91
Zitting van Donderdag 27 December 1883,
geopend 's namiddags te twee uren.
Voorzitter: de heer Burgemeester L. M. DE LAAT DE KANTER,
Te behandelen onderwerpen:
1°. Benoeming van vier leden der Plaatselijke Schoolcommissie. (242)
2°. Idem van een lid der Commissie voor de Bewaarscholen. (243)
3°. Idem van een lid der Commissie van Toezicht op de scholen voor
Middelbaar Onderwijs. (250)
4e. Verzoek van D. Smit en A. Degon, ter aanplemping van een gedeelte
der Koolgracht. (236 en 245)
5®. Idem van D. Smit, om een duiker te leggen. (236)
6°. Idem van M. J. Spaargaren, om een vischhuisje te mogen plaatsen
op de Vischmarkt. (237)
7°. Idem van J. A. Frank, tot verhuring van den kelder onder het
Raadhuis. (238 en 245)
8°. Idem van bewoners van het Plantsoen, tot verlaging van de brug bij
de Kraaierstraat. (239)
9°. Idem van W. F. Klusman, om restitutie van schoolgeld. (240)
10°. Voordrachten tot verhooging van enkele artikelen der gemeentebegroo-
ting voor 1883. (241, 244, 245)
11®. Verzoek van C. J. Leyh, om een stoep te leggen. (246)
12®. Idem van K. F. A. Hoefftcke, ter bekoming van gemeentegrond. (247)
Tegenwoordig 18 leden, als: de heeren Van der Hoeven, Scheltema,
Donner, Van Dissel, Bredius, Van der Zweep, Hartevelt, De Fremery,
Wilhelmy Damsté, Land, De Goeje, Was, Driessen, Juta, Zaalberg, Buys,
Cock en de Voorzitter.
De heeren De Clercq, Zaaijer, Van Wensen en De Geus hebben kennis
gegeven verhinderd te zijn de vergadering bij te wonen.
De aanteekeningen van het verhandelde in de zitting van Donderdag
6 December jl. worden gelezen en goedgekeurd.
De Voorzitter deelt mede:
1°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland,
van 4/8 December jl. B. n°. 3691 (3a* afd.) G. S. n°. 34, ten geleide
van het goedgekeurde raadsbesluit van 22 Nov mber jl., tot verkoop van
grond van het Plantsoen aan W. G. Van Mansvelt te Wassenaar.
2°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland,
van 10/14 December jl. B. n°. 3273 (3a® afd.) G. S. n°. 74, ten geleide
van de goedgekeurde gemeente-begrooting voor den dienst 1884.
3®. Missive van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van 17/20 Decem
ber jl. B. n®. 3867 (3d0 afd.) G. S. n®. 38/1, ten geleide van het Koninklijk
besluit van 8 December n°. 33, houdende goedkeuring van het raadsbesluit
tot heffing van bruggeld.
4°. Dispositie van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van 18/21
December B. n°. 3878 (3da afd.) G. S. n°. 108, ten geleide van het
goedgekeurd tweede suppletoir kohier der plaatselijke directe belasting
dienst 1883.
5°. Missive van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van 10/14
December jl. G. S. n°. 62/2, houdende mededeeling dat de aanslag in de
plaatselijke directe belasting dienst 1883, van J. Loeber, wordt gerangschikt
in de 7a» in plaats van in de 8s'a klasse.
6°. Missive van de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, van 18/22
December jl. B. n°. 3822 (3a® afd.) G. S. n°. 65/2, ten geleide van de
afwijzende beschikking op de reclames in zake den aanslag in de plaatse
lijke directe belasting 1883 van H. W. Keuls en de wed. Rebell geb. Heil.
7°. Missive van P. Fontein Jr., houdende mededeeling van de aanvaar
ding van den hem bij raadsbesluit van 22 November jl. in gebruik ge
geven grond bij de Zijlpoort.
Worden voor kennisgeving aangenomen.
8°. Ontwerp tot wijziging van de verordening op het verleenen van
pensioen aan gemeente-ambtenaren.
