36
I
Ik kan den Raad verzekeren dat er totnogtoe nooit sprake geweest is
van de verbreeding van de Paardensteeg, speciaal in verband tot den tram.
De „onhoudbare toestand" duurt nu reeds 5l/2 jaar en daaruit zou men
kunnen opmaken dat hij nog zoo onhoudbaar niet is als ons thans wordt
voorgespiegeld. De heer Juta heeft er op gewezen dat er nooit ongeluk
ken zijn voorgevallen; dit gaf den heer Le Poole aanleiding tot de vraag
of men dan moest wachten totdat die waren voorgevallen en deelde ons
zelfs een ongeval mede. Ik maak den heer Le Poole echter opmerkzaam,
indien ik hem althans goed heb verstaan, dat het ongeval niet veroor
zaakt werd door den tram, maar door eene vigelante; nu zou dit wel
bewijzen dat de Paardensteeg in het algemeen te smal was, hetgeen ik
volkomen beaam, maar het ongeluk kan niet op rekening van den tram
gezet worden.
De heer Bredius meende dat wij de Maatschappij tot rijden konden
verplichten; de geachte spreker houde mij echter ten goede, dat ik hem
in zijne rechtskundige beschouwingen niet volg, omdat ik op dat gebied
vreemdeling ben en daarover dus geen oordeel kan vellen. Wij kunnen
daarenboven deze quaestie gerust overlaten aan de rechtskundige leden
van de Commissie en ik zal den heer Bredius alleen antwoorden op zijne
opmerking omtrent eene vroeger door mij gedane mededeeling. Hij be
treurde het dat wij geen voorstel gedaan hadden om de Maatschappij
te verplichten tot het hervatten van den dienst op de Haarlemmerstraat
of althans niet waren overgegaan tot het opleggen der voorgestelde boete
van ƒ10 daags. Er was echter geene aanleiding voor het een of ander,
want twee of drie dagen na den gestelden uitersten termijn is het ant
woord der Maatschappij bij het Dagelij ksch Bestuur ingekomen. Aange
zien dus aan de gestelde voorwaarde was voldaan, bestond er geen reden
meer om eenig voorstel aan den Raad te doen, nog veel minder om aan
de Maatschappij boete op te leggen.
De heer Le Poole. Een kleine rectificatie, M. de V.Het ongeval door
mij medegedeeld, had niet plaats in de Paardensteeg maar in de Schapen-
steeg, dus niet door den tram, maar tengevolge van den tram. De rijtui
gen, die van de Haarlemmerstraat komen, moeten om den aanleg van den
tram, door de Schapensteeg rijden en daar is de passage voor voetgan
gers alsdan zoo nauw, dat, wanneer men iets onder de armen heeft,
men verplicht is zich in onmogelijke bochten te wringen, wil men niet
aangereden worden.
De Voorzitter. Wat de heer Le Poole van de rijtuigen zegt, is waar,
maar de voetgangers mogen de Paardensteeg in beide richtingen passeeren.
Niemand is verplicht om de Schapensteeg door te gaanwie dat dus doet
en dat nog wel op de wijze als ons is medegedeeld heeft eene eventueele
onaangename ontmoeting met een rijtuig aan zich zeiven te wijten.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
De Voorzitter. Ik zal nu het concept-raadsbesluit artikelsgewijze in
rondvraag brengen.
Art. 1 en 2 worden goedgekeurd.
Art. 3.
De heer Van Dissel. M. de V.Is dit artikel niet wat al te bezwa
rend voor de Maatschappij? Het kan toch niet de bedoeling zijn, dat zij
verplicht is tot onderhoud van den geheelen of gedeeltelijken onderbouw van
de kunstwerken, die zij passeert. Haar lijn loopt b. v. over de Blauw-
poortbrug; is zij nu ook gehouden te zorgen voor het onderhoud van de
draaispil, welke zich midden in die brug bevindt? Dat kan toch de be
doeling niet zijn. Moet dan ook niet eene nadere omschrijving gegeven
worden van het onderhoud der straat tusschen de wissels, want het op
breken van de straat daar is ook een gevolg van den tram.
Aan mijn bezwaar zou tegemoet kunnen gekomen worden door de be
staande redactie te veranderen inkunstwerken, die noodzakelijk zullen
worden tengevolge van den tram.
