39
Zitting van Donderdag 96 Juni 1884,
geopend 's namiddags te tioee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Voordracht tot indiening van een adres van rouwbeklag aan Z. M.
den Koning en H. M. de Koningin.
2°. Verzoek van J. C. Vieweg, om restitutie van schoolgeld. (97)
3°. Suppletoire staat van begrooting en staat van af- en overschrijving op
de begrooting dienst 1883, van het Nederl. Israëlietisch Armbestuur. (98)
4°. Verzoek van de firma J. en A. Le Poole, om een duiker te leggen
van de Garenmarkt naar den Zoeterwoudschen Singel. (99)
5°. Rekening van de Stads bank van Leening over 1883. (84)
6°. Idem van de Stedelijke Gasfabriek. (91)
Tegenwoordig 19 leden, als: de heeren Le Poole, Van Dissel, Bredius,
Van Wensen, Groll, Verster, Scheltema, De Goeje, Zaalberg, Was, Dries-
sen, De Fremery, Hartevelt, Juta, Zaaijer, Land, Cock, Buys en de Voorzitter.
De heer Knappert heeft kennis gegeven verhinderd te zijn de vergade
ring bij te wonen.
De Voorzitter opent de vergadering met de volgende aanspraak:
De Voorzitter. Mijne Heeren! Sedert wij de vorige maal, nu een
week geleden, hier te zamen kwamen, zijn ons vaderland en het Koninklijk
Huis, op het alleronverwachtst mag ik wel zeggen, door een zeer zware
ramp getroffen.
Die ramp, zij is te zwaarder en te meer onverwacht omdat wij meen
den de gegronde hoop te mogen koesteren, dat Z. K. H. de Prins van
Oranje, de phase van reconvalescentie was ingetreden in de zoo ernstige
ziekte, die gedurende vele dagen alle harten in Nederland met bange
zorg vervulde.
Zooveel te grooter, Mijne Heeren is die ramp, wanneer wij bedenken,
dat in slechts weinige jaren Z. M. onze geëerbiedigde Koning al de man
nelijke leden van zijn Huis naast zich heeft zien vallen. Van eene verga
dering als deze zal ik wel allerminst behoeven te zeggen dat al hare
leden, met deelneming in dit treffend verlies vervuld zijn.
De toekomst laat zich, zeker niet hopeloos, maar niettemin zorgvol
aanzien. Het voortbestaan van ons regeerend Huis hangt toch nu geheel
af van het leven eener zeer jeugdige vorstin, die volgens de Grondwet
thans geroepen is eenmaal Z. M. den Koning op te volgen.
Het voegt ons aan H.H. M.M. den Koning en de Koningin een blijk
te geven van de deelneming die ons aller harten vervult. Ik stel daarom
voor dat de Gemeenteraad van Leiden aan Hunne Majesteiten een eer
biedig adres aanbiede, waarin hij, als vertegenwoordigende de gemeente,
van die deelneming doe blijken.
Vertrouwende dat de geheele Gemeenteraad eenstemmig van gevoelen
is, dat dit behoort te geschieden, geef ik in overweging het adres, dat
reeds is opgesteld, en dat ik den Secretaris verzoek voor te lezen, vast
te stellen.
Bedoeld adres luidt als volgt:
Aan Z. M. den Koning en H. M. de Koningin.
Met diep leedwezen en ontroering heeft de Gemeenteraad van Leiden
de treurmare vernomen van het overlijden van Z. K. Hoogheid Prins
Alexander, den geliefden Kroonprins der Nederlanden.
Dit smartelijk verlies thans wederom door Uwe Majesteiten en het
Koninklijk Huis geleden, heeft gelijk alom in den lande ook in deze ge
meente de diepste verslagenheid te weeg gebracht.
De Gemeenteraad gevoelt behoefte zijne deelneming in deze treffende
ramp op de meest eerbiedige wijze uit te spreken en aan Uwe Majesteiten
de verzekering te geven dat de nagedachtenis van den Prins ook in deze
gemeente, die het voorrecht mocht genieten Z. K. H. eenigen tijd onder
hare ingezetenen te tellen, bij voortduring in eere zal worden gehouden.
Moge de algemeene deelneming aan Uwe Majesteiten, ook bij dit ge
voelig verlies door Uwe Majesteiten en het Koninklijk Huis op nieuw
ondervonden, zoo mogelijk tot eenigen troost strekken.
Leiden, 26 Juni 1884. De Gemeenteraad van Leiden.
De Voorzitter. Ik stel thans voor het zooeven gelezen adres aan
Hunne Majesteiten aan te bieden.
Aldus wordt hij acclamatie besloten.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
19 Juni jl., worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Missive van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland dd. 17/20
Juni jl., G. S. n°. 64, waarbij machtiging wordt verleend tot regeling met
de gemeente Woerden van het gemeenschappelijk belang bij het behoud
en het voortdurend onderhoud van het Zuid-Hollandsch deel van het
Utrechtsche Jaagpad.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
2°. Missive van Mr. C. Cock, waarbij deze ontslag neemt als lid der
Commissie in zake den Tramweg.
De heer Cock. M. de V. Zou ik U mogen verzoeken het briefje in
quaestie te doen voorlezen?
