41
De heer Van der Hoeven. Zou ik van U, M. de V., even eene nadere
uitlegging mogen hebben van het rapport van de Comm. van Fabricage,
naar hetwelk door Burg. en Weth. in hun voorstel wordt verwezen. Ik
begrijp dat rafport niet goed; waarschijnlijk is er een of meer woorden
uitgevallen o! heeft er eene vergissing plaats gehad. Er staat:
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van L. Sillevis
te berichten dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het verleenen der
vereischte vergunning, omeen gedeelte van den Rijndijk......
te vergraven onder goedkeuring van het gemeentebestuur van Leiderdorp
en van het Hoogheemraadschap van Rijnland wat het vergrooten der
brug betreft, het onderhoud en de bediening in het belang
der passage voor rij- en voertuigen en voetgangers, alsmede
het rooien van een boom,alles onder toezicht van den Gemeente
architect.
Ik begrijp niet goed waar de woorden: het onderhoud en de be
diening enz. van daan komen; het stuk is onduidelijk gesteld.
De Voorzitter. De heer Van der Hoeven zal waarschijnlijk wel begrij
pen dat een brug onderhouden en bediend moet worden en nu wordt be
paald dat requestrant niet alleen voor het onderhoud maar tevens ook
voor de bediening moet zorgenvoorts geven wij onze toestemming voor
het rooien van den boom en dat dit, zoowel als de werkzaamheden aan de
brug geschiedt onder toezicht van den gemeente-architect.
De heer Van der Hoeven. De waarschijnlijkheid M. de V. die U
vooronderstelt, is werkelijkheidik weet gelukkig dat een draaibrug onder
houden en bediend moet worden; maar ik kan niet uit het advies van
de Commissie van Fabricage begrijpen, dat dat onderhoud en die bediening
komen ten laste van den adressant. Dit staat niet in het rapport
te lezen.
De Voorzitter. Dan is het mij aangenaam U te kunnen mededeelen,
dat dit de bedoeling is.
De heer Van der Hoeven. Op mijn beurt zal het mij aangenaam zijn,
M. de V. wanneer U die bepaling dan in de toestemming zoudt willen
opnemen. Mocht daartegen bij Burg. en Weth. bezwaar bestaan, dan zal
ik een daartoe strekkend voorstel doen.
De Voorzitter. Bij het Dagelijksch Bestuur bestaat daartegen volstrekt
geen bezwaar 1
De heer Van Dissel. M. de V.! Behooren het houden van toezicht
op het onderhoud van de brug en hare bediening tot de verplichtingen
van de gemeente Leiden of van Leiderdorp? Ik heb dat niet duidelijk
uit de stukken kunnen opmaken.
De Voorzitter. De zorg voor het onderhoud der brug en hare bedie
ning behoort tot de verplichtingen van Leiderdorp; het onderhoud van
den weg echter tot die van Leiden.
Het voorstel wordt alsnu zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
VI. Idem van P. Van Roon, ter bekoming van een stukje gemeentegrond.
(Zie Ing. St. n°. 24).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
F
De heer Zaalberg. M. de V. In het request van Van Roon wordt
niet alleen gevraagd een stukje grond van de gemeente in eigendom te
mogen ontvangen, maar ook om een stoep te mogen leggen. Is de bedoe
ling van dit voorstel nu om tevens bij de toestemming ook toe te staan
het leggen van die stoep? Ik geloof toch, dat het verzoek van v. Roon
uit twee afzonderlijke deelen bestaat, nl.1°. het bekomen in eigendom
van een stukje gemeentegrond en 2°. de vergunning tot het mogen leggen
van een stoep voor het verbouwde perceel.
De Voorzitter. Het verzoek tot het leggen van de stoep is nog niet
behandeld. Daarvoor zal later een voorstel aan den Raad worden
ingediend.
Het eerste gedeelte van het verzoek wordt zonder hoofdelijke stemming
toegestaan. uki -
VII. Voordracht betrekkelijk het plaatsen van paaltjes langs eenige
vaarten.
(Zie Ing. St. n°. 43.)
