38
VIII. Idem van het Bestuur der Afdeeiing Leiden van de Maatschappij
voor Tuinbouw ter bekoming van een subsidie voor de Tentoonstelling
van planten.
(Zie Ing. St. n°. 34.)
De Voorzitter. Ik stel voor dit punt aan te houden en het adres te
zenden aan de Commissie van Financiën, die nu geconstitueerd is, om
advies.
Aldus wordt besloten.
IX. Voorstel tot vermeerdering van het hulppersoneel aan de school
3d9 klasse.
(Zie Ing. St. n°. 33.)
De heer Donner. Ik heb geen bezwaar, M. de V. tegen het voorstel
van Burg. en Weth. en van de Plaatselijke Schoolcommissie om een
15den onderwijzer aan het personeel van de school der 3de klasse n°. 3
toe te voegen. Vijftien onderwijzers voor een getal van 641 leerlingen
komt te nabij aan het getal dat de 2d8 alinea van art. 24 der wet vor
dert om bezwaar tegen dit voorstel te hebben. Er is echter iets dat ik
nog niet goed begrijp. Volgens de opgave van het hoofd der school be
draagt het getal leerlingen op 1 April j.l. 641 met inbegrip van 77
nieuw ingeschrevenen, en volgens de memorie van toelichting op de be
grooting voor 1885 waren er op die school 560 leerlingen. Trekt men
nu bij de 560 de 77 die ingeschreven zijn, dan verkrijgt men 637 leer
lingen. Hebben dan sedert de begrooting voor dit jaar is opgemaakt geene
leerlingen die school verlaten Dit M. de V. is mij niet duidelijk, gaarne
had ik op dit punt eenige inlichting.
De heer Bool. Ik wensch in de eerste plaats te verklaren, dat ik met
veel genoegen heb vernomen, dat de heer Donner geen bezwaar heeft
tegen dit voorstel.
Wat het tweede betreft, weet ik niet of ik de vraag van den heer
Donner goed begrijp, en of ik hem dus de gewenschte inlichting kan
geven. Ik kan verklaren dat de cijfers, welke de heer Wuyster, het hoofd
der school, in zijn voorstel (Ing. St. n°. 33) heeft opgegeven, juist zijn.
Indien de heer Donner deze nu vergelijkt met de opgave bij de begroo
ting, onderstel ik dat hij de cijfers van aankomende en afgaande leer
lingen van de vorige inschrijving buiten berekening laat. Welke deze
cijfers zijn kan ik echter op dit oogenblik niet zeggen.
De Voorzitter. Ik heb de vraag van den heer Donner nog niet goed
begrepen.
De heer Donner. De begrooting voor het jaar 1885 heeft 560 leer
lingen voor die school opgegeven. Thans zijn er 641, dus 81 meer waar
van 77 ingeschreven tegen 1 April. Nu vraag ikHebben er van de 560
geene de school verlaten, die plaats maakten voor de nieuw ingeschre
vene leerlingen?
De Voorzitter. De heer Donner vergeet de inschrijving van October.
Het door hem aangehaalde cijfer wijst het aantal kinderen aan dat op
1 Januari 1884 aanwezig was.
De heer Donner. Ik dank U, M. de V., voor Uwe inlichtingen. Het is
mij aangenaam den heer Bool genoegen verschaft te hebben door mijne
instemming met het voorstel.
De heer Bool kon echter niet anders van mij verwachten, zoolang men
slechts binnen de perken der wet blijft, ben ik niet gewoon tegen te
stemmen.
Dit voorstel, waarbij 15 onderwijzers voor 641 leerlingen gevraagd
worden, komt zoo nabij het voorschrift der wet, dat het kleingeestig zou
zijn er tegen te stemmen.
De heer Bool. Mag ik even antwoorden, dat wanneer men voor de
eerste 85 kinderen het minimum aanneemt, het voorstel met de wet zelve
niet klopt. Volgens de wet toch moeten er dan op 625 leerlingen 14
onderwijzers zijn, en wanneer er 670 zijn, mogen er 15 wezen. Er zijn
op het oogenblik slechts 641 leerlingen, zoodat het aantal, dan door de
wet voor 15 onderwijzers gevorderd, nog niet is bereikt. Maar ieder weet
dat wij in dezen ook hebben te rade te gaan met de plaatselijke veror
dening, die rekening houdt met het feit, dat er steeds te veel kinderen
in de eerste klassen zijn om ze aan één onderwijzer toe te vertrouwen.
Meer zal ik van de zaak thans niet zeggen. Het voorstel, door den
heer Donner ingediend, zal genoegzaam gelegenheid geven om over het
vraagstuk der verhouding tusschen het getal kinderen en onderwijzers
verder van gedachten te wisselen.
X. Voorstel betrekkelijk eene uitbreiding van de terreinen der Stedelijke
Gasfabriek.
(Zie Ing. St. n°. 34.)
De heer Groll. Burg. en Weth. stellen voor die uitbreiding te doen
plaats hebben „voor het zuiverhuis." Dit is echter niet correct en beter
zou het zijn te zetten ,,voor de uitbreiding der fabriek," om mogelijke
moeilijkheden later te voorkomen.
De Voorzitter. Bestaat bij heeren commissarissen bezwaar tegen deze
verandering
De heer De Fremery. De opmerking van den heer Groll is zeer juist,
M. de V. I Het mocht later een aanleiding kunnen geven tot opmerkingen
en daarom acht ik het mede beter bet voorstel eenigszins algemeen te
stellen. Wanneer de heer Van Dissel dus geene bezwaren maakt, stel ik
voor, de redactie door den heer Groll aangegeven, over te nemen.
De Voorzitter. Het Dagelijksch Bestuur neemt de wijziging over. Ik
breng dus eerst in stemming punt:
1°. te verklaren dat niet meer voor den openbaren dienst bestemd is
een gedeelte der Oostvolmolensteeg, groot 73 centiaren, grenzende ten
westen aan het zuiverhuis, ten noorden aan den scheidingsmuur van de
terreinen der Gasfabriek en ten oosten aan de door de gemeente aange
kochte huizen.
Zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De Voorzitter. Nu breng ik in stemming punt 2, dat gewijzigd,
aldus luidt:
2°. Commissarissen der Gasfabriek te machtigen tot afbraak van de
in hun rapport vermelde huisjes en om over den aangevraagden grond
te beschikken voor de uitbreiding van de Gasfabriek.
Zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XI. Voordracht tot terugbetaling van het te veel genotene wegens de
Rijksbijdrage in de kosten van het lager onderwijs over 1883.
(Zie Ing. St. n°. 39).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XII. Verzoek van J. D. F. J. Werner, om alsnog geplaatst te worden
op de lijst der kiezers voor leden van den Gemeenteraad.
(Zie Ing. St n°. 40).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
XIII. Staat van af- en overschrijving op de begrooting der Schutterij
voor 1884.
(Zie Ing. St. n°. 36).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming voorloopig goedgekeurd.
XIV. Idem als voren van het Evang. Luth. Wees- en Oudeliedenhuis.
(Zie Ing. St n°. 36).
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
XV. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving
op de begrooting van de Stedelijke Werkinrichting, dienst 1884.
(Zie Ing. St. n°. 37.)
Zonder discussie of hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de vergadering gesloten.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.