Zittimgverslag 1884.
De bewuste missive luidt als volgt:
Leiden, 25 Juni 1884.
Edelachtbare Heer,
Ik heb de eer UWelEdelAchtb. kennis te geven, dat ik, naar aanlei
ding van het in de Vergadering met gesloten deuren van 19 Juni 11. ge
nomen besluit van den Leidschen Gemeenteraad, mij genoodzaakt gevoel
te bedanken voor het lidmaatschap der Raadscommissie in zake den Leid
schen paardentramweg, en hij gevolg bij dezen mijn ontslag neem als lid
dier Commissie.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn,
Aan den Voorzitter UWelEdelAchtb. dw. dienaar,
van den Gemeenteraad C. Cock.
van Leiden.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Voordracht van het Bestuur van het Stedelijk Werkhuis tot benoe
ming van drie leden buiten den Gemeenteraad, ten gevolge van periodieke
aftreding.
Wordt ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd.
De Voorzitter deelt nog mede
dat thans nog 80000 rentegevend in prolongatie is belegd en dat
daarvan nog f 20000 moet worden opgezegd.
Aan de orde is:
II. Verzoek van J. C. Vieweg, om restitutie van schoolgeld.
(Zie Ing. St. n°. 97).
Wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming toegestaan.
III. Suppletoire staat van hegrooting en staat van af- en overschrijving
op de begrooting dienst 1883, van het Nederl. Israëlietisch Armbestuur.
(Zie Ing. St. n°. 98).
Wordt met algemeene stemmen goedgekeurd.
IV. Verzoek van de firma J. en A. Le Poole, om een duiker te leggen
van de Garenmarkt naar den Zoeterwoudschen Singel.
(Zie ing. St. n°. 99).
De heer Driessen. M. de V.Ik wenschte alleen te wijzen op een klein
abuis in het advies van de Commissie van Fabricage. Daar wordt name
lijk gesproken van aarden buizen ter lengte van 25 centimeters. Dit zal
toch zeker wel de bedoeling niet zijn.
De Voorzitter. Dit is een drukfout. Voor lengte moet gelezen worden
wijdte. Verlangt nog iemand het woord?
De heer Bredius. M. de V. 1 Ik heb bezwaar mijne stem aan het voor
stel te geven, zooals het daar ligt. Vooraf zou ik namelijk wenschen dat
de voorwaarden, waarop de gevraagde vergunning zal worden verleend,
met de beide volgende werden geamplieerd
1». Dat vergunning wordt gegeven tot wederopzeggens toe.
2°. In geval de vergunning wordt ingetrokken of wel daarvan geen
gebruik meer wordt gemaakt, zullen de duikers door en op kosten van
adressanten worden weggenomen en zal de grond wederom worden ge
bracht in den staat, waarin die zich op dit oogenhlik bevindt.
De Voorzitter. Wordt het amendement van den heer Bredius onder
steund
Daar het amendement van den heer Bredius door geen der leden onder
steund wordt, kan het geer. onderwerp van beraadslaging uitmaken.
Het voorstel wordt hierop, in stemming gebracht, aangenomen met
17 stemmen tegen ééne, die van den heer Bredius. De heer Le Poole
hield zich huiten stemming.
V. Rekening der Stads bank van Leening over 1883.
(Zie Ing. St. n°. 84).
De heeren Cock en Buys verlaten de vergadering.
De rekening wordt zonder discussie of hoofdelijke stemming goedge
keurd, waarvan door den Voorzitter aan de heeren Cock en Buys, die
inmiddels weder ter vergadering zijn teruggekeerd, mededeeling wordt
gedaan.
VI. Idem van de Stedelijke Gasfabriek.
(Zie Ing. St. n°. 91).
De heeren De Fremery en Van Dissel verlaten de vergadering.
De heer Le Poole. Ik heb ook dit jaar tegen deze rekening enkele
zwarigheden, die ik thans door een paar voorbeelden zal ophelderen.
In de eerste plaats het volgende: Als op den 31sten December 1882
de Inventaris der steenkolen 2352000 kg. bedroeg blijkens het verslag
over 1882 pag. 28, hoe kan die steenkoleninventaris dan op 1 Januari
1883 eensklaps bedragen 2358150, volgens verslag over 1883 pag. 25?
Het verschil (6,150 kilo's) is nu wel niet zoo bijzonder groot, en kan
gedeeltelijk hieruit ontstaan zijn, dat de ééne partij per hectoliters en de
andere per kilo's is geleverd, maar kan toch onmogelijk recht van be
staan hebben, al moest ook hier of daar maten in gewichten herleid
worden.
Immers wanneer men op 31 December het jaar met een bepaald cijfer
eindigt, dan dient men den lsten Januari van het volgend jaar met het
zelfde cijfer weder te beginnen.
Het spreekt toch van zelf dat in het ondeelbare oogenblik van den
overgang van het ééne jaar op het andere niet plotseling een verschil
van meer dan 6000 kilo's kan ontstaan.
In de tweede plaats het verbruik van steenkolen. Er wordt op den
inventaris, naar ik bevonden heb, iets kleiner hoeveelheid voorraad steen-