74 972400 68922 7.62 alle gemeentegasfabrieken in Nederland leert, zie bijlage I, dat de ver koopprijzen van het gas per M3. waren n 4883 11 20 i) 10 ii n 1882 11 7 ii 9 ii en 11 1883 11 10 ii 9 ii 11 1882 11 4 ii 8 n 11 1883 n 6 n 8 ii n 1882 ii 2 ii 7 n en 1883 ii 2 n 7 ii en 7% of, wanneer men enkele particuliere fabrieken daarbij voegt, zoo ver kochten in 1882 van de fabrieken, grooter dan de Leidsche, hun gas respectievelijk 2 voor 7 ets, en 2 voor 9 ets; en van de vier in grootte het dichtst op Leiden volgende: Groningen voor 7!/2, Arnhem voor 8, Dordrecht voor 9 en Zwolle voor 8 ets per M3. Nu kan men al aanne men, dat de Leidsche, een van de best bestuurde gasfabrieken is; maar, daaruit volgt nog niet, dat de andere zooveel slechter gedreven worden, om aldaar het gas aanmerkelijk hooger in prijs te houden. Dezelfde bron leert bovendien, dat de verkregen hoeveelheden per 100 KG. kolen, niet alléén aan gas, maar óók aan cokes, teer en andere bijproducten, zeer uiteenloopenook wat Leiden betreft, bestaan er aan merkelijke verschillen, eene winstbecijfering, welke zich op vastgestelde cijfers baseert, kan dus geen aanspraak maken op zekeren grondslag. Is men reeds onzeker omtrent de te verkrijgen hoeveelheden, zooveel te meer is men het: 1°. van de prijzen der grondstof, en 2°. van die der bijproducten. Kleine verschillen b.v. in de kolenprijzen, zijn van groo- ten invloed op het eindcijfer. Een overzicht van de prijzen, in het laatste twaaftal jaren besteed, alleen voor de Duitsche kolen, geeft eene afwisseling van 14.00 tot 6.32, d. i. meer dan 100 °/0. Worden de steenkolen 5.28 hooger in prijs per ton, dan zij nu kosten, dan daalt het saldo tot nihil. De fluctuatie der kolenprijzen wordt ook uit andere ervaring bevestigd Een overzicht van de prijzen, voor de kolen besteed, door eene der grootste Spoorwegmaatschappijen hier te lande, toont aan, dat de prijs van 18651882 uiteenliep van 16.00 tot 6.10 per ton. Meermalen in een levenstijdperk is sterke fluctuatie waargenomen. Welke waarborg bestaat er thans, nu de kolen ongekend laag zijn, dat zij niet plotseling sterk zullen rijzen? Anderzijds is gewezen op de toeneming van het verbruik, door verla ging van den gasprijs. Zeer zeker zullen lagere prijzen dit verbruik doen toenemendoch uit vroegere ervaring kan die vermeerdering niet meer afgeleid worden, als wij nagaan hoe sterk dit verbruik reeds sints 1875 gestegen is. Het gas, door de gasmeters, als verbruikt aangewezen bedroeg in 1875 1,144000 M'., in 1883 was dit 2,361000 M3., derhalve eene stijging van meer dan 100 °/0. Het is niet aan te nemen, dat het eerstvolgend tiental jaren, eene even groote stijging zal aangeven, en wel om de zeer natuurlijke reden, dat dit uitzettingsvermogen van het debiet, wanneer de welvaart in deze gemeente, in die volgende tien jaren, niet buitengewoon toeneemt, zijn grens weldra bereikt zal hebben. Percentsgewijze stijging is daarenboven relatief, want, eene stijging van b. v. 10 °/0 in 1876 bedraagt 108000 M3. ditzelfde percentbedrag op 1883 toegepast, zou 236000 M3. bedragen. Hieruit volgt duidelijk, dat berekeningen gebaseerd op procentsgewijze vermeerdering, nu het debiet reeds zoo groot is, tot cijfers zou leiden, welke in werkelijkheid niet bereikbaar zullen blijken. Hoe meer gas ge bruikt wordt, hoe minder de vermeerdering kan zijn. Beschouwt men de cijfers der vermeerdering naderbij, dan zien wij, dat eene groote stijging van debiet plaats had, na de prijsverlaging tot 10 ets in 1876, en nog sterker na medio 1877 tot 8 ets, dat in 1880/1 die vermeerdering het geringst was, maar nu in 1883 weder met 8% is gestegen. M3. 