De heer Was. Hoewel de opmerkingen van den heer Van Dissel meer
het technisch gedeelte van de concessie betreffen, dat eigenlijk niet tot
mijne competentie behoort, meen ik in staat te zijn op zijne vragen een
bevredigend antwoord te geven.
Onder kunstwerken in art. 3 versta ik alleen die werken, welke
uitsluitend voor den tram noodig zullen zijn, niet de bruggen, waarover
de baan nu ligt: dus toekomstige kunstwerken, want nu bestaan er
zulke werken nog niet. Het kan natuurlijk de bedoeling niet geweest zijn
de Maatschappij met het onderhoud der bruggen te belasten.
Hoezeer ik het op prijs stel, dat de heer Yan Dissel ook voor de be
langen der Maatschappij wil waken, moet ik er toch op wijzen, dat deze
overeenkomst door de Maatschappij met aandacht is nagezien en dat van
die zijde tegen het woord kunstwerken geen enkel bezwaar is gemaakt,
hetgeen zonder twijfel wel het geval zou geweest zijn, als de Maatschappij
de opvatting van den heer Van Dissel deelde. Ik geloof dus, dat wij ons
verder hierover niet behoeven te verontrusten.
Door den heer Van Dissel werd verder wenschelijk geacht, dat de om
vang der verplichting van de Maatschappij ten opzichte van het onderhoud
der straat duidelijker zou worden omschreven.
De bepaling, dat het onderhoud van de straat tusschen en tot een
halven meter buiten de spoorstaven ten laste der Maatschappij is, komt
mij voor zoo duidelijk mogelijk te zijn en ook betrekking te hebben op
de wisselplaatsen. Immers waar wissels zijn, zijn ook spoorstaven. En ook
daar, evenals elders, moet de Maatschappij de straat tusschen en tot
een halven meter buiten de spoorstaven onderhouden.
Ik meen hiermede de bezwaren van den heer Van Dissel te hebben
weerlegd.
De heer Van Dissel. Volgens mijne meening is mijn bezwaar noch
wat de kunstwerken, noch wat het onderhoud van de straat, betreft,
weggenomen. Wanneer men de door mij voorgestelde redactie volgt, dan
zal de nu bestaande onduidelijkheid geheel opgeheven zijn.
Ook wat mijn tweede bezwaar betreft over het onderhoud der straat
tusschen de spoorstaven ware het wenschelijker, wel te doen uitkomen,
dat daaronder ook begrepen is, het stuk straat tusschen de spoorstaven
der wissels. Stel dat op een breedte van 1.20 meter; nu is de Maatschappij
volgens haar contract verplicht één meter te onderhouden, dan zal dus
de gemeente die 20 centimeters voor hare rekening moeten nemen. Ik
dacht dat het beter was dit er bij te voegen, ofschoon ik volkomen toegeef,
dat, al nam de gemeente het onderhoud daarvan op zich, zij daardoor
niet te gronde zou gaan.
De heer Groll. De heer Van Dissel heeft bedenkingen tegen het woord
kunstwerken, die niet ongegrond zijn. Het is echter duidelijk dat de be
doeling is de kunstwerken voor zoover zij door den tram worden gebruikt
of gemaakt.
De contractant ten andere is met het woord tevreden en daar de be
doeling niet zonder lange en toch niet duidelijke omschrijving is uit te
drukken acht ik het best het woord zooals het er staat te behouden.
Wat nu betreft het bezwaar omtrent het onderhoud der straat, wanneer
de ruimte tusschen die sporen bij een wissel eens meer dan één meter
mocht bedragen, b.v. 1.20 M., doe ik opmerken dat de geheele straat
door de stad wordt onderhouden. Na eene herstelling wordt nu opge
maakt hoeveel vierkante meters aan den tram, hoeveel aan de stad in
rekening gebracht moet worden. Bedraagt nu de ruimte tusschen de rails
1.20 meter, dan betalen wij die 20 centimeters, dat, zooals de heer Van
Dissel terecht zegt, ons niet arm zal maken.
Ik stel voor de redactie van het artikel te houden, zooals zij is.
