GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
1
INGEKOMEN STUKKEN.
Leiden, 9 Januari 1885.
Krachtens de voorwaarden van de A1/^ percentsgeldleening ad ƒ125000
moeten telken jare in de maand Januari de schuldbrieven bij loting wor
den aangewezen, die met 30 Juni d. a. v. aflosbaar zijn en van dien dag
ophouden rente te dragen.
Op de begrooting voor 1884 is voor de jaarlijksche verplichte aflossing
ad 2 /2 percent dier leening uitgetrokken een bedrag van 3500.
Verder is op Voln. 173 dier begrooting, Aankoop van Inschrijving op
het Grootboek, bij de vaststelling der begrooting uitgetrokken 25415 als
5000 uit de winst der Gasfabriek voor de gewone aflossing;
4315 voor aflossing van het kapitaal voor uitbreiding der Gasfabriek
verstrekt, zijnde daarvoor 6000 gebracht op den post Aflossing van
geldleeningen
200 van het door de Gasfabriek terug gegeven kapitaal ad 36200
waarvan 36000 is besteed tot aflossing van schuld.
400 wegens gelden afkomstig uit geldleening waarover niet was be
schikt en begrepen in het Batig saldo dienst 1882;
15000 wegens door de Bank van Leening teruggegeven kapitaal; en
500 tot belegging van zoodanige gelden wegens verkoop van ge
meente-eigendommen en wegens andere ontvangsten, die uit haren aard
tot kapitaal moeten worden aangelegd.
Vervolgens is bij raadsbesluit van 10 Januari 1884 de post Aankoop
van Inschrijving der begrooting voor 1883 verhoogd met 277 ten einde
de door de Kweekschool voor Zeevaart gedane aflossingen over 1880, 1881,
1882 en 1883 van de door de gemeente verstrekte gelden voor de aanplem
ping van een gedeelte Singelgracht, aan te wenden voor kapitaalbelegging.
Vermits daaraan over het dienstjaar 1883 geen gevolg is kunnen
worden gegeven, is genoemd bedrag van ƒ277 tegelijk met de voorloopige
vaststelling der rekening over 1883 bij raadsbesluit van 28 Augustus
1884 uit het vermoedelijk beschikbaar batig saldo 1883 overgebracht op
den post voor Onvoorziene Uitgaven der begrooting voor 1884.
Tevens is de post Aankoop van Inschrijving der begrooting 1884 bij het
bovenaangehaald raadsbesluit van 10 Januari 1884 met 70 verhoogd wegens
aflossing als bovenvermeld door de Kweekschool voor Zeevaart over 1884.
Het geheele bedrag van hetgeen op de begrooting voor belegging is
aangewezen bedraagt alzoo 25762.
Intusschen is in plaats van 500, zooals gewoolijk voor aankoop van
gemeente-eigendommen en dergelijke ontvangsten geraamd wordt, over
den dienst 1884 werkelijk ontvangen:
a. 25 van K. F. A. Hoefftcke, wegens verkoop van grond in de
Stadhuispoort ingevolge raadsbesluit van 27 December 1883.
b. 1107 van W. G. Mansvelt, wegens verkoop van grond aan de
gedempte Binnenvestgracht bij het Plantsoen ingevolge raadsbesluit van
22 November 1883.
c. 3.50 van N. Brummelkamp, wegens aankoop van grond aan de
Wielmakerssteeg ingevolge raadsbeslut van 17 April 1884.
d. f 74.40 van H. Den Haan, wegens verkoop van grond langs de
Haarlemmertrekvaarl ingevolge raadsbesluit van 29 Mei 1884.
e. f 58.60 van het Bestuur van den Broeker- erj Simontjespolder,
wegens verkoop van grond als voren.
2031 van J. Zaalberg J.Cz., wegens verkoop van grond aan de
gedempte Binnenvestgracht bij het Plantsoen, ingevolge raadsbesluit van
22 November 1883.
9~ f 875 van het Bestuur der Kon. Nederlandsche Grofsmederij, wegens
verkoop van grond van een gedeelte van den Vestwal, ingevolge raadsbesluit
van 20 November 1884, te zamen uitmakende een bedrag van ƒ3674.50.
Voor kapitaalbelegging, aflossing van schuld of aankoop van inschrij
ving, zal alzoo over den dienst 1884 moeten worden bestemd:
1®. 3500 uitgetrokken op Volgn. 159 der begrooting Aflossing van
geldleeningen.