903478 1871 1010898 38498 3.95 1872 1068964 58066 5.74 1873 1117363 48399 4.52 1874 1123460 6097 0.54 1875 1143807 20347 1.81 1876 1251638 107831 9.42 1877 1448669 197031 15.74 1878 1648327 199658 13.78 1879 1839760 191433 11.61 1880 1978726 138966 7.55 1881 2048503 69777 3.52 1882 2185995 137492 6.71 1883 2361506 175511 8.03 in 1869 verbruik 1870 Verschil. Verschil in °/0. Ieder industrieel zou uit deze cijfers concludeeren, dat bij zulk eene stijging, prijsvermindering onnoodig was; hij zou liever wachten, totdat het debiet constant bleef, dan eerst kan er sprake zijn, door verlaging van den verkoopprijs, het debiet weder te doen toenemen. Hoe weinig men overigens staat kan maken op die vermeerdering van debipt. door prijsverlaging, blijkt uit de gevolgen der verlaging in 1876. Toen daalde de prijs van 12'/2 op 10 ets., en het verbruik vermeerderde met 9.4 °/0. In Juli 1877 daalde de prijs weder van 10 op 8 ets., en het debiet vermeerderde daarna met 15.7 °/0. Hoe kan men nu, met eenigen schijn van zekerheid, zeggen, welken invloed eene prijsverlaging van 8 op 6 ets. zal geven, als er reeds zulk een groot aantal gasverbruikers is? Eveneens is het gewaagd te ramen, dat een prijs van 6 ets., het debiet van gas voor verwarming, koken en beweegkracht zoodanig zal vermeer deren, dat daarvoor 10°/0 van het lichtgasdebiet, als verhooging kan ge rekend worden. Uit de ervaring van plaatsen, waar reeds een of twee jaar, kookgas ad 6 ets. per M. wordt afgeleverd, valt dit niet af te leiden. Van het standpunt van den industrieel beschouwd, meent dus de meer derheid der Commissie dat prijsverlaging niet noodig is. Acht men het waarschijnlijk, dat Electrisch licht het gas langzamerhand zal verdringen, dan is tot vermindering van het daardoor te bewerken nadeel, niet prijsverlaging de krachtigste factor, maar wel vermindering van het kapitaal, waarvoor de gemeente nog bij de gasfabriek betrokken is. Alsdan zal men vermindering van het netto winstcijfer verkrijgen, door ruimere aflossing, en het kapitaal spoedig sterk verminderen, terwijl toch verkregen wordt, dat niet zulk een aanzienlijk deel der gemeentebaten uit de gasfabriek op de begrooting wordt gebracht. Acht men het wenschelijk den gasprijs toch te verminderen, dan moet dit niet sterker geschieden, dan gerechtvaardigd wordt, door de hoogere opbrengst van sommige bijproducten, en de mindere kolentransportkosten doch zoolang niet met zekerheid kan gebouwd worden, op de hoeveelheden grondstof, benoodigd voor de distillatie, de daaruit te verkoopen hoeveel heden gas en nevenproducten, en de voor alles te betalen en te ontvangen prijzen, acht de meerderheid eene reductie van 8 op 6 ets. te gewaagd, en adviseert derhalve afwijzend op het adres te beschikken. De minderheid kan dit advies niet ondersteunen, waartoe zij geleid wordt door de volgende beschouwingen In de eerste plaats meent zij, dat het standpunt van den particulieren industrieel, waarop de meerderheid zich plaatst, hier niet mag gelden. Men heeft hier te doen met een monopolie, dat de gemeente zich zelve heeft gereserveerd, en dus is particuliere mededinging uitgesloten. Als zoodanig gaat het niet aan, alleen oog te hebben voor de besten dige vermeerdering der baten, maar moet wel degelijk gelet worden op het karakter dezer gemeentelijke industrie, anders dreigt de aanwending van de aanzienlijke baten van dit bedrijf, voor die burgers, welke geen gas willen of behoeven te gebruiken, eene ontlasting te worden van pen ningen, welke zij, zonder dit bedrijf, gelijkelijk met de gasverbruikers zou den hebben te voldoen. Anderzijds moet, nu de gemeente deze industrie drijft, zij zorg dragen, dat iedere ingezetene daarvan zooveel mogelijk partij kan trekken, en dus alle gelegenheden bevorderen, welke het verschil in aantal, tusschen gas verbruikers en belastingschuldigen, telkens kleiner kunnen maken. De ervaring sedert 1869, nog sterker sedert 1877, heeft geleerd, dat prijsverlaging dit doel bevordert, zonder dat daardoor de baten aanmer kelijk verminderen. Het evenwicht der begrooting werd daardoor niet ver broken, want getroostte men zich één jaar minder ontvangsten, de vol gende jaren brachten steeds weder herstel, ja! vermeerdering. De vrees is geuit, dat