De heer Bredius. Een enkele opmerking, M. de V., die ik bij dit
artikel maar zal maken, daar ik niet weet waar haar anders te pas te
brengen. Ik zou wel in overweging willen geven den veiligheidsdienst bij
den tram te doen waarnemen door personen door de Trammaatschappij
aangesteld en niet door politiedienst. Ik vind het een abnormaal iets,
dat de gemeente een veiligheidsdienst waarneemt op een lijn, waar
de concessionarissen de voordeelen van trekken. Ik zou wel wenschen,
dat de verordening met een artikel werd aangevuld, waarbij de veiligheid
van de lijn wordt verzekerd door personen, door en op kosten van de
Maatschappij aan te stellen.
De Voorzitter. Maakt U daar een voorstel van
Dé heer Bredius. Ja, M. de V.
De Voorzitter. Mag ik het dan schriftelijk van U verzoeken?
De heer Van Dissel. M. de V.! Welke exploitatie van „kunstwerken"
wordt nu aangenomen? De heer Was houdt het voor toekomstige kunst
werken en de heer Groll voor de bestaande! Maar ter wille van de
gemeente en de contractant ter andere zijde is het wenschelijk dat men
weet, wat men bedoelt. Het is verkeerd een contract te maken, waaraan
door de voorstellers zeer verschillende beteekenissen worden toegekend.
Is de zaak overigens van geen overwegend belang, het is toch niet goed
dat de voorstellers niet weten, wat daarmede bedoeld wordt.
De Voorzitter. Ik meen aan den heer Van Dissel eene voldoende
uitlegging van het woord „kunstwerken" te kunnen geven. Dit woord,
of wellicht het woord „werken" komt ook voor in het oude contract;
daarmede werden toenmaals bedoeld de kunstwerken, die noodzakelijk
werden door het aanleggen van den tram. Dit is de reden, waarom dit
woord ook nu weder in het contract is opgenomen. Wat het onderhoud
der straat en de opmerking dienaangaande betreft, geloof ik, dat het niet
de moeite waard is, er veel over te spreken. De heer Van Dissel had
ook te dezen opzichte kunnen opmerken dat daarvan ook twee uitleggin
gen zijn gegeven. De heer Was heeft er op gewezen dat het gedeelte
der straat gelegen tusschen twee stellen rails bij de wissels, natuurlijker
wijze straat is dat tusschen de spoorstaven ligt en dus volgens
art. 3 door de Maatschappij moet worden onderhouden: de andere uit
legging beschouwt de beide stellen rails elk op zich zelve.
De heer Bredius stelt voor om art. 3 aan te vullen met de bepaling,
dat de Maatschappij door eigen en door haar bezoldigd personeel zorg
drage voor de veiligheid van den dienst.
Wordt dat amendement ondersteund?
Het amendement wordt ondersteund en komt dus in beraadslaging.
De Voorzitter. Slechts een enkel woord over dit amendement. De
politiedienst kan m. i. niet worden opdragen door den Raad aan perso
nen buiten het politiepersoneel en ik geloof daarom dat het voorstel in
strijd met de wet is.
De heer Bredius. Zou de Maatschappij daar niet in kunnen voorzien
door het aanstellen van onbezoldigde rijksveldwachters?
De Voorzitter. Als ik mij niet vergis worden onbezoldigde rijksveld
wachters niet door particulieren, maar door den Minister van Justitie
aangesteld.
De heer Bredius. Dan zou men aan den Minister van Justitie haar
kunnen aanvragen, M. de V.
De Voorzitter. Daarvoor is dan geen raadsbesluit noodigdat kan
de Maatschappij doen, zonder dat wij een besluit nemen.
De heer Bredius. Ik geloof, M. de V. dat U mij niet begrijpt. Het is
mij onverschillig hoe de Maatschappij dan zal doen. Zij kan doen wat
zoo velen doen, die buitengewoon toezicht op een of ander noodig heb
ben, b. v. landbezitters doen aan door hen gesalarieerde personen com-
missiën uitreiken als buitengewoon rijksveldwachter, om toezicht te houden
op hunne bosschen of jachtvelden, enz. Maar ik ben er tegen dat de ge
meente, van haar politiepersoneel ten dienste stelt voor de veiligheid van
den tram. Zij moet daar zelve in voorzien.
De gemeentepolitie blijft altijd waken over de waarneming van den
dienst, en de onbezoldigde rijksveldwachters zijn ook niet in alles onaf
hankelijk van den Burgemeester, als hulpofficier van Justitie.
De Voorzitter. Daar kan niemand iets tegen hebben, maar dat is,
dunkt mij de quaestie niet. Het komt hierop neer of door Uw amende
ment het bezwaar kan worden weggenomen.