2®. 25262 uitgetrokken op Volgn. 173 Aankoop van inschrijving en
Volgn. 179, Onvoorziene Uitgaven, na aftrek van de 500 geraamd als
opbrengst wegens verkoop van gemeente-eigendommen, en
3®. 3674.50 wegens werkelijk ontvangen opbrengst van verkoop van
gemeente-eigendommen, te zamen 32436.50.
Door Uwe Vergadering zal alsnu moeten worden beslist of dit geheele
bedrag zal worden aangewend tot aflossing van schuld dan wel of een
gedeelte daarvan zal worden besteed tot aankoop van Inschrijving.
Bij de behandeling van de begrooting voor 1885 in de zitting van
30 October jl. heeft de vraag of een zeker bedrag, in casu de som van
2280 afkomstig van geldleening en begrepen in het batig saldo van
den dienst 1883, gebracht zoude worden op den post Aflossing van geld
leeningen of op den post Aankoop van inschrijving, tot uitvoerige discus-
siën aanleiding gegeven. Een amendement om met dit bedrag den post
Aflossing van geldleeningen te verhoogen, werd met groote meerderheid ver
worpen en daarop bedoelde som gebracht op den post Aankoop van inschrij ving.
Hoezeer nu het brengen van gelden op laatstgenoemden begrootingspost
niet voldoende is om tot aankoop van inschrijving over te gaan. doch
daarvoor vereischt wordt een afzonderlijk door de Gedeputeerde Staten
goedgekeurd raadsbesluit, zoo kan toch uit het destijds genomen besluit
worden afgeleid dat de groote meerderheid van Uwe Vergadering het
wenschelijk acht dat wederom een gedeelte der voor kapitaalbelegging
bestemde gelden op het Grootboek worde geplaatst en wel ten einde
daardoor te voorkomen dat wellicht later voor buitengewone werken van
minder omvang geldleeningen tot een betrekkelijk gering bedrag zouden
moeten worden aangegaan, alsmede om zoo noodig te voorzien in de
eventueele behoefte aan kasgeld.
Om beide redenen werd de aankoop van inschrijving in het financieel
belang der gemeente geacht, niettegenstaande door aflossing van de tegen
pari aangegane 4% percentsgeldleening op het oogenblik meerdere rente
werd bespaard dan door belegging op het Grootboek werd verkregen,
omdat zoowel het aangaan van kleine geldleeningen als het opnemen van
gelden ter voorziening in de tijdelijke behoefte aan kasgeld uit den aard
der zaak de betaling van eene hoogere rente vorderen.
Intusschen was er bij bedoelde discussiën en het toen genomen besluit
alleen sprake van de begrooting voor 1885 en geldt het thans de beleg
ging van de daarvoor op den dienst 1884 beschikbare gelden.
Al mocht alzoo Uwe Vergadering thans beslissen dat het geheele bedrag
bovenbedoeld zal worden aangewend tot aflossing van een gedeelte der
2 percentsgeldleening, dan zoude daarmede toch niet in strijd gehandeld
worden met het in de zitting van 30 October jl. aangenomen beginsel.
Bij de overweging hoe in deze te handelen met de over het dienstjaar
1884 voor kapitaliseering bestemde som ten bedrage van ongeveer 32500
is het ons wenschelijk voorgekomen een deel daarvan aan te wijzen voor
buitengewone aflossing boven de verplichte jaarlijksche aflossing van 2|
percent der leening, en een deel beschikbaar te houden voor Inschrijving
op een der Grootboeken.
De redenen die in de zitting van 30 October jl. zijn aangevoerd ten
voordeele van het bezit van eenige Inschrijving door de gemeente komen
ook ons juist voor; uit dien hoofde zouden wij voor dat doel een zeker
bedrag willen zien aangewezen.
Het is evenwel voldoende thans daarvoor slechts een gering bedrag
b. v. ongeveer 6000 te bestemmen, terwijl het ongetwijfeld aanbeveling
verdient, met de buitengewone aflossingen der 4| percentsgeldleening op
ruime schaal voort te gaan. F
Zooals in de Memorie van Toelichting bij Volgn. 51 der begrooting
voor 1885 werd medegedeeld, is van de 4 percentsgeldleening ad 500000
nominaal nog een bedrag van 68210.57 beschikbaar, omdat daaraan
tot dusverre geene bestemming is gegeven tot dekking van uitgaven voor
buitengewone werken.
Voor een deel voorzien die gelden thans in de behoefte aan kasgeld,
terwijl hetgeen daarvoor niet benoodigd is op prolongatie wordt belegd.
