Zitting van Donderdag 19 Juni 1884,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Benoeming van een derden onderwijzer of onderwijzeres aan de school
3de klasse n°. 1. (80)
2°. Voordracht tot benoeming van een Ambtenaar van den Burgerlijken
Stand. (85)
3°. Benoeming van een Ambtenaar van den Burgerlijken Stand. (85)
■4°. Idem van een Commissaris der Bank van Leening. (94)
5°. Rapport van de in de raadszitting van 28 April jl. benoemde Tram-
Commissie. (78)
6°. Verzoek van J. B. S. Barendse, om een trottoir of stoep te leggen
aan den Witten Singel. (81)
7°. Idem van J. Den Hertog, om een waterstoep te leggen aan het
Utrechtsche Jaagpad. (81)
8°. Idem van A. J. Koole, tot overschrijving van de verleende vergun
ningen op de leden der firma De Koster Co. (82)
9®. Idem van de Wed. G. P. Timp, tot wijziging van de vergunning
voor het leggen van rails. (82)
10°. Voordracht betrekkelijk het verleenen van afschrijving of restitutie
van plaatselijke directe belasting. (83)
11®. Suppletoire begrootingen en staten van af- en overschrijving op de
begrooting, dienst 1883, van het R. K. Wees- en Oudeliedenhuis en
Armbestuur. (87)
12®. Verzoek van dr. C. Snouck Hurgronje, leeraar der O.-I. Instelling,
om verlof. (88)
13®. Idem van M. E. Chavannes, om restitutie van schoolgeld. (89)
14®. Idem als voren van F. C. C. Bloem. (96)
15®. Idem van W. Van Gasteren, om een stoep te leggen aan de Oude
Vest. (90)
16®. Idem van H. J. Oonk, om ontslag als tweede onderwijzer aan de
school der 4de klasse n®. 1. (92)
17®. Staat van af- en overschrijving op de gemeente-begrooting, dienst
1884. (95)
18®. Voordracht betrekkelijk de inrichting van eene gelegenheid voor
animale vaccinatie. (93)
19®. Rekening der Stads Bank van Leening over 1883. (84)
20®. Idem van de Stedelijke Gasfabriek. (91)
Tegenwoordig 14 leden, als: de heeren Land, Van Dissel, Bredius,
Groll, Hartevelt, De Fremery, Driessen, Was, De Goeje, Cock, Verster,
Buys, Zaalberg en de Voorzitter.
De heeren De Geus, Van der Hoeven, Juta, Zaaijer en Knappert hebben
kennis gegeven om verschillende redenen verhinderd te zijn de vergadering
bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
29 Mei jl., worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland, dd. 10/U Juni jl.
B. n®. 1518 (3d® afd.), G. S. n®. 3/2, ten geleide van het goedgekeurd
raadsbesluit tot het doen van af- en overschrijving op de begrooting dienst
1883, tot een bedrag van f 4047.36.
2®. Dispositie van de Ged. Staten van Zuid-Holland, dd. 10/14 Juni jl.
B. n®. 1537 (3a« afd.), G. S. n®. 63, tot het onder de hand, volgens
taxatie, afstaan der tienden onder Leiderdorp.
3®. Missive van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland, van 9/12
Juni jl. B. n®. 1519 (3de afd.), G. S. n®. 13, waarbij wordt medegedeeld
dat over het jaar 1884 een bedrag van f 41085.60 als subsidie in de
kosten Lager Onderwijs aan deze gemeente zal worden uitgekeerd.
4®. Missive van de Ged. Staten der provincie Zuid-Holland, van 10/13
Juni jl. G. S. n®. 46, ten geleide van een extract der beschikking van den
Minister van Binnenl. Zaken, houdende nadere regeling der rijksvergoeding
in de kosten Lager Onderwijs over 1882.
Deze missive luidt als volgt:
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
Overwegende dat uit het onderzoek der verzamelstaten en bijlagen van
rekeningen over 1882 van gemeenten in Zuid-Holland gebleken is, dat
door Gedeputeerde Staten ten onrechte voor de Rijksvergoeding bedoeld
in Art. 45 der wet van 17 Augustus 1878 (Stbl. n®. 127) in rekening
is gebracht; voor enz.
Voor de gemeente Leidenf 500.
wegens toelage aan een onderwijzer, hoofd eener school, toegekend;
Gezien zijne beschikking van 25 Februari 1884 n®. 1101, Afd. AZC;
Bepaalt, met wijziging dezer beschikking de Rijksvergoeding over 1882
voor enz., voor Leiden op f 44842.21, zoodat het bij voorschot te veel
ontvangene bedraagt voor Leiden f 1928.69.
Afschrift dezer beschikking zal worden gezonden aan Gedeputeerde Staten
van Zuid-Holland, ter mededeeling aan de beide Gemeentebesturen en aan
de Algemeene Rekenkamer.
's Gravenhage, 3 Juni 1884.
Overeenkomstig de geparafeerde minuut,
De Secretaris-Generaal,
(get.) Hubreoht.
5®. Missive van den heer Mr. F. Was, waarbij hij, onder vermelding
der redenen, bedankt voor de benoeming tot lid der Commissie van
Financiën.
ZlTTINSVERSLAO 1884.
Deze missive luidt als volgt:
Leiden, den 8st«n juni 1884.
EdelAchtbare Heer!
Na rijpe overweging ben ik tot het besluit gekomen voor de vereerende
benoeming tot lid der Commissie van Financiën te moeten bedanken.
