GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. INGEKOMEN STUKKEN. N°. IV. Leiden, 31 Januari 4884. Blijkens nevensgaande stukken is door A. J. Van Mannekus voor drie jaren eene waterloozing gelegd voor zijn huis aan den Witten singel naar de Singelgracht, terwijl het hem niet beken4 was dat daarvoor eene ver gunning van het Gemeentebestuur werd vereischt. Onder verwijzing naar het door de Commissie van Fabricage ter zake uitgebracht rapport, geven wij Uwe Vergadering in overweging de ver- eischte vergunning alsnog te verleenen onder de door de Commissie voor gestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders van Leiden. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Adriaan Jacob Van Manne kus, Houtkooper, wonende onder de gemeente Zoeterwoude aan den Wit- tensingel nabij de Naakte Sluis dat hij nu eerst is opmerkzaam gemaakt op de noodzakelijkheid om vergunning te vragen tot het leggen van een loozing tot afvoer van het overtollige regenwater van zijne woning door het Singelpad naar de Singelgracht. Op grond daarvan, neemt hij de vrijheid, die vergunning bij deze te verzoeken. 't welk doende, enz. A. J. Van Mannekus. Leiden, 29 Januari 1884. De Commissie van Fabricage, heeft de eer op het request van A. J. Van Mannekus te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het ver leenen der gevraagde vergunning, tot het leggen van een waterloozing door het Singelpad, van zijn huis aan den Wittensingel, bij de Naakte Sluis, naar de Singelgracht, mits onder toezicht van den Gemeerde-Architect en tegen betaling van het recht over de laatste drie jaren bepaald bij art. 3 n°. 11 van het tarief vastgesteld den 5den Maart 1857. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage. der gemeente Leiden. N°. IS. Leiden, 1 Februari 1884. Onder overlegging van nevensgaande stukken geven wij Uwe Vergade ring in overweging aan W. H. Van Zanten Jr. tot wederopzeggens ver gunning te verleenen, een houten hoofd te plaatsen aan de Heerensingel- gracht en rails te leggen op het Singelpad, onder de door de Commissie van Fabricage voorgestelde voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders van Leiden. Aan den Edelachtbaren Raad dei' gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, Willem Hendrik Van Zanten Jr., Steenfabrikant te Leiderdorp: dat hij de vrijheid neemt zich tot UEdelachtbaren ie wenden, met het eerbiedige verzoek, dat hem vergunning moge verleend worden, om tijde lijk in den Heerensingel twee rails te leggen en een steiger te maken, met het doel tot hoogstens 1 Juni 1884, de klei welke zich in de per- ceelen kadastraal gem. sectie A n°. 41, 42, 364 en n°. 1964, bevindt te kunnen laden in de Singelgracht. 't Welk doende, Leiderdorp, 26 Januari 1884. W. H. Van Zanten Jr. Leiden, 29 Januari 1884. De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van W. II. Van Zanten Jr. te berichten, dat bij haar geen bezwaar bestaat tegen het ver leenen, tot wederopzeggens toe, der gevraagde vergunning om onder toezicht van den Gemeente-Architect, en na verkregen goedkeuring van het Hoogheemraadschap van Rijnland, 1°. een houten hoofd, ter breedte van twee meters en anderhalven meter van den oeverkant, uitspringende in de Singelgracht, te plaatsen tot overstorting van kleigrond van zijn land aan d'en Heerensingel onder de gemeente Leiderdorp, sectie A n°. 412, 42, 364 en 1064 tegen beta ling van het recht bepaald bij art. 3, n°. 2 van het tarief vastgesteld den 5d®» Maart 1857 en onder verplichting tot vergoeding van schade door den pachter van het vischwater te lijden; 2°. in het Singelpad te leggen rails, zonder hinder voor de passage van rijtuigen, behoorlijk te onderhouden ten genoege van het Gemeente bestuur en tegen betaling van het recht van drie en een halve cent per centiare 's jaars voor de daartoe gebruikte uitgestrektheid gemeentegrond. Voorts onder verplichting om bij het opzeggen der vergunning, binnen veertien dagen, alles op te nemen en in vorigen staat te herstellen. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der Gemeente Leiden. N°. 19. Leiden, 2 Februari 1884. Evenmin als bij het hoofd der Meisjesschool 2d« klasse bestaat bij ons bezwaar tegen de inwilliging van het verzoek van Mejuffrouw W. H. De Visser, om ontslag uit hare tegenwoordige betrekking van derde onder wijzeres aan de bovengenoemde school. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging haar dat ontslag eervol te verleenen en zulks ingevolge haar verzoek tegen 15 Maart a. s. De betrekkelijke stukken worden hierbij overgelegd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders enz. Leiden, 25 Januari 1884. Edel Achtbare Heeren. Door mijne benoeming tot hoofd der Openbare Meisjesschool te Bergen op Zoom, neem ik bij dezen de vrijheid, U tegen 15 Maart a. s. eervol ontslag te vragen uit mijne betrekking als derde onderwijzeres aan de Openbare Meisjesschool der 2d« klasse alhier. Met verschuldigden eerbied enz. Aan den Raad der Uwe dienstwillige dienares, gemeente Leiden. W. H. De Visser. Leiden, 29 Januari 1884. