55 Zitting van Dinsdag 3 September 1884, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de heer Wethouder P. J. DE FREMERY. Te behandelen onderwerpen: 1°. Benoeming van een Wethouder. 2°. Idem van leden in de vaste commissiën, als a. drie leden van de Commissie van Financiën en uit dezen van den Voorzitter. b. twee leden van de Commissie belast met het ontwerpen en herzien van de plaatselijke verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd. c. drie leden van de Commissie tot het ontwerpen en herzien van de plaatselijke verordeningen, betreffende de huishouding der gemeente, en uit dezen van den Voorzitter. d. twee leden van de Commissie van Fabricage. 3°. Vaststelling van eene voordracht voor de benoeming van Zetters. (130) 4°. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1884, van het Ger. Minne- of Arme Oude-Mannen- en Vrouwenhuis. (129) 5°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting dienst 1884. (Schrijf- loonen) (126) 6°. Verdeeling van den Raad in sectiën. 7°. Rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken over 1883. (106) 8°. Idem van het Stedelijk Werkhuis. (109) Tegenwoordig 16 leden, als: de heeren Was, De Goeje, De Geus, Knappert, Donner, Van Wensen, Hartevelt, Bool, Groll, Bredius, Zaaijer, Driessen, Verster, Le Poole, Van Dissel en de Voorzitter. De heer Juta heeft kennis gegeven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag 28 Augustus jl. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Missive van den Generaal Majoor, Adjudant des Konings en HDs. Particulier Secretaris, dd. 30 Augustus jl., blijkens welke Z. M. verhinderd is de feestviering op 3 October a. s., onthulling gedenkteeken van Leiden's Ontzet, bij te wonen. Deze missive luidt als volgt: Koninklijk Paleis 't Loo, den 30s'on Augustus 1884. Ter voldoening aan de bevelen van Zijne Majesteit den Koning, heb ik de eer U, in antwoord op Uw schrijven van den 28s'«n dezer aan Zijne Majesteit, te berichten, dat Zijne Majesteit U zeer Iaat bedanken voor het door U te kennen gegeven verlangen, dat het HD. behagen moge, de onthulling van het gedenkteeken ter herinnering aan Leiden's Ontzet, op den 3a9n October, of op eenen anderen door Zijne Majesteit te bepalen dag, bij te wonen, doch dat Zijne Majesteit zich tot zijn leedwezen ver hinderd ziet om aan die vriendelijkheid gevolg te gegeven. De Generaal, Majoor, Adjudant des Konings Aan heeren Burg. en Weth. en HDs. Particulier Secretaris, der gemeente Leiden. H. Du Monceau. Wordt aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter legt vervolgens over: 1*. Voordracht tot uitbreiding van het hulppersoneel aan de Jongens school der 2a« klasse, met een derden onderwijzer. 2°. Voordracht van H.H. Curatoren van het Gymnasium, in zake de vervulling van de betrekking van leeraar in de Ned. taal aan het Gym nasium (vacature Dr. P. J. Blok). Worden ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd. 3°. Adres van E. J. Brill c. s., tot ondersteuning van het verzoek van het Bestuur der afdeeling Leiden van de Maatschappij ter bevordering van Nijverheid, tot vermindering van den gasprijs van ƒ0.08 tot ƒ0.06 perM3. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. Aan de orde is: I. Benoeming van een Wethouder. De Voorzitter. Mag ik de heeren de Geus, Van Wensen en Verster verzoeken met mij het stembureau uit te maken? Benoemd wordt de heer H. J. Bool met 14 stemmen, één briefje was blanco. De Voorzitter. Verklaart de heer Bool zich bereid deze betrekking te aanvaarden De heer Bool. M. de. V. 1 Onder dankbetuiging aan mijne medeleden voor het in mij gesteld vertrouwen, verklaar ik mij bereid die betrekking op nieuw te aanvaarden en de belangen der gemeente naar mijn beste vermogen te helpen bevorderen. (Toejuichingen). De Voorzitter. Ik kan niet anders zeggen dan dat Uwe benoeming ons veel genoegen doet, omdat de Raad daardoor het bewijs geeft, dat hij waardeert hetgeen tot dusverre door U in Uwe betrekking als Wet houder is gedaan. Wij verheugen ons dus in Uwe benoeming, en wenschen U hartelijk geluk met deze onderscheiding, waardoor wij het voorrecht zullen hebben met u werkzaam te blijven in het voorbereiden van de zaken die in den Raad worden beslist; moge het U gegeven zijn nog vele jaren in het ge not van eene goede gezondheid met lust en opgewektheid de belangen van deze gemeente te bevorderen. (Toejuichingen). ZlTTINGVERSLAO 1884. II. Benoeming van leden in de vaste commissie, als a. drie leden van de Commissie van Financiën en uit dezen van den Voorzitter. Bij de eerste stemming werden op den heer Damsté 7, Knappert 6, Le Poole 1 en op den heer Land eveneens één stem uitgebracht, zoodat eene nieuwe vrije stemming moest plaats hebben. Alsnu verkreeg de heer Damsté 14 stemmen, de heer Knappert één stem. Eerstgenoemde is dus gekozen, aan wien kennis zal gegeven worden van zijne benoeming. Bij de tweede stemming verkreeg