Wordt gesteld in handen van de Commissie van Financiën.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van P. Hasselbach, ter bekoming in eigendom van een ge
deelte der gedempte Binnenvestgracht bij de Mare, voor het bouwen van
12 arbeiderswoningen.
2°. Missive van de Commissie van oppertoezicht en beheer over de
Kweekschool voor Zeevaart, in zake de renteberekening van het kapitaal
voor de aanplemping van een gedeelte Singelwater bij de Kweekschool.
Worden gesteld in handen van Burg. en Weth.
De Voorzitter deelt nog mede:
dat de instellingen van Weldadigheid in het afgeloopen jaar zijn be
zocht ter voldoening aan art. 179 litt u der wet van 29 Juni 1851
(Staatsblad n°. 85).
Aan de orde is:
I. Benoeming van vier leden der Plaatselijke Schoolcommissie.
(Zie Ing. St. n°. 242).
De Voorzitter. Mag ik de heeren Bredius, Juta en Driessen verzoeken
met mij het stembureau te willen uitmaken?
Achtereenvolgens worden benoemd de heeren: Mr. J. S. D. Van Doorn
met 17 stemmen (de heer Cock komt ter vergadering), Dr. C. J. Van
Ketwich met 17 stemmen en één blanco briefje, de heer H. C. Juta met
16 stemmen en 2 blanco briefjes en de heer Dr. A. W. Kroon Jr. met
17 stemmen en één blanco briefje.
Zitting verslag 1883.
II. Benoeming van een lid der Commissie voor de Bewaarscholen.
(Zie Ing. St. n°. 243).
De heer H. J. Bool wordt benoemd met 17 stemmen, één stem werd
uitgebracht op den heer H. C. Hartevelt.
III. Benoeming van een lid der Commissie van Toezicht op de scholen
voor Middelbaar Onderwijs.
(Zie Ing. St. n°. 250).
Benoemd wordt de heer F. J. G. W. Leers met 17 stemmen, één briefje
was blanco.
IV. Verzoeken van D. Smit en A. Degon, ter aanplemping van een
gedeelte der Koolgracht.
(Zie Ing. St. n°. 236 en 245.)
De heer Van der Hoeven. Ik meen eenige bezwaren in het midden
te moeten brengen tegen het voorstel van Burg. en Weth.
Er zijn twee verzoeken aanhangig, beide strekkende om een gedeelte
van de Koolgracht in te nemen. Burg. en Weth. stellen nu in de eerste
plaats voor „te verklaren, dat een gedeelte water der Koolgracht, ter
grootte van ongeveer 48 centiaren, niet meer voor den openbaren dienst
bestemd is."
Met het oog daarop wensch ik te vragen, of het niet eenigermate onvoor
zichtig zou zijn, nu reeds een dergelijk besluit te nemen. Het is best mo
gelijk, dat te eeniger tijd door den Raad tot demping van dezelfde gracht
besloten wordt, waardoor, indien de gemeente een strook daarvan aange-
plempten grond had afgestaan, alsdan een zeer zonderlinge toestand zou
geboren worden. Immers, wanneer dén over de gedempte gracht eene
straat wordt aangelegd, zal een strook particuliere grond als het ware in
die straat ingrijpen.
Mijn tweede bezwaar betreft het verzoek van Degon. Er wordt namelijk
door Burg. en Weth. voorgesteld om aan adressant een gedeelte Kool
gracht ter aanplemping af te staan, doch mij is bij onderzoek ge
bleken, dat reeds een stuk gracht op die plaats aangeplempt is, zoo
dat, wanneer de Raad nu besluit, een gedeelte van de gracht ter aanplem
ping af te staan, er langs de fabriek van Degon een dubbele strook aan
geplempte grond zal komen, althans zal kunnen komen.
De toestand wordt daardoor nog zonderlinger, aangezien men dan twee
uitspringende gedeelten zal hebben, in plaats van één.
Mijn derde bezwaar geldt eene zaak van niet zoo groot belang. Er wordt
namelijk in de beschikking niet gesproken over het onderhoud der houten
beschoeiing. Ik zou daarom willen voorstellen in ieder geval te bepalen,
dat de houten beschoeiing niet alleen op kosten van adressanten gemaakt,
maar ook op hunne kosten onderhouden zal worden.