Ik nam dit besluit met groot leedwezen, omdat ik gaarne een deel van
mijn beschikbaren tijd aan die betrekking zou gewijd hebben, indien ik
de overtuiging had kunnen verkrijgen, dat ik op die wijze voor de ge
meente nuttig werkzaam kon zijn. Ik mis echter die overtuiging, omdat
ik mij niet kan vereenigen met den werkkring der Commissie van Finan
ciën, zooals die in de Verordening van 6 Maart 1852 wordt omschreven.
Die werkkring moet öf zoo ruim mogelijk worden opgevat, in dien zin,
dat de Commissie bevoegd is de zaken in haar ganschen omvang te be-
oordeelen, öf meer beperkt, en in dat geval moet de taak der Commissie
zich uitsluitend tot de financiëele zijde van het onderwerp bepalen.
De eerste opvatting, waartoe de woorden der Verordening wellicht aan
leiding geven, acht ik onjuist.
Tegen de andere opvatting, welke mij voorkomt de ware te zijn, heb
ik tweeërlei bezwaar.
Vooreerst tegen de zaak zelve, vervolgens een bezwaar van persoon
lijken aard.
Wat de zaak zelve betreft, komt het mij bijna onmogelijk voor steeds
de juiste grens te trekken tusschen de mérites van het onderwerp en de
financiëele zijde.
Overschrijding van bevoegdheid schijnt mij in vele gevallen onvermij
delijk toe.
Behalve dat hieruit noodwendig conflicten moeten ontstaan, acht ik het
niet zonder bedenking, dat de Commissie van Financiën geen invloed kan
uitoefenen op het tot stand komen van het voorstel van het Dage-
lijksch Bestuur, zooals met de Commissie van Fabricage het geval is, die,
ofschoon eene Commissie van bijstand, inderdaad tevens eene Commissie
van voorbereiding genoemd kan worden.
De Commissie van Financiën daarentegen is, volgens de bestaande Ver
ordening, noch eene Commissie van voorbereiding, noch van bijstand.
Eerst wanneer het voorstel bij den Raad is ingekomen, brengt zij daar
over haar zelfstandig rapport uit. In hoever die regeling in volkomen
harmonie is met de Gemeentewet, die slechts vaste Commissien kent
van voorbereiding en van bijstand, wil ik in het midden laten.
Doch een bezwaar van grooter gewicht is, dat in den Raad worden
gebracht schriftelijke rapporten, die zonder voorafgaand overleg tusschen
de betrokken Commissiën en het Dagelijksch Bestuur zijn tot stand ge
komen. De ervaring leert, dat men minder gemakkelijk voor overtuiging
vatbaar is, wanneer de strijdige meeningen eenmaal in schriftelijke con
clusies zijn geformuleerd.
Ik acht om die reden de tegenwoordige regeling weinig geschikt om
eene vruchtbare discussie en eene gewenschte overeenstemming te be
vorderen.
Eindelijk mijn persoonlijk bezwaar. Wanneer de taak der Commissie
zich uitsluitend tot de financiëele gevolgen van het vraagstuk moet bepalen,
zou ik zeker den schijn van aanmatiging niet kunnen ontgaan, als ik
door de aanvaarding van de betrekking mij bevoegd verklaarde om mijne
medeleden, onder wien bekwame en ervaren financiers, op financiëel
gebied voor te lichten.
Hoezeer ik het blijk van vertrouwen mij door den Raad verleend op
hoogen prijs stel, acht ik mij op bovenstaande gronden niet gerechtigd
de benoeming aan te nemen.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn:
Aan den heer Voorzitter van Uw dw. dienaar,
den Gemeenteraad. jr Was.
Wordt voor kennisgeving aangenomen.
6». Missive van den Rector van het Gymnasium, waarbij hij de gemeente
aanbiedt het aan het Gymnasium door Dr. Vollgraff aangeboden geschenk.
Deze missive luidt als volgt:
Leiden, 4 Juni 1884.
De Rector van het Gymnasium heeft de eer aan heeren Burgemeester
en Wethouders het volgende mede te deelen:
Bij zijn vertrek naar Brussel wilde de heer Vollgraff den Rector een
blijk van sympathie voor het Gymnasium geven. Te dien einde stelde hij
den Rector eene som van vijf en twintig guldig beschikbaar, om daarvoor
een aandenken te koopen, dat tevens het nieuwe gebouw zou kunnen
versieren. De Rector meende aan het verlangen van den heer Vollgraff
op de beste wijze te voldoen, als hij de versiering aanbracht in de kamer
van heeren Curatoren en leeraren. Met die gedachte heeft hij, door tus-
schenkomst van den heer Blankenberg, vier photographiën van standbeel
den van Thorwaldsen uit Kopenhagen laten komen. Deze keurige licht
drukken, in smaakvolle lijsten gezet, zijn heden door den Rector in
ontvangst genomen en onder zijn toezicht in de kamer van heeren Cura
toren en leeraren opgehangen.
Bij deze heeft de Rector de eer het geschenk van den heer Vollgraff,
als stedelijk eigendom, aan heeren Burgemeester en Wethouders over
te dragen.
Aan heeren Burg. en Weth. rtP
van Leiden. H. W. Van der Mey.
Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten den heer Vollgraff voor
dit blijk van belangstelling den dank der Vergadering te betuigen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1®. Verzoeken van J. Parmentier en Rijnbende, om afschrijving van
plaatselijke directe belasting, dienst 1884.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Financiën.
2®. Verzoek van A. G. Mulié, om restitutie van betaalde kosten van
gasaanleg in het logement enz. aan den Burg.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.