GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
83
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 197. Leider), 29 December 1884.
Onder verwijzing naar nevensgaande stukken geven wij Uwe Vergade
ring in overweging
1°. Te verklaren dat niet meer bestemd is voor den openbaren dienst
een gedeelte water der Zijlsingelgracht eene oppervlakte hebbende van
1000 centiaren kadastraal bekend onder sectie A n°. 782, grenzende aan
de begraafplaats van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap.
2°. De sub 1 omschreven oppervlakte water in eigendom af te staan
aan de Gemeente-Com missie an het Nederduitsch Hervormd Kerkgenoot
schap onder de door de Commissie van Fabricage voorgestelde voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de Gemeente-Commissie van
het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap te Leiden, als beheerster der
begraafplaats, aan het einde der Groenesteeg, genaamd „de nieuwe be
graafplaats
dat zij tot vergrooting dier begraafplaats wenschte te plempen een
gedeelte singelwater tegen genoemde begraafplaats, volgens hierbij gevoegd
situatie-plan, waarvan de aanvulling is aangegeven door eene zwarte tint
en waarvoor zij uwe goedkeuring verzoekt.
Leiden, 11 November 1884. 't Welk doende,
M. H. A. Lisman, Voorzitter.
P. J. Van Hoeken, waarn. Sec.
Leiden, 16 December 1884.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van de Gemeente-
Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap alhier, daarbij
verzoekende een gedeelte van de Singelgracht te mogen aanplempen ter
vergrooting van de Begraafplaats aan het einde der Groenesteeg, volgens
overgelegde situatie-teekening, te berichten, dat uit eene daarvan gemaakte
nieuwe teekening meer duidelijk blijkt, de aldaar bestaande toestand en
hoe door de verlangde aanplemping die toestand wordt veranderd; dat
daardoor langs een gebogen grenslijn van 125 meters lengte een opper
vlakte van duizend centiaren zou worden afgestaan en de breedte van de
Singelgracht voor de scheepvaart minstens 22 meters bedragen zou, vol
doende voor de vaart van de kolenschepen, van den Ouden Rijn naar den
Nieuwen Rijn of omgekeerd, mits de diepte aldaar wordt gehouden op
drie meters, beneden AP.
De Commissie heeft derhalve geen bezwaar tegen den gevraagden afstand
van water tot aanplemping op de aangewezen rooiing en tot het verleenen
van den eigendom van 1000 centiaren van de Zijlsingelgracht, bij het
kadaster bekend onder sectie A n°. 782, nadat die oppervlakte van 1000
centiaren aan den openbaren dienst is onttrokken, op de volgende voorwaarden
1°. dat de aangeplempte grond wordt afgescheiden door een houten
schoeiing, ter voorkoming van uitzakking van grond, in behoorlijken staat
te maken en te onderhouden door de nieuwe eigenaars, onder goedkeu
ring van het hestek en plan door Burgemeester en Wethouders
2°. dat de bodem van de gracht worde gebracht en onderhouden op
eene diepte van 3 meters onder AP. over de volle breedte tot op 2 meters
afstands van de wederzijdsche oevers en aan deze met regelmatige glooi
ingen aansluitende op kosten van de eigenaars en onder goedkeuring van
Burgemeester en Wethouders,
3°. dat de koopprijs wordt bepaald op vijftig cents de centiare benevens
de kosten van overdracht en der schadevergoeding aan den pachter van
het vischwater van de Zijlsingelgracht;
4°. dat het geheele werk uitgevoerd zij, binnen 12 maanden na goed
keuring van het betreffende raadsbesluit door de Gedeputeerde Staten.
Aan heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage,
der gemeente Leiden.
N°. 198. Leiden, 29 December 1884.
Ingevolge raadsbesluit van 29 Augustus 1850 is aan Commissarissen
der Sociëteit de Vriendschap (Nieuwe Sociëteit) gratis uitgegeven een ge
deelte open grond der Ruïne gelegen tusschen den tuin van den heer
J. N. J. Groothols en het gebouw van de Maatschappij tot Nut van het
Algemeen, groot 312 centiaren, ten einde daarop een sociëteitsgebouw te
stichten en verder 1165 centiaren gronds precario en tot kennelijk weder-
opzeggens in gebruik toegestaan tegen betaling van een jaarlijksche recog
nitie van f 40.80.
Vermits evenwel bij latere opmeting van 1 November 1851 was geble
ken dat slechts voor tuin 896 centiaren waren ingenomen, is krachtens
raadsbesluit van 22 Juli 1852 de recognitie in evenredigheid verminderd
en vastgesteld op f 31.35.
Thans wordt door het Bestuur der Nieuwe Sociëteit verzocht dat hem
laatstbedoelde grond in eigendom worde afgestaan tegen betaling van de
twintigste penning.
Na overleg met de Commissie van Fabricage komt het ons voor dat er
in geenen deele termen bestaan bedoelden grond aan adressant in eigendom
af te staan.
Vooreerst zoude toch de beschikking over dien grond te eeniger tijd
voor de gemeente noodig kunnen wezen en vervolgens is de aangeboden
prijs van het twintigvoudig bedrag der recognitie, ad f 627 te gering
voor den eigendom van eene uitgestrektheid van 896 centiaren.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging om afwijzend op
het verzoek te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 11 December 1884.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Verzoekt met verschuldigden eerbied
Het Bestuur der Nieuwe Sociëteit namens hare leden
dat het den Raad moge behagen hun den grond gelegen acher het ge
bouw der Sociëteit aan de Langebrug en Boomgaardsteeg, sedert de op
richting der Sociëteit in het jaar 1850 in gebruik toegestaan, en waarvoor
jaarlijks een erfpacht van 31.35 wordt betaald, tegen de twintigste
penning in eigendom af te staan.