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Van der Hoeven. M. de V. Het geldt hier de handhaving
eener provinciale verordening. Volgens dit voorstel nu zullen, om die
handhaving mogelijk te maken, rijen paaltjes langs verschillende vaarten
worden gesteld, op een afstand van 100 M. Zou ik nu mogen vragen
waarom die maatregelen ter handhaving der bedoelde verordening die
elders door de Provincie zelve ten uitvoer worden gelegd en bekostigd,
voor dit geval ten laste der Gemeente zullen komen?
De Voorzitter. Omdat de Provincie dien maatregel alleen heeft ge
nomen langs die vaarten, wier oevers zij moet onderhouden. Wij stellen
voor dienzelfden maatregel te nemen langs de vaarten, waarvan de oevers
door ons onderhouden moeten worden.
De heer Van der Hoeven. Dank u, M. de V!
De voordracht wordt alsnu zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
VIII. Verzoek van het Bestuur van het Gereformeerd Minnehuis ter
bekoming in gebruik van Gemeentegrond.
(Zie Ing. St. n°. 44.)
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Donner. Ik geloof niet, dat het Minnehuis bij 't verkrijgen
van die strook grond veel gebaat zal zijn voor het doel, dat daarvoor
opgegeven wordt. Het is eene betrekkelijk smalle strook, langs het water
gelegen en ter zijde van 't Minnehuis. Wat zal het Minnehuis daaraan
hebben? Het is een lap grond, van hoogstens 5 M. breed; bovendien
heeft het Minnehuis een zeer mooien tuin waarin de oudeluidjes, wien
ik het van harte gun, dagelijks genoeg kunnen wandelen.
Daarentegen heeft het groote waarde voor den eigenaar of bewoner
van het erf die het thans in gebruik heeft. De tegenwoordige bewoner
heeft op dit erf een machinale houtzagerij, en wanneer deze strook grond
aan het Minnehuis in gebruik of eigendom wordt gegeven, van die zijde
geheel van het water afgescheiden, en dit tot zijn groot ongerief. Daarom
zou ik zeer geneigd zijn om tegen het verzoek van het Minnehuis te
stemmen, te meer daar ik vrees dat de aanleiding en het doel van het
verzoek, niet is datgene, wat wij in het adres hebben gevonden. Veel
meer geloof ik dat de aanleiding ligt in eenigen onmin die er is geweest
tusschen den vader van het Minnehuis en den vroegeren bewoner en
eigenaar Van der Wiel.
Het komt mij voor dat het doel alléén is om nu dit stukje te verkrijgen
van de stad óm later bij eventuëelen verkoop van de huizen en van den
grond, die daaraan grenst, daarvan eveneens eigenaar te worden.
Toch, M. de V. zal ik niet tegen het voorstel van Burg. en Weth. stemmen,
omdat, wordt dit voorstel aangenomen en alzoo het verzoek van het Minne
huis ingewilligd, aan den bewoner van het huis het gebruik van den
grond voor zijn huis en fabriek gelaten wordt, waardoor hij ten minste
van die zijde in gemeenschap blijft met het water. Werd hem ook dit
ontnomen, ik zou moeten tegenstemmen.
De Voorzitter. Ik doe den heer Donner in de eerste plaats opmerken,
dat er geen sprake is van het in eigendom geven, maar alleen van het
in gebruik geven van die strook grond aan het Minnehuis. Wanneer
eenmaal de wensch bestond het huis van Van der Wiel aan te koopen,
dan zou het Minnehuis toch het doel niet kannen bereiken, dat de heer
Donner zooeven te kennen heeft gegeven. Dat het verzoek een gevolg
zou zijn van onmin, mag men van een Minnehuis niet onderstellen
De heer Donner vindt dat die oudjes gelegenheid genoeg hebben in
hun tuin te wandelen; het is werkelijk een aardig tuintje, maar klein
en aan drie zijden ingesloten. De vierde zijde grenst bijna onmiddellijk
aan de begraafplaats. De strook grond die nu wordt gevraagd zou voor
namelijk zeer in het belang zijn van de minnebroeders en zusters, die
ongesteld zijn geweest en nog niet uit kunnen gaan. De heer Donner
zal het wel met mij eens wezen dat die strook grond, hoe smal ook,
vrij wat aangenamer verblijf is, dan de tuin, welke van alle kanten door
muren is ingesloten, behalve aan de zijde van de Binnenvestgracht, die
den tuin van de begraafplaats scheidt.
