35
ning, toestemming, permissie gegeven om gedurende een lange reeks van
jaren door de stad te rijden, zonder meer; Art. i verplicht den conces
sionaris zorg te dragen, dat binnen een,termijn !na dagteekening der v er
gunning de paardenspoorweg worde gelegd: em geëxploiteerd, d. i. dat
met de exploitatie worde begonnenmaar er is, toen geen' bepaling ge
maakt, die hem verplicht te b 1 ij v e n exploiteeren. Men heeft alleen ge
zegd; „wij geven Upermissie og) te rijdeii, wanneer ge zorgt vóór den
zóóveelsten daarmede een begin gemaakt te 'hebben." Nu is dan ook, naar
mijne innige Overtuiging, het groote voordeel van het 'nieuwe contract
juist gelegen in de bepaling, dat de Maatschappij zich verbindt tot het
jaar 1928 té blijven rijden. Art.! IQ' zegt'; „Deze1 overéénkomst wordt
aangegaan voor een tijdvak, aanvahgende bij het verlijden dezer akte en
eindigende 1 Januari 1928." Brengt nu dit' artikel in verband met art. 1
„De contractante ter andere zijde verbindt zich gedurende den tijd
bij deze overeenkomst bepaald voortdurend voor hate reke
ning in goeden staat te onderhouden én te exploiteeren den paarden
spoorweg van de brug over de Singelgracht bij het Plantsoen, over de
Hoogewoerd enz."
Het moet u dan duidelijk zijn, dat vólgens het nieuwe contract de maat
schappij wel uitdrukkelijk tot voortdurende exploitatie verplicht is, en
hierin is naar mijne opvatting hét grootste voordeel voor de gemeente
gelegen; het oude contract legde aan de Maatschappij'géén band op. De
toestand zal dus door nieuwe contract in zóóverre veranderen, dat de
Maatschappij niet meer op een goeden dag tot ons zal kunpen zeggen:
„Gij hebt mij wel permissie gegeven tot het jaar 1928 te rijdenmaar
de zaken gaan niet goed en ik wensch nu niet langer,yan die vergunning
gebruik te maken; ik leg die neer in Uwe handen, om er over te be
schikken naar goedvinden
Juist dat groote gevaar, dat ons dreigde krachtens het oude contract,
voorkomt het nieuwe, nu de maatschappij zich verbindt om de lijn te
blijven berijden tot 1928. Ik geloof, dat dit voordeel! zóó groot is, dat
wij wel over enkele bezwaren kunnen en moeten heenstappen, Ook ik zag
veel liever de twee lijnen behouden dan ééne, maar ik meen dat stand
punt te moeten verlateh, dat verlangen te moeten opgeven, omdat ik vrees,
door beide te eischen, beide te zullen verliezen, terwijl daarenboven de
toestand, die door het nieuwe contract zal ontstaan, in veel opzichten te
verkiezen zal zijn boven den ouden toestand.
Ik heb er nog een tijd over gedacht, te voldoen aan het verzoek der
Maatschappij, waarvan de heeren de toelichting gelezen hebben in n°. 30
dér Ingekomen Stukken, en voor te stellen de rails in de Haarlemmerstraat
niet te doen opbreken, maar ze te laten liggen en ze gelijk't heet
te doen opstoppen, indien dit althans op zóódanige wijze geschieden kon,
dat niemand er eenigén last van zou kunnen hebben.
Maar toen men met den Ingenieur der Maatschappij zou gaan onder
handelen over de vraag hoe hij dat meende te kunnen doen, bereikte
mij het bericht, dat de Maatschappij de rails wel wilde laten liggén, maar
dat zij meende, indien zij ze niet zou berijden, ook ontslagen te zullen
zijn van de verplichting tot onderhoud; van de stpaat. Ik vpor mij had
geredeneerd: „Ik wil die rails wel laten liggen, wanneer ze niemand hin
deren en de Maatschappij verplicht blijft de Haarlemmerstraat tot een
halven meter buiten de rails te onderhouden, want dit is een niet ver
werpelijk voordeel voor de gemeente." Toen nu echter de Maatschappij
zeide: „Neen, dan neemt gij, gemeente, de verplichting tot onderhoud voor
uwe rekening," toen heb ik gezegd: „dan moeten m. i. de rails ook worden
opgebroken."
Ik blijf erkennen, dat het een bezwaar is, dat de lijn Haarlemmerstraat
moet worden opgeheven, maar hier tegenover staan zóóveel voordeelen,
dat ik mijn steip gerust aan het voorstel geyen zal.