't Welk doende,
Namens het Bestuur,
A. Verbruggen, President.
J. P. Riedel, Secretaris.
N°. 199. Leiden, 23 December 1884.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Door het overlijden van het Raadslid J. M. E. Dercksen is er eene
vacature ontstaan bij de Commissie van het Stedelijk Museum. Om hierin
te voorzien heeft zij de eer het volgende tweetal aan den Raad voor te
stellen om daaruit eene keuze te doen, te weten
De Raadsleden Dr. E. F. Van Dissel en Mr. S. Le Poole.
Namens de Commissie voornoemd,
Jhr. W. I. C. Rammelman Elsevier,
Secretaris der Commissie.
N°. 200. Leiden, 31 December 1884.
Ter vervulling der vacature ontstaan ten gevolge van de bevordering
van den heer W. G. Meijer tot eersten onderwijzer aan de Jongensschool
der lBte klasse, hebben wij de eer Uwe Vergadering hierbij aan te bieden
eene voordracht, opgemaakt in overleg met den Arrondissements-Sehool-
opziener, na ingewonnen bericht van het hoofd der betrokken school, ter
benoeming van een tweeden onderwijzer aan de genoemde school op eene
jaarwedde van f 1000, als:
1°. Johannes Fredericus Leonardus Rietdijk, Onderwijzer te Zalt-Bommel.
2°. Gerrit Jan Verwers, Onderwijzer te Amsterdam, en
3°. Nicolaas Meijer, hoofd der school te Maasdam.
Onder mededeeling dat de betrekkelijke stukken ter inzage van de leden
in de Leeskamer zijn nedergelegd, nemen wij de vrijheid U te verzoeken
tot eene benoeming te willen overgaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 201. Leiden, 31 December 1884.
Wij hebben de eer U hierbij over te leggen eene voordracht, opgemaakt
in overleg met den A rrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen bericht
van den Directeur der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen,
ter benoeming van eene derde onderwijzeres aan de Leerschool verbonden
aan die Kweekschool, op eene jaaarwedde van f 550, als
1°. Mejuffrouw G. A. J. J. Vlaanderen, thans tijdelijk met de waarne
ming dier betrekking belast.
2°. Mejuffrouw A. J Cremer, en
3°. Mejuffrouw M. S. Altmann, de beide laatsten werkzaam aan een der
openbare lagere scholen in deze gemeente.
Wij nemen de vrijheid Uwe Vergadering te verzoeken tot eene benoe
ming te willen overgaan.
De betrekkelijke stukken zijn ter inzage van de leden in de Leeskamer
nedergelegd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 202. Leiden, 29 December 1884.
Door de Commissie van Fabricage wordt naar aanleiding van het ver
zoek van de Weduwe Kooreman, om continuatie van de onderhandsche huur
van het Raamland onder Zoeterwoude, in overweging gegeven om, alvo
rens het land wederom te verhuren, thans over te gaan tot het uitvoeren
van de noodige werken, ten einde het land in goed weiland te veranderen,
waarvan de kosten zijn geraamd op f 3000.
Zooals Uwe Vergadering bekend is, zijn reeds vroeger plannen voor dit
werk aanhangig geweest.
In de Raadszitting namelijk van 8 December 1881 werd besloten het
Raamland voor den tijd van zes jaren in het openbaar te verhuren, onder
bepaling dat door den huurder de daarbij voorgeschreven noodige werken
tot verbetering van het land voor zijne rekening zouden moeten worden
uitgevoerd, waarvan de kosten destijds geraamd werden op f 2000.
Vermits de uitslag van de daarop gehouden verhuring ongunstig was,
het hoogste aanbod bedroeg slechts 320 per jaar, werd de huur niet
gegund en in de zitting van 16 Februari 1882 besloten de tot verbetering
van het land benoodigde werken van gemeentewege te doen uitvoeren,
daarmede in het laatst van dat jaar aan te vangen en daarna het voor
een langen termijn in het openbaar te verhuren.
Met het oog op het inmiddels medegedeelde plan tot den aanleg van
een spoorweg tusschen Amsterdam en Rotterdam, die een gedeelte van
het Raamland zoude doorsnijden, werd evenwel in de Raadszitting van 15
Februari 1883 besloten bovenbedoeld werk voorloopig uit te stellen en
de onderhandsche verhuring aan de Wed. Kooreman wederom voor een
jaar te continueeren.
Gelijk besluit werd genomen in de zitting van 25 October 1883.
De reden voor het nogmaals uitstellen van de werken tot verbetering
van het Raamland is intusschen thans niet meer aanwezig, aangezien blij
kens de Bijlage van de Begrooting van uitgaven voor den aanleg van
Staatsspoorwegen, dienst 1885, de concessie-aanvrage van de HH. E, E. St.
Martin te Amsterdam en J. Mees Gzn. te Antwerpen voor eenen spoorweg
van Amsterdam langs Leiden en Zoetermeer naar Rotterdam als vervallen
is te beschouwen, omdat de aanvragers in gebreke zijn gebleven opgaaf te