De heer Van Hoeken. De bewering van den heer Donner, dat die grond
veel waard is voor den tegenwoordigen huurder, zal ik niet tegenspreken.
Maar zij is toch voor 't Minnehüis ook niet van belang ontbloot, al ware
't alleen maar dat die grond mettertijd, met toestemming van het Gemeente-
Bestuur, werd bebouwd. Het zal vooreerst nog wel niet gebeuren, maar
het kan plaats hebben, dat de tegenwoordige huurder eene uitbreiding in
het belang van zijn zaak noodig achtte. Ik zal het altijd wenschelijker blij
ven achten, dat het Minnebuis niet ingesloten wordt.
Alsnu wordt de voordracht zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
IX. Voordracht tot aankoop van Inschrijving op het Groothoek.
(Zie Ing. St. n°. 45 en 48).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
X. Idem betrekkelijk het verzoek van J. W. Schaap, om ontslag als
gemeente-architect.
(Zie Ing. St. n°. 47).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Donner. M. de V. Als ik het wel heb, is er reeds in het
ingekomen stuk n°. 47 gesproken over een nieuw te benoemen gemeente
architect. En nu zou ik Burg. en Weth. en den Raad wel in overweging
willen geven of het voor zulk eene belangrijke betrekking in onze stad
niet raadzaam zou zijn om een gemeente architect voorloopig voor twee
jaren te benoemen, opdat wij kunnen zien wien wij in hem hebben en
als theoreticus en prakticus, en of hij niet een al te weelderig ontwerper
is voor gebouwen, die in onze stad gesticht zullen worden.
Hoeveel kennis en invloed ik wil toekennen aan het Dagelijksch Bestuur
en aan de Commissie van Fabricage gesteund door de Commissie van
Financiën, toch heeft zulk een architect grooten invloed, de ondervinding
heeft het geleerd. Mocht het nu eens na een of twee jaren blijken dat
de nieuw benoemde architect niet de persoon is, wien in het belang onzer
stad wij begeeren, dan gaat het wij weten dit uit andere gevallen
zoo moeilijk om hem te ontslaan; wordt er echter een besluit genomen,
waardoor de architect weet dat hij voor twee jaren voorloopig wórdt aan
gesteld, dan zal dit voor hem een spoorslag te meer zijn om datgene te
zijn, wat hij wezen moet. Mocht dit onverhoopt het geval niet wezen,
welnu, dan continueeren wij dien ambtenaar niet in zijne betrekking. Ik
meende deze opmerking aan het Dagelijksch Bestuur in overweging te
moeten geven, alvorens over te gaan tot het benoemen van een gemeente-
architect.
De Voorzitter. Het is mij niet mogelijk zoo onmiddellijk over de portée
van dergelijke tijdelijke benoeming te oordeelen, ik meen echter dat het
een stap is op een zeer gevaarlijken wegindien toch de Raad deze voor
waarde stelde, zoude zij waarschijnlijk een nadeeligen invloed uitoefenen
op het gehalte der sollicitanten. Volkomen ben ik met den heer Donner
eens dat de betrekking van gemeente-architect in een plaats als Leiden
een zeer gewichtige is. Waarschijnlijk zullen onder hen die het voornemen
hebben er naar te solliciteeren, wel personen worden gevonden, die in eene
soortgelijke betrekking werkzaam zijn; wanneer zij nu kennis nemen van
de voorwaarde welke de heer Donner wenscht te stellen en zij alzoo het
gevaar van eventueel niet herbenoemd te worden als een zwaard van
Damocles boven hun hoofd zien hangen, dan is het zeer waarschijnlijk
dat zij zich liever tevreden zullen stellen met de betrekking, die zij hebben