Verder wordt jaarlijks op de begrooting boven hetgeen vereischt wordt
voor de verplichte aflossingen, een zeker bedrag voor belegging aangewe-
zen en geschieden steeds buitengewone ontvangsten wegens verkoop van
grond als anderszins, die evenzeer tot kapitaalvorming moeten worden besteed
Vooralsnog zullen alzoo geene gelden behoeven te worden opgenomen
ter bestrijding van uitgaven voor buitengewone werken. Wanneer toch de
behoefte daaraan mocht ontstaan dan zal te dien einde kunnen worden
beschikt over het restant der 4 percentsgeldleening bovenvermeld en over
de op de begrooting voor dit jaar en volgende jaren ter belegging
aangewezen gelden. 6
Bovendien heeft de aflossing eerst plaats op 30 Juni a. s. en kan eenige
meerdere aflossing dan waartoe de gemeente krachtens de voorwaarden
der geldleening verplicht is, geen bezwaar opleveren met het oog op eene
eventueele behoefte aan kasgeld, terwijl op dit oogenblik nog 65000 in
prolongatie is belegd.
!an,dceofiPTe"tSgeldIeening ad f 125000 1879 aangegaan is thans
reeds b35ÜU afgelost, zoodat die leening nog bedraagt 61500. Wordt nu
overeenkomstig ons voorstel tot aflossing van 26500 besloten, dan zal
de leening met 1 Juli a. s. zijn teruggebracht tot 35000 en bij voort
zetting van buitengewone aflossing in eenige volgende jaren, binnen korten
tij de geheele leening zijn afgelost en alzoo de gemeente zijn ontheven
van den last der betrekkelijk hooge rente van 4J percent
Bij" belegging van ongeveer 6000 door inschrijving op het Grootboek
zal dan een aanvang worden gemaakt met de vorming van een kapitaal
dat in het vervolg kan worden aangewend tot bestrijding van uitgaven
voor buitengewone werken of wel tijdelijk, zoo noodig, ter voorziening in
de behoefte aan kasgeld.
Op grond van het vorenstaande geven wij Uwe Vergadering alsnu in
overweging te besluiten:
1®. Dat van de A\ percentsgeldleening ad 125000 met 30 Juni a s
zullen worden afgelost 26 aandeelen van 1000 en 1 aandeel van 500
waarvoor de uitlot.ing moet plaats hebben in de maand Januari van dit jaar.'
2 Dat een bedrag van ongeveer 6000 zal worden bestemd tot in
schrijving op een der Grootboeken der Nationale Werkelijke Schuld.
Mocht hiertoe worden besloten dan zal te zijner tijd een concept-raads
besluit strekkende om tot die inschrijving over te gaan, U ter vaststelling
worden aangeboden en aan de goedkeuring van de Gedeputeerde Staten
worden onderworpen.
Vermits voor aflossing der bovenbedoelde geldleening op de begrooting
voor 1884 slechts 3500 is uitgetrokken zal Volgn. 159 aflossing van de
bijzondere geldleeningen alsdan met 23000 moeten worden verhoogd
te vinden door verhooging van Volgn. 49, opbrengst van den verkoop
van gemeente-eigendommen, thans uitgetrokken op f 500, met 3175 en
door afschrijving van 19825 van Volgn. 173, Aankoop van Inschrijving
op het Grootboek, wordende de betrekkelijke suppletoire staat van begroo
ting en staat van af- en overschrijving hierbij ter vaststelling aangeboden.
Ten slotte kunnen wij U mededeelen dat dit voorstel is opgemaakt in overleg
met de Comm. van Fin., die zich daarmede geheel heeft kunnen vereenigen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N®. 2.
Leiden, 9 Januari 1885.
De kennisneming van de voorstellen van Burg. en Weth. tot beschik
baarstelling van 3000 voor verbetering van het Raamland onder Zoe-
terwoude en tot afstand van een gedeelte der Zijlsingelgracht aan de
Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap
tegen eenen koopprijs van 0.50 per centiare heeft ons tot geene be-
denkingen aanleiding gegeven.
Wat dit laatste voorstel betreft wordt door onze Commissie uit den
aard der zaak alleen tot den voorgestelden afstand van een gedeelte der
Singelgracht geadviseerd, voor het geval Uwe Vergadering geen bezwaar
mocht hebben tegen eene uitbreiding der bedoelde begraafplaats, die slechts
mogelijk is door aanplemping van een gedeelte dier Singelgracht.
Zoo daartegen geene bedenkingen bestaan dan achten wij den voor
gestelden prijs van 0.50 per centiare voldoende met het oog op de
vroeger ter zake van diergelijke aanvragen genomen beslissingen en de
aan den afstand verbonden bezwarende conditiën.
Aan den Gemeenteraad.
De Commissie van Financiën.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.