31
Zitting van Donderdag U Mei 1884,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER.
Te behandelen onderwerpen:
1°. Beëediging en installatie van den heer J. Groll, als lid van den
Gemeenteraad.
2°. Benoeming van een leeraar in de Wiskunde aan de Hoogere Burger
school voor Jongens. (64)
3°. Idem van een Commissaris der Gasfabriek. (65)
4°. Idem van een Concierge aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (68)
5°. Verzoek van A. J. Koole, om een brug te leggen. (58 en 69)
6®. Idem van de Wed. Van Iterson, om eene uitloozing te maken. (59)
7°. Idem van de vereeniging „Singelschool" om een brug te leggen. (60)
8°. Idem van H. J. Westerling, om ontslag als tweede onderwijzer aan
de school 3<ie klasse n°. 1. (64)
9°. Idem als voren van D. Yente, als derde onderwijzer aan bovenge
noemde school. (66)
40°. Idem van W. S. Trouillart Hanssen, om restitutie van schoolgeld. (62)
Tegenwoordig 18 leden, als: de heeren Hartevelt, Zaaijer, Damsté, De
Geus, Was, De Goeje, Verster, Van der Hoeven, Land, Van Dissel, Le
Poole, Knappert, Driessen, Bredius, Groll, Zaalberg, Juta en de Voorzitter.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Missive van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 6/10
Mei jl. B. n°. 281 (2de afd.), ten geleide van het goedgekeurd raadsbe
sluit tot het doen van af- en overschrijving op de begrooting derdienstd.
Schutterij, dienst 1883.
2°. Missives van de heeren J. Groll en Mr. C. Cock, houdende kennis
geving dat zij de benoeming tot lid der Commissie in zake den tram
aannemen.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Voorstel van Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek tot toeken
ning eener belooning ad f 1000 aan den directeur der fabriek wegens
zijne bemoeiingen bij de werken tot uitbreiding der Gasfabriek.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Fin.
2°, Verzoek van J. B. S. Barendse te Zoeterwoude, om vergunning tot
het leggen van een trottoir enz. voor een in aanbouw zijnd perceel aan
den Wittensingel.
Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth.
3°. Verzoek van A. J. Koole, om de brug over de Binnenvestgracht,
tot het leggen waarvan door hem vergunning is gevraagd, beweegbaar
te doen maken.
Te behandelen bij 5 der gedrukte agenda.
4°. Rekeningen dienst 1883 van het Evangelisch Luthersch Wees- en
Oudenliedenhuis en van de Plaatselijke Schoolcommissie.
Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
Aan de orde wordt verder gesteld:
II. Benoeming van een leeraar in de Wiskunde aan de Hoogere Bur
gerschool voor Jongens.
(Zie Ing. St. n°. 64).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Zaaijer, Damsté en Groll verzoeken
met mij het stembureau te willen uitmaken
Benoemd wordt de heer Th. B. Van Wettum met 15 stemmenop den
heer Dr. G. Schouten waren 3 stemmen uitgebracht.
III. Benoeming van een Commissaris der Gasfabriek.
(Zie Ing. St. n°. 65).
Benoemd wordt de heer Groll met 16 stemmen; op de heeren Zaaijer
en De Goeje waren éen stem' uitgebracht.
De heer Groll verklaart zich bereid de benoeming te aanvaarden.
IV. Benoeming van een Concierge aan de Hoogere Burgerschool voor
Jongens.
(Zie Ing. St. n°. 68).
Benoemd wordt de heer W. F. N. Koster met algemeene stemmen.
V. Verzoek van A. J. Koole om een brug te leggen.
(Zie Ing. St. n°. 58 en 69).
De Voorzitter. Ik vestig de aandacht op een drukfout in de stukken.
In het rapport van de Commissie van Fabricage wordt gesproken van
veertig gulden; dit moet zijn, veer tien gulden zooals ook in het
voorstel van Burg. en Weth. staat. Het nader adres van den heer Koole,
straks door mij medegedeeld, bevat het verzoek de te leggen brug beweeg
baar te maken, hetgeen hij in het adres verzuimd had te melden. Op dkj
oogenblik is de brug echter ook beweegbaarde bedoeling is dus dat ook
de eventueel verbreede brug eveneens beweegbaar zal zijn.
De heer Driessen. Zou het niet goed zijn, M. de V., bij het derde
punt te voegen, dat adressant verplicht is de brug te openen en te sluiten
De Voorzitter. Mag ik den heer Driessen er op attent maken, dat
die verplichting begrepen is sub. 3° van het voorstel van Burg. en Weth.,
waar namelijk gesproken wordt van het verleenen der vergunning onder
de voorwaarden door de Commissie van Fabricage gewenscht.
De heer Driessen. Ik geloof niet dat de bedoelde verplichting daarin
opgenomen is. Immers de brief van adressant is eerst 5 Mei, dus na het
rapport van de Commissie van Fabricage ingekomen. Naar mijn opinie
zal het opnemen dier voorwaarde dus zeer doelmatig zijn.
De Voorzitter. De heer Driessen heeft gelijk. Burg. en Weth. vullen
dus hun voorstel aan met de bepaling dat adressant belast zal zijn met
de bediening der brug.
De voordracht aldus aangevuld wordt daarop aangenomen zonder hoof
delijke stemming.