De heer Van Dissel. Een paar woorden tot weêrlegging der beschul
diging van den heer Van der Hoeven. Hij vroeg waarom ik mijn voor
stel niet zéven jaar eerder had gedaan Wél, M de V. ik Was toen nog
geen lid van dén Raad. Wat de toenmalige leden van dén Raad hébbén
overlegd, weet ik natuurlijk niet, maar het is mij wel bekend, dat het
voorstel is geweest het leggen van de beidé lijnen. Als ér tóén geweest
zijn, die evenals ik gedacht/hebben* dat zal der gemeente op grdóte
kosten komen, dan zullen zij ook wel van meening. zijn geweest dat deze
dan door de Maatschappij zouden worden gedragen. De heer Van der
Hóeven' heeft gezégd, dat ik der Maatschappij den kop wilde indrukken;
ik kanu verzekeren, M. de V., dat ik nooit zulke moorddadige plannen
gekoesterd heb. Een inrichting als een tram is eene zaak, die niét vol
komen juist van te voren te berekenen/is,; er zit natuurlijk een belangrijke
risico in. Deze Maatschappij heeft op verschillende plaatsen ondernemingen,
die zij exploiteert. Op de eene plaats maakt zij winst, op een volgende
niét, en op een derde beloopt zij verlies, Zóodat hét eert door het ahder
moet worden geslagen. Dit gaat' bij alle dergelijke maatschappijen zóó:
En om haar nu van de helft harer verplichting te ontslaan, omdat zij
hier eenige schade heeft beloopen, gaat niet aan. Daatoe zal ik ook niet
medewerken.
De heer .Bredius. Ik heb vroeger ook reeds hooren zeggen, dat het
contract niét' deugdelijk Was, zoodat daarop de exploitatie niet kon .wor
den gedwongen om den dienst vóórt' té zettén en behoorlijk gaande te
houden. Ik heb mij toen onledig gehouden met dat contract, eens,'na
te lezen. v
M. i. is dat contract alleszins deugdelijk om den concessionaris te dwinr
gen aan zijne verplichting tot exploiteeren gestand te doen,..Wanneer ik
naga wat in de concessie-aanvrage gevraagd is n.l..: om een lijn daar
te stellen en te exploit eer,en pn ik zie dat die concessie is gegeven
op voorwaarde, dat de rails nietalleengelegd maar.pok tot exploitatie
moet worden overgegaan, dan geloof ik,;,dat zoowel voor hetgeen als het
ander is gezorgd. Er is zelfs bepaald dat het paardenspoor zal loopen
langs twee lijnen en de dienst daarop wordt verplicht volgens de dienst
regeling en tarieven door Burg. en;. Weth- vast te stellen of goed te
keuren. In art. 1 wordt dat ondubbelzinnig uitgedrukt, terwijl art 13,
laatste alinea bepaalt: eiken dagy waaróp dé dienst niét geregeld plaats
vindt in verband met de dienstregeling door Burg. en We'th. goedgekeurd,
zal de Maatschappij eene boete verschuldigd zijn van f 10 pér dag. Nu
kan ik daaruit niets anders opmaken dan dat ten sterkste is uitgedrukt:
„Ik vraag vergunning om de lijnen te leggen en te exploiteeren,"
terwijl van onzen kant wordt gezegd: „Gij hebt daarvoor vergunning
overeenkomstig onze voorwaarden en wanneer ge daaraan niet voldoet,
betaalt ge eiken dag de vastgestelde boete van f 10." De vergunning
is gevraagd en onder anderen ook op die voorwaarde gegeven en aange
nomen, Hét contract is derhalve naar geest en letter deugdelijk en ver
bindend; s al i an neb toni I ri silo
Het heeft mij dan ook gespeten, M. de V., dat wij, toen door U in
de laatste vergadering van het vorige jaar werd medegedeeld dat aan
de Maatschappij een ultimatum was gesteld, het resultaat daarvan niet
in de volgende vergadering hebben vernomen, en door U niet is voorge
steld om de Maatschapppij te verplichten beide lijnen te berijden, en zoo
dat niet gebeurde, de boete te vorderen van f 10 per dag.
De heer Yan Hoeken. M. de V.De heer Yan der Hoeven zegt. wel,
dat ik moet gevoeld hebben dat mijne meening niet opging, maar ik
moet U zeggen dat ik een dergelijk gevoel niet gevoeld heb. Ik erken
dat het moeilijk is om rekening te maken, maar dan ligt het, m. i. niet
aan den tram, maar aan de behandeling, zooals het met iedere zaak het
geval is. Al heeft de heer Van der Hoeven de goedheid gehad mede te
deelen dat nog geen rente is uitgekeerd, dan is dit voor mij nog geen
hewijs, dat de zaak geen levensvatbaarheid zou hebben, wanneer de
administratie enz. anders werd ingericht.
