bepaald bij art. 3 n°. 40,
42, 16 en 17 van het tarief, vastgesteld den 5den Maart 4857.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage.
der gemeente Leiden.
N°. 59. Leiden, 14 Mei 4885.
Na overleg met den Voorzitter der Commissie van Fabricage geven
wij Uwe Vergadering in overweging vergunning te verleenen tot het leg
gen van een stoep, mits volgens aan te wijzen rooiing aan L. Van Es,
vóór zijn huis in de Janvossensteeg n°. 9 zijn huis en aan P. Van Roon,
vóór, op de Haarlemmerstraat n°. 66.
Het betrekkelijk adres van laatstgenoemde is reeds opgenomen onder
n°. 42 der ingekomen stukken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan de WelEd. Achtb. Heeren Burg. en Weth. der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Lambertus Van Es, wonende
te Leiden, Janvossensteeg n°. 9;
dat hij UEd. Achtb. beleefdelijk verzoekt hem toe te staan vóór zijn woon-
en winkelhuis te doen aanbrengen een stoep, bestaande uit gebakken tegels,
omsloten door escauzijnsche banden, op zoodanige breedte als door UEd.
Achtb. zal worden bepaald.
Leiden, April 1885. 't Welk doende,
L. Van Es.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.