VI. Idem van de Wed. Van Iterson om eene uitloozing te maken.
(Zie Ing. St. n°. 59).
De heer Bredius. Zou ik U mogen vragen, M. de V., of door den
Raad der gemeente Leiden indertijd aan Van Veen vergunning is gegeven
om het gedeelte sloot vóór zijne woning te dempen?
De Voorzitter. Op het oogenblik herinner ik mij niet wanneer de
Raad daartoe het besluit heeft genomen. Daar de sloot het eigendom der
gemeente Leiden is, lijdt het evenwel geen twijfel dat dit werkelijk ge
schied is.
De Voorzitter. Aan de orde is de beëediging en installatie van het
nieuwbenoemde lid, den heer J. Groll.
De heer Groll legt daarna in handen van den Voorzitter de bij de wet
gevorderde eeden af.
De Voorzitter. Ik wensch U van harte geluk met Uwe benoeming
tot lid van den Raad en met het blijk van vertrouwen door Uwe mede
burgers in U gesteld! Ik durf mij vleien dat Uwe medewerking zal strek
ken tot bevordering der belangen van de gemeente Leiden, die ons allen
lief en dierbaar is.
De Voorzitter deelt daarna mede dat de heeren Bool en De Fremery
kennis hebben gegeven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen,
eerstgenoemde wegens ongesteldheid en de heer De Fremery wegens
een sterfgeval in de familie.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Maandag 28
April jl., worden gelezen en goedgekeurd.
1°. Missives van de heeren J. C. Van der Zweep en S. De Clercq Wz.,
houdende mededeeling dat zij wegens verandering van woonplaats ophou
den lid van den Gemeenteraad te zijn.
Deze missives luiden als volgt:
Leiden, 1 Mei 1884.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Edelachtbare Heeren!
Wegens mijn vertrek uit de gemeente Leiden zie ik mij verplicht mijn
ontslag te nemen als lid van den Gemeenteraad.
Zij het mij veroorloofd aan Uwe Vergadering, mijn beste wenschen aan
te bieden voor de voortdurende bloei der gemeente.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn,
UEd. dw. Dienaar,
J. C. Van der Zweep.
Leiden, 6 Mei 1884.
Edelachtbare Heeren 1
Ik lieb de eer ter Uwer kennis te brengen dat ik op 1 Mei mijn domi
cilie heb overgebracht naar de gemeente Voorschoten en dientengevolge
volgens art. 19 der Gemeentewet heb opgehouden lid van den Raad te zijn.
Gaarne breng ik mij daarbij in herinnering de blijken van vertrouwen
mij door Uwen Raad geschonken en die van welwillendheid mij zoowel
door Uwen Voorzitter als door al hare leden gegeven.
Ik betuig U daarvoor mijne bijzondere erkentelijkheid.
Voor den bloei der gemeente Leiden blijf ik de beste wenschen koeste
ren, terwijl het mij steeds een aangename plicht zijn zal, in een andere
betrekking tot de bevordering harer belangen te mogen blijven medewerken.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn
van Uwen Raad,
Aan den Raad der de zeer dienstwillige dienaar,
gemeente Leiden. S. De Clerq Wz.
De Voorzitter. Mijne Heeren! Ik meen de tolk te zijn van de geheele
vergadering, wanneer ik mijn leedwezen betuig over het verlies van twee
zeer gewaardeerde leden van dit College, de heeren Van der Zweep en
De Clercq, die beiden gedurende verscheidene jaren deel hebben uitge
maakt van dezen Raad. In verschillende commissiën hebben zij zich be
ijverd de beraadslagingen van den Raad voor te bereiden en steeds hebben
zij naar hun beste vermogen meègewerkt om de belangen van de gemeente
te bevorderen.
Zonder daardoor in het minste aan de verdiensten van den heer De Clercq
iets te kort te doen meen ik aan den heer Van der Zweep afzonderlijk
eenige woorden te mogen wijdengedurende acht jaren was hij lid van
de Commissie van Fabricage en in de laatste jaren tevens Commissaris
van de Gasfabriek. In zijne betrekking als lid van de Commissie van
Fabricage was ik gedurende dien tijd steeds in de gelegenheid hem te
waardeeren als een zeer ijverig en werkzaam man, aan wien de gemeente
groote verplichting heeft en wiens vertrek ik, ook daarom, behalve om
persoonlijke redenen zeer betreur. Ik vertrouw dus dat de geheele Raad
met mij instemt, wanneer ik mijn leedwezen betuig dat wij hunne krach
tige medewerking niet meer zullen ondervinden, en daarbij de beste wen
schen voeg voor hun voortdurend welzijn. (Toejuichingen.)
De heer Bredius. Indien dit zoo was, M. de V., dan is m. i. de Raad
ook verplicht de weduwe Van Iterson ter wille te zijn, door in de voor
haar daardoor gestremde uitloozing op een andere wijze te voorzien.
De Voorzitter. Ik kan het gevoelen van den heer Bredius niet deelen.
Het geldt hier een bewoonster van een andere gemeente, en nu zie ik
volstrekt de noodzakelijkheid niet in, om, wanneer althans adressante
zich niet op een servituut kan beroepen, de rioolstoffen der woningen
van eene naburige gemeente in onze gemeentewateren te ontvangen.