1 47 «*- Kitting van Donderdag 31 Maart 1884, geopend 's namiddags te twee uren. Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DF. LAAT DE KANTER. Te behandelen onderwerpen: 1°. Verzoek van B. M. Duyser, betrekkelijk'den aanleg van eene tele- phoonleiding. (35) 2°. Voordracht betrekkelijk het uitdiepen van enkele grachten. (36 en 43) 3° Staat van af- en overschrijving en suppletoire staat van de gemeente- begrooting van 1884. (37 en 43) 4°. Voordracht betrekkelijk de demping van de sloot langs den Stations weg. (38 en 45) 5°. Verzoek van J. M. Van Vliet, tot plaatsing van hoornen langs het Delfsche Jaagpad. (39) 6°. Idem van A. G. Huyskes, tot storting van diepwerk in de Zijl. (39) 7°. Idem van de wed. A. Biben, om een stoep te leggen. (40) 8°. Idem van J. Noest, om ontslag als concierge der Hoogere Burger school. (42) 9°. Idem van dr. F. De Boer, om ontslag als leeraar aan de Hoogere Burgerschool. (44) 10°. Voordracht betrekkelijk de beweiding van het Schuttersveld. (41) Tegenwoordig 23 leden, alsde heeren De Geus, Zaalberg, Was, Bredius, Zaaijer, De Clercq, Driessen, Knappert, Verster van Wul verhorst, Scheltema, De Fremery, Hartevelt, Van der Zweep, Bool, Wilhelmy Damsté, Buys, Land, Le Poole, Van Dissel, Van der Hoeven, Cock, Juta en de Voorzitter. De heer Donner heeft kennis gegeven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen. De aanteekeningen vqn het verhandelde in de zitting van Donderdag 6 Maart jl. worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede: 1°. Missive van de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, dd. 17/22 Maart jl. G. S. n°. 14, houdende mededeeling dat een bedrag van f 58174.80 zal worden uitgekeerd als subsidie in de kosten Lager Onderwijs over 1883. Wordt voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Verzoek van het Bestuur der Koninkl. Ned. Grofsmederij, ter be koming in eigendom van gemeentegrond bij de Aschschuur. 2°. Verzoek van K. Benjert, om restitutie van betaald schoolgeld voor zijn pupil A. J. Van Waveren, leerling der Jongensschool 2d« klasse. 3°. Verzoek van N. Brumraelkamp, om den eigendom van een gedeelte gemeentegrond van de Wielmakerssteeg. Worden gesteld in handen van Burg. en Weth. 4°. Rekening van de Kamer van Koophandel en Fabrieken over den dienst 1883. 5°. Suppletoire begrooting en staat van af- en overschrijving, dienst 1883, van het Stedelijk Werkhuis. 6°. Staat van af- en overschrijving op de begrooting dienst 1883, van het Evang. Luth. Wees- en Oudeliedenhuis. Worden gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 7°. Verzoek van Th. J. D. Enderle, om afschrijving van plaatselijke directe belasting, dienst 1884. Wordt gesteld in handen van Burg. en Weth. en de Comm. van Financiën. 80- Voordracht ter benoeming van een derden onderwijzer aan de Jongensschool der lBt® klasse. Wordt ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd. 9°. Adres van den Hoofdredacteur der Amsterdamsche Courant, ten geleide van een exemplaar dier courant waarin een artikel voorkomt getiteld: het behoud der oogen. 10°. Dictionnaire Nobiliaire van den heer A. A. Vorsterman van Oyen. Worden ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd. 11°. Rekening over 1883 van de Stads-Bank van Leening. Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën. 12°. Verslag van den toestand der Bank van Leening over 1883. Dit zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag. De Voorzitter deelt nog mede: dat voor de verkiezing van een lid van den Gemeenteraad op 15 April a.s., in het hoofdbureau zitting zullen hebben de heeren Van der Hoeven en Juta en in het onderbureau de heeren Was, De Fremery en Van Wensen. Aan de orde is: I. Verzoek van B. M. Duyser betrekkelijk den aanleg van eene tele- phoongeleiding. (Zie Ing. St. n°. 35). De heer Bredius. M. de V.Bij het in gebruik geven van gemeente grond of gemeente eigendom of wanneer toestemming wordt verleend op eenigerlei wijze gebruik daarvan te maken, bestaat steeds de gewoonte onder de voorwaarden op te nemen dat daarvoor eene zekere recognitie of recht moet betaald worden. In het voorstel om vergunning te ver- leenen tot het maken van een rustpunt voor eene telephoonleiding op een gemeentegebouw, vindt ik echter niets daaromtrent bepaald. ZlTTINGVKRSLAG 1884. Bestaan er overwegende redenen waarom dit niet gedaan is? Het zou misschien ook nuttig en noodig kunnen zijn eene bepaling te maken, in dien zin dat eventueel voor dat werk ontstane nadeelen komen ten laste van dengene, aan wien het verzoek wordt toegestaan. Ik herinner mij te hebben vernomen dat, wanneer in Amsterdam door particulieren toestem ming wordt gegeven om, voor dat doel, gebruik te maken van hunne ge bouwen, alle lasten van onderhoud van het geheele dak komen voor reke ning van den verzoeker. Ik zou U daarom wel in overweging willen geven eene dergelijke voor waarde te stellen opdat iedere daardoor ontstane schade door en voor rekening van den bruiker geheel ten genoegen van het Dagelijksch Bestuur worde hersteld, en dat door hem eene zekere recognitie worde betaald. De