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders. Het hoofd der Openbare Meisjesschool 2d« klasse heeft de eer U te be richten, dat bij haar geene bezwaren bestaan tegen het verleenen van eervol ontslag aan Mej. W. H. De Visser, tegen den aangevraagden tijd. Aan heeren Burg. en Weth. Het hoofd der school voorn, van Leiden. s. Winkler. Leiden, 2 Februari 1884. Wij hebben de eer U mede te deelen dat sedert 1 Januari 1883 aan de school der 3da klasse n°. 1 als tijdelijk derde onderwijzer werkzaam is A. Vroom, en zulks ter voorziening in de vacature ontstaan door het vertrek van den tweeden onderwijzer P. De Jong, naar Alkmaar, welke tijdelijke aanstelling voortduurde, omdat na herhaalde oproeping geen sollicitant naar laatstgemelde betrekking zich had aangemeld. Volgens een door het hoofd der genoemde school ingezonden schrijven wordt er door hem hooge prijs op gesteld den onderwijzer Vroom aan zijne school te verbinden, en stelt hij daarom voor dien onderwijzer definitief tot 3d«n onderwijzer te benoemen, met welk voorstel de heer Arrondissements-Schoolopziener, blijkens zijn schrijven van 30 Januari jl. zich zeer wel kan vereenigen. Ook bij ons College bestaat tegen genoemd voorstel geene bedenking, zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven, genoemden A. Vroom definitief aan te stellen tot derden onderwijzer aan de school der 3a® klasse n°. 1, op eene jaarwedde van 550, vermeerderd met ƒ25 voor het bezit der akte voor de gymnastiek, onder bepaling dat de benoeming geacht wordt te zijn ingegaan op 1 Januari 1884. De betrekkelijke missives zijn ter inzage van de leden in de leeskamer nedergelegd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 21- Leiden, 4 Februari 1884. Het adres van de heeren J. Scheltema c.s. betreffende onze voordracht tot verhuring met recht van opstal van het Raamland onder Leiderdorp geeft ons aanleiding dienaangaande den Gemeenteraad eenige nadere inlich tingen te geven. Het bezwaar der adressanten is, dat thans eene hoogere pachtsom wordt voorgesteld, dan bij het onlangs geeindigde contract werd gevorderd. Die bewering hunnerzijds is echter onjuist; de voorgestelde pachtsom is, per bunder, volkomen dezelfde als vroeger. Uit het feit dat in de beide jaren 1882 en 1883 slechts ƒ344 is be taald en thans de pachtsom op 432 wordt bepaald, wordt aan het door hen ingediende bezwaar een schijn van juistheid gegeven. De ware toedracht der zaak is echter dat zij in de beide genoemde jaren minder hebben betaald, dan waartoe zij krachtens het contract verplicht waren. Bij de verpachting heeft de gemeente zich het recht van beschikkihg voorbehouden over zoodanig gedeelte van het verpachte, als zij om deze of geene reden mocht noodig hebben, tegen eene evenredige vermindering van de pachtsom, n.l. 0.02 per centiare. Voor de plaatsing van den nieuwen gashouder en de verbinding van de gasfabriek met den Holland- schen Spoorweg, is van dat recht gebruik gemaakt. Het terrein dat voor den gashouder werd ingenomen is destijds slechts oppervlakkig opgemeten en zooals later gebleken is, zeer in het voordeel der adressanten: het werd opiy2 hectare geschat en diensvolgens werd de pacht met 300 verlaagd. Vóór het opmaken van het nieuwe contract werd echter door nauwkeu, rige opmeting, de grootte van het terrein bij de adressanten in gebruik- bepaald, en daarnaar de pachtsom berekend volgens denzelfden maatstaf als vroeger. De uitkomst toonde toen aan, dat inderdaad de verminde ring der pacht in de jaren 1882 en 1883, niet onbelangrijk te hoog was berekend. Het gaat naar onze meening niet aan, daarop een recht te gronden van voortdurende verlaging der pachtsom. Even weinig afdoende is het bezwaar dat als een gevolg van het recht van opstal, de grond- en polderlasten door adressanten moeten worden betaald. De reden waarom het recht van opstal in de plaats is getreden van gewone onderhandsche verhuring is bekend. Dientengevolge moeten dan ook, zooals door een der adressanten destijds aan den voorzitter van ons college is medegedeeld, die lasten uitsluitend worden gedragen door ons geacht medelid van den Raad, ten wiens behoeve die bijzondere vorm der transactie moest worden in acht genomen. Uit het bovenstaande blijkt alzoo dat het door adressanten geopperde bezwaar denkbeeldig is. Er bestaat dan ook uit den aard der zaak geene aanleiding tot eene gunstige beschikking op hun adres. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Edelachtbare Heeren De ondergeteekenden Jan Scheltema en Cornelis Wassenaar, handelende onder de firma Jacobus Scheltema Janszoon, Henricus Petrus Johannes Van Wensen, handelende onder de firma H. J. Van Wensen en Willem Garel Zuurdeeg Jan Boudewijn Zuurdeeg, handelende onder de firma Jan Zuurdeeg en Zoon, allen fabrikanten van wollen dekens te Leiden- geven met verschuldigden eerbied te kennen, dat door Burgemeester en Wethouders aan Uwe Vergadering is overgelegd een voorstel om het Raam-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1884 | | pagina 4