de heer Knappert 14 stemmen, een briefje was blanco. De Voorzitter. Verklaart de heer Knappert zich bereid de betrekking te aanvaarden? De heer Knappert. Jawel, M. de V. Bij de derde stemming verkregen de heer Land 10, de heeren Le Poole en Groll ieder één stem. Aan den heer Land, afwezig zijnde, zal kennis gegeven worden van die benoeming. Tot Voorzitter werd daarna benoemd de heer Wilhelmy Damsté met 10 stemmen, 5 stemmen waren op den heer Knappert uitgebracht. b. twee leden van de Commissie belast met het ontwerpen en herzien van de plaatselijke verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd. Achtereenvolgens werden met algemeene stemmen benoemd de heeren Mr. N. K. F. Land en Mr. H. Van der Hoeven, aan wien kennis zal ge geven worden van deze benoeming. c. drie leden van de Commissie tot het ontwerpen en herzien van de plaatselijke verordeningen, betreffende de huishouding der gemeente, en uit dezen van den Voorzitter. Achtereenvolgens werden benoemd de heeren Mr. C. Cock, Mr. S. Le Poole en Mr. J. T. Buijs. Uitgebracht werden op de heeren Cock 15, Le Poole 14, Was 1 en Buys 15 stemmen. De Voorzitter. Aan de heeren Cock en Buys zal bericht worden ge geven van hunne benoeming en den heer Le Poole vraag ik of hij de betrekking wenscht te aanvaarden? De heer Le Poole. Zeer gaarne M. de V, De heer Van Dissel komt ter vergadering. Tot Voorzitter dier Commissie wordt daarna met algemeene stemmen benoemd de heer Mr. C. Cock. d. twee leden van de Commissie van Fabricage. In de eerste plaats wordt benoemd de heer Dr. E. F. Van Dissel met 15 stemmen, tegen één stem op dgn heer Groll, en in de tweede plaats de heer Groll met 15 stemmen, tegen één stem op den heer Donner. Beide leden verklaren zich bereid de betrekking aan te nemen. III. Vaststelling van een voordracht voor de benoeming van Zetters. (Zie Ing. St. n°. 130). De heer Knappert. Een enkel woord, M. de V., omtrent deze voordracht. Als n°. 1 van het eerste dubbeltal wordt de heer P. J. Groen genoemd, die nu onlangs in de plaats van den heer Quant is gekomen. Nu is het mij volstrekt niet om den persoon zelf te doen, noch dat ik meen dat hij minder geschikt zou zijn om in dat college plaats te nemen, maar ik wenschte alleen op te merken dat zijn compagnon, de heer Van Ewijk, reeds lid van dat college is en nu schijnt het mij toe, dat het niet in de be doeling van de wet kan liggen, om in een college van zeven leden twee personen op te nemen die firmanten zijn, en zulks vooral niet in eene gemeente als deze, alwaar men toch eene betrekkelijk ruime keuze heeft. N°. 1 van het tweede en derde dubbeltal, de heeren J. Van Lith en J. C. Rijk, zijn sedert jaren verdienstelijke leden van het college en als n°. 2 van het derde dubbeltal wordt de heer A. Verhoog genoemd. De beide eersten bekleeden tevens de betrekking van rooimeester en laatstgenoemde tevens die van directeur van het brandwezen, waarvoor zij een vast traktement van de gemeente genieten. Volgens art. 5 der wet op de Zetters-Collegiën, zijn de ambtenaren bij Gemeentebesturen niet tot lid van gezegd college benoembaar en nu rijst bij mij de vraag, of de voormelde personen uithoofde van hunne betrekking waarin zij tot de gemeente staan, al of niet als gemeente-ambtenaren zijn te beschouwen, waaromtrent ik gaarne Uw oordeel zou vernemen. De Voorzitter. Ik durf op dit oogenblik niet te beslissen wie al of niet benoembaar zijn; alleen kan ik mededeelen, dat het traktement van den heer Verhoog als directeur van de brandweer bedraagt 400. De heer Bool. Het bezwaar ten aanzien van den heer Groen aangevoerd, is op zich zelf gegrond. Nadat hij echter eerst kort geleden werd benoemd in de plaats van den heer Quant, kwam het ons moeielijk voor hem ook ditmaal niet voor te dragen. Het is volkomen waar dat het over het algemeen niet wenschelijk is van dezelfde firma twee firmanten zitting te laten nemen, doch de bedoelde omstandigheid heeft tot de voordracht geleid. Bovendien moet men ook niet vergeten, dat het zeer moeilijk is, geschikte zetters te krijgen. Eene opgave van zoodanige personen zou ons zeker welkom zijn. Wat nu het bezwaar betreft, dat anderen gemeente-ambtenaren zouden zijn en deze bij de wet zijn uitgesloten, doe ik opmerken dat de betrek kingen, die zij bekleeden, bijbaantjes zijn en geen hoofdbetrekkingen, zoodat het te betwijfelen valt of zij in den zin der wet tot de gemeente ambtenaren moeten gerekend worden. De heer Knappert. Zooals ik begon te zeggen, geldt mijn bezwaar niet den persoon zelf. Wat de benoeming van den heer Groen betreft, deze is geschied door den Commissaris des Konings, niet door den Gemeente raad, maar wèl op diens voordracht, waarop Groen n°. 2 stond. Ik be twijfel echter zeer of de Commissaris des Konings bekend is geweest met de omstandigheid dat de heeren Van Ewijk en Groen firmanten zijn. Als be-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 1