Voorzitter. Wat betreft het eerste punt door den heer Bredius aangevoerd, moet ik dien geachten spreker wijzen op de verordening van '57, waarbij de tarieven door hem bedoeld, zijn vastgesteld. Er wordt echter in dit geval van gemeentegrond geen gebruik gemaakt, hoogstens van de lucht die zich daarboven bevindt. Ik geloof niet dat zich onder de vastgestelde tarieven een post bevindt, waaronder deze vergun ning zou kunnen worden gebracht. Wat het tweede punt aangaat, zal het den heer Bredius bekend zijn dat alleen gevraagd wordt gebruik te maken van den nok van een der gemeente gebouwen, en de toestellen, welke dan ook, daarvoor benoodigd, zullen op kosten van den adressant, maar van gemeentewege geplaatst worden. Ik heb evenwel geen bezwaar om de voorwaarden in den door den heer Bredius aangegeven zin aan te vullen, zoodat indien later tengevolge van het plaatsen van toestellen op het dak van een gemeentegebouw, aan dat dak schade wordt toegebracht, bijvoorbeeld door het met een storm om- verwaaien, de herstelling zal moeten geschieden op kosten van requestrant. Terwijl ik dus hierin den heer Bredius tegemoet wil komen, zie ik echter geen kans om dit ook ten opzichte van het eerste door hem aan gevoerde bezwaar te doen. Daar eene concessie als de hier bedoelde niet genoemd wordt in het eenmaal vastgestelde tarief, zou ik namelijk niet weten onder welke rubriek zij gebracht moest worden. De heer Bredius. Mag ik U nog even in bedenking geven, M. de V., of het niet zijn nut zou kunnen hebben om de vastgestelde verordening omtrent de heffing van recognitiën uit te breiden door er ook daaromtrent eene bepaling in op te nemen, en in afwachting daarvan het verleenen der vergunning aan te houden. Wanneer toch eenmaal dergelijke inrichtingen daargesteld zijn, ziet men dikwijls dat dit zeer veel navolging vindt en dan ligt het voor de hand, dat de verzoekers het liefst en het gemakkelijkst zullen gebruik maken van gemeentegebouwen. Particulieren toch zijn in den regel niet op der gelijke zaken gesteld. Het is daarom, dat ik het raadzaam en nuttig acht eerst eene beslissing te nemen omtrent de recognitie, en wel vooreerst óf die zal worden ge heven en, zoo ja, tot welk bedrag. De Voorzitter. Het zal, dunkt mij, voor den verzoeker wel eenig be zwaar opleveren te moeten wachten totdat de Commissie voor de huis houdelijke verordeningen gereed is met een voorstel omtrent het bedrag van de te betalen recognitie, waarop dan natuurlijk de goedkeuring van den Raad noodig is. Hiermede zal een vrij aanzienlijke tijd verloopen. Er behoeft overigens volgens mijn Inzien geen vrees te bestaan dat wij een groot aantal van dergelijke verzoeken te wachten hebben. Zooals den heer Bredius bekend zal zijn, is adressant huurder van twee gelijksoortige inrichtingen en levert het voor hem natuurlijk een zeer groot gemak op deze te verbinden door een telephoon. Slechts een dergelijk, zelden voorko mend geval kan dunkt mij aanleiding geven om het verzoek te doen. Doet de heer Bredius dus een bepaald voorstel om de zaak uit te stellen De heer Bredius. Wij zouden dan voor alsnu onder de voorwaarden kunnen opnemen dat hij verplicht is, wanneer door eene verordening eene recognitie wordt vastgesteld, deze te betalen. Ik geef toe dat het zeer goed kan zijn, dat er geen verzoekers van dien aard meer te wachten zijn, maar de mogelijkheid bestaat toch! Later kunnen wij toch moei lijk de een laten betalen en de andere daarvan vrijstellen? Evengoed als iemand, die een brug daarstelt van zijn erf naar gemeentegrond, waar door deze toch hoegenaamd niet slechter zal worden, gehouden is eene recognitie te betalen, moet m. i. zulks eveneens plaats hebben voor dus danige daarstelling, waardoor meer schade of nadeel kan ontstaan. De Voorzitter. Maakt U er een bepaald voorstel van? De heer Bredius. Ja, M. de V. De Voorzitter. Door den heer Bredius wordt voorgesteld het voor stel van Burg. en Weth. aldus aan te vullen„Aan de voorwaarden deze bepaling toe te voegen: dat, wanneer later zal worden verordend, dat voor dergelijke rustpunten op gemeentegebouwen een zeker recht zal moeten worden betaald, de verzoeker daaraan mede zal onderworpen zijn. Wordt dit voorstel ondersteund? Het voorstel van den heer Bredius wordt ondersteund en komt dus in beraadslaging. De heer Cook. Ter aanbeveling van het door den heer Bredius voorge stelde amendement wensch ik alleen aan te voeren, dat het volstrekt geen kwaad kan. Ik weet natuurlijk niet en ik betwijfel zelfs, of het hier in Leiden ooit noodig zal zijn het zoo even genoemd tarief in den bedoelden zin aan te vullen, maar het geval is toch denkbaar. Het zou kunnen ge beuren dat de uitbreiding van het telephoonnet een aanvulling noodzake lijk maakte en dan zouden wij, wordt het amendement niet aangenomen, voor dit speciale geval onvoorbereid zijn. Ik acht het daarom niet ver keerd om als het ware een slag om den arm te houden. In één woordde door den heer Bredius in het contract gewenschte bepaling is totaal onschadelijk en kan zijn nut hebben.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 1