buitengewone omstandigheden, als: verlaging der prijzen van nevenproducten, of aanmerkelijke stijging der grondstofprijzen, de baten van het bedrijf zoodanig zouden kunnen verminderen, dat men bij lagere prijzen tot verlies zou komen, doch deze vrees kan, naar de raeening van de minderheid, geen motief zijn, nu de prijzen voor beide factoren gunstig zijn, het profijt daarvan den gasverbruiker te onthouden. Regelmatig deze redeneering doorvoerende, zou men geneigd moeten zijn, reeds nu den prijs dadelijk te verhoogen, ten einde gewapend te zijn, tegen de mogelijkheid van zulk een plotseling ongunstigen keer. Het tegendeel mag echter verwacht worden. Bij de becijfering is tot middenprijs der Duitsche kolen, welke tegenwoordig, behalve Cannelkolen, uitsluitend ge bruikt worden, aangenomen een prijs van 6.80 per ton, niettegenstaande die prijs, voor de drie eerste maanden van 1885, slechts 6.48, en de gemiddeld betaalde contractprijs, sedert de spoorwegverbinding in 1881, bedroeg 6.78. Wanneer nu deze ervaring nog bovendien versterkt wordt door de ge motiveerde meening van de voornaamste kolenleveranciers, dat vooreerst (zonder zeer buitengewone gebeurtenissen) geen stijging der gaskolenprij- zen te wachten is, dan meent de minderheid aan den door haar gestelden kolenprijs te mogen vasthouden. Voor de nevenproducten geldt hetzelfde; tot een gemiddelden prijs van 30 ets. per H. L. zijn de cokes tot heden niet gedaald. De koolteerprijs ad ƒ2.00 per 100 liters aangenomen, is 14 ets. hooger, dan de in 1883 verkregen prijs. Het vijfjarig contract eindigt ultimo Maart 1885, en daar inmiddels de prijs weer gestegen is, zoodat Utrecht in 1884 contracteerde voor 2.946 per 100 liters, is 2.00 meer dan voorzichtig geraamd. De prijzen der afgewerkte ijzeroxide zijn bepaald naar de, in het ver slag van 1883 berekende en betaalde kosten. Ammonia is geheel uniform met den prijs, die ons het aangegane vijfjarig contract verzekert. Komen desniettegenstaande, zeer buitengewone gebeurtenissen, deze grondstoffen- en nevenproductprijzen wijzigen, dan bestaat er, bij zulk eene eenvoudige administratie, als die der gasfabriek, alle gelegenheid om het nadeel te vergoeden, door tijdelijk den prijs te verhoogen. Welke redenen bestaan er thans om tot verlaging te adviseeren? Ten eersteDe door nagenoeg alle Leidsche industriëelen en vele nering doenden duidelijk uitgesproken wensch, gesteund door eene ernstige poging om, uit de voor hen beschikbare gegevens, te bewijzen, (lat zulks, zonder gevaar voor verbreking van het evenwicht der begrooting, geschieden kan. Ten tweede: De behoefte, welke de gasverbruikers toonden, aan aan wending van gas voor verwarming en drijfkracht. Ten derde: De ervaring, dat verlaging van prijs de gasfabriek zelve immer tot voordeel heeft gestrekt, en deze het beste middel is om alle concurrentie krachtig het hoofd te bieden. Ten vierde: Omdat hoe lager de prijs is, des te meer komt het product, vervaardigd door aanwending van de gelden der gemeente, onder het bereik van alle leden dier gemeente, en Ten vijfde: Omdat de tegenwoordige inrichting der gasfabriek, haar bedrijf veel voordeeliger heeft gemaakt, de prijzen der grondstoffen zeer laag zijn, en die der meeste nevenproducten op de meest voordeelige wijzen in grooter hoeveelheden dan vroeger afgezonderd, aanzienlijk gestegen zijn. Dit laatste vooral wordt door de meerderheid sterk betwijfeld. Zij gaat daarbij uit van een vergelijkend overzicht 1°. der hoeveelheden kolen, welke andere gasfabrieken behoeven, om een zelfde aantal kub. meters te verkrijgen, en 2°. der afwisselende hoeveelheden nevenproducten, welke aan de verschillende gasfabrieken in Nederland, uit b. v. 100 KG. kolen worden verkregen. Zij concludeert dan 1°. dat die hoeveelheden sterk afwisselen tusschen die fabrieken onderling, en 2°. dat zij aan onze fabrieken evenzeer nog al afwijken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 2