Zooals het voorstel nu luidt, is dit niet het geval en ik zoude dus
achter de woorden „van een beschoeiing worde voorzien" wenschen inge
voegd te zien„op hunne kosten te onderhouden."
Gaarne vernam ik daaromtrent het oordeel van Burg. en Weth.
De Voorzitter. Ik kan den heer Van der Hoeven mededeelen dat er
bij het Dagelijksch Bestuur geen bezwaar bestaat om het laatste punt,
d. w. z. om aan adressant ook de verplichting op te leggen de schoeiing
behoorlijk te onderhouden, over te nemen.
Wat zijne tweede opmerking betreft, n.l. dat daar een tweede uitsprong
zoude komen, kan ik den geachten spreker verzekeren dat dit het geval
niet zal zijn. Het voorstel, voor zoover het Degon betreft, dient alleen tot
regularisatie van eene vroegere handeling van den voormaligen eigenaar
van het erf. Wij hebben wel overwogen of wij niet zouden voorstellen
den tegenwoordigen eigenaar te noodzaken, de gracht in den vorigen toe
stand terug te brengen; doch wij hebben dit denkbeeld laten varen, om
dat de wederrechtelijke handeling gepleegd was door den vorigen eigenaar
die sedert overleden is. De tegenwoordige eigenaar, zoon van den vorigen,
heeft de fabriek enz. overgenomen zooals zij was, en wij meenden dus
beter te doen hem de keus te laten bf alles op te ruimen bf een request
in te dienen. Het laatste heeft hij geprefereerd; wordt zijn verzoek toe
gestaan, dan is de zaak, wat de aanplemping en het plaatsen der schoeiing
betreft in orde, zoodat het bezwaar van den heer Van der Hoeven inder
daad niet bestaat.
Wat betreft het eerste punt, dat door den heer Van der Hoeven werd
aangevoerd, namelijk dat hij het verkeerd achtte om die uitgestrektheid
water aan den openbaren dienst te onttrekken, moet ik doen opmerken
dat dit toch wel eerst dient te geschieden, alvorens wij tot het afstaan
daarvan kunnen overgaan. Ik acht het volstrekt geen bezwaar; zij, die
echter het gevoelen van den heer Van der Hoeven deelen, moeten zich
eenvoudig niet met de voordracht vereenigen. Staat echter de Raad het
verzoek toe, dan moet het bewuste gedeelte aan den openbaren dienst
worden onttrokken.
Eindelijk stel ik nog eene kleine aanvulling van ons voorstel voor,
namelijk de bijvoeging dat het verzoek wordt toegestaan behoudens de
goedkeuring van Rijnland; niet zoozeer omdat dit noodzakelijk, dan wel
omdat het gebruikelijk is.
De heer Van der Hoeven. Hetgeen door U, M. de V. werd medege
deeld heeft mijn eerste bezwaar niet ontzenuwd. Ik acht het werkelijk
gevaarlijk, afstand te doen van een gedeelte eener gracht, die later wel
licht zal worden gedempt. Mijne bedoeling is echter niet om daarom het
verzoek af te wijzen, er is nog wel een middenweg te vinden. Men zou
toch het verlangde gedeelte in erfpacht kunnen afstaan, of aan den afstand
de voorwaarde kunnen verbinden dat de gemeente ten allen tijde het recht
aan zich hield om tegen den betaalden prijs den grond terug te koopen.
Dan is aan mijn bezwaar tegemoet gekomen.
Ik weet zeer goed dat het voorstel van Burg. en Weth. dient tot regu
larisatie van een niet wettelijken toestand, doch ik wijs even op de termen,
waarin de voorgestelde beschikking vervat is.
Daar staat „aan D. Smit 30 centiaren en aan A. Degon 18 centiaren
van die gracht in eigendom af te staan ter aanplemping." Dus ter aan
plemp i n ghet geldt hier echter een gedeelte dat reeds gedempt is
Daar wilde ik juist de aandacht op vestigen. Volgens het voorstel van