De heer Kerstens. M. de V. Mij dunkt dat. de hoofdquaestie in deze
is: is de maatschappij werkelijk verplicht de lijn Haarlemmerstraat te
berijden, ja dan neenDe gevoelens hierover loopen uiteen; sommige
léden meenen dat het bestaande contract haar daartoe niet verplicht,
anderen weder beweren het tegendeel. Zou het nu niet raadzaam zijn
het advies in te winnen van den gemeente-advocaat? Wanneer de maat
schappij verplicht is die lijn te exploiteeren, dan bestaat er geen reden
om haar van die verplichting te ontslaan; is dit niet het geval, dan zou
ik dit nieuwe contract willen aannemen alléén om later niet voor het
geval te staan, dat de Maatschappij zegt: „wij zien van de exploitatie
der beide lijnen af."
De heer Was. Na het uitvoerig betoog van mijn geacht medelid van
de Tramcommissie, den heer Van der Hoeven, waarmede ik grootendeels
instein, acht ik het bijna overbodig het woord te voeren. Toch wil ik
met een enkel woord mededeelen, dat zijn antwoord op de vraag van
den heer Kerstens mij niet bevredigt.
De heer Van der Hoeven is van oordeel, dat de Maatschappij bij de
bestaande overeenkomst niet verplicht is om gedurende den tijd bij
de concessie bepaald de spoorbaan voortdurend te berijden.
Volgens hem zou juist het groote voordeel van de concept-overeenkomst
zijn, dat die verplichting daarin wél is opgenomen.
Ik deel die meening niet. Ik geloof, dat de verplichting om de baan
te berijden, al is zij in het bestaande contract niet even duidelijk gefor
muleerd als in de nieuwe overeenkomst, ook volgens de oorspronkelijke
overeenkomst vaststaat.
Ik zou dus Ran den heer Kerstens willen antwoorden, dat volgens het
bestaande contract de Maatschappij verplicht is de lijn Haarlemmer
straat te berijden, doch ik wijs hem tevens op de omstandigheid, dat wij
aan die verplichting niet veel hebben, omdat men in den regel niemand
kan dwingen óm iets te doen en dergelijke verplichtingen zich ten slotte
oplossen in betaling van boete of schadeloosstelling.
Wanneer derhalve dg Maatschappij, hoezeer tot rijden verplicht, die
verplichting niet naléeft, dan kan men boete toepassen, schadevergoeding
laten .betalen, doch tot rijden dwingen kan men niet. Het gevolg zal
dan zijn, dat Wij op de rails zitten te kijken, doch er geen tramwagens
over zien rijden, want een middel van Contrainte daartoe bestaat er niet.
En nu is van de nieuwe overeenkomst het groote voordeel, dat bij art.
12 oneindig beter dan bij het bestaande contract geregeld is, welke de
rechten der gemeente zijn, wanneer de Maatschappij onverhoopt in hare
vérplichtingen te kort schiet of wanneer de consessie, om welke reden
ook, eindigt.
9itti~rr jfimiavf sih iwol.ltr.ii ,jj k it je ijk a •wbitO
DeVoorzitter. Wenscht de heer Kerstens zijne motie nog te hand
haven? Ik heb die niet aan de orde gesteld, omdat ik kon vermoeden
welke toelichting de heer Was zoude geven en ik hem in de gelegenheid
wilde stellen deze eerst te hooren vóór hij zich nader verklaarde.
De heer Kerstens. Ik ben het volkomen eens met den heer Was, dat
men de maatschappij niet kan dwingen te rijden. Maar men heeft toch
ajtijd 'nog art. 13 tot zijne beschikking, hetwelk machtigt om boeten op
te léggen. Anders valt er niets aan te doen.
"-ft .-'"••'V'; U|7 v i-/:' -w. vAjïlh'l ||9i iJf
De heer Groll. M. de V. I De heer Kerstens zegt zeer juist: men kan
boeten opleggen. Die boete beloopt f 10 daags, als zij niet aan hare
verplichting voldoet; dat maakt 3600 'sjaars.
Nu bedraagt echter het jaarlijks verlies 5 a 6000 gulden, dus kan ik
mij zeer goed begrijpen, dat. zij zegt „liever betaal ik de boete, want
dat is mij voordeeliger dan te rijden."
Wanneer men van dien maatregel gebruik maakt, dan zal men zien, dat
de tram ophoudt te rijden. Het einde hiervan zou wezen, dat de gemeente
zich tot de Maatschappij zou moeten wenden om eene overeenkomst te
treffen, want in het voortduren van dien toestand zou nadeel voor de
gemeente zijn opgesloten. Dat is het gevaar dat wij zouden loopen, wanneer
wij boeten gingen ofdeggen.
De Voorzitter. Wenscht de heer Kerstens de motie aan de orde ge
stéld te Zien
- - -
De Weer Kerstens. Neen, M. de V.Ik zal er maar van afzien.
De Voorzitter. Ik heb niet veel meer aan te voeren, na de uitvoe
rige eh zakelijke verdediging van het voorstel door de heeren Van der
Hoeven én Was; alleen zal ik nog even het hoofdbezwaar van den heer
Van Dissel aanroeren, niettegenstaande ik vrees daardoor gedeeltelijk iti
herhalingen te zullen vallen.