75 De heer Donner. Dank U, voor de inlichting, M. de V. De heer Van der Hoeven. In de Memorie van Antwoord staat: „wij zien er geen bezwaar in dit artikel voor memorie uit te trekken." Heeft dit ten gevolge gehad dat die post werkelijk pro memorie uit getrokken is? De Voorzitter. Eigenlijk niet, maar het is ons volkomen onver schillig. De heer Van der Hoeven. Ik zou dan liever dien post pro me morie uitgetrokken zien en niet pro nihil. De Voorzitter. Ik heb er volstrekt geen bezwaar tegen. Zoodra be slist is, dat uitvoering gegeven zal worden aan het plan, beginnen wij met den bouw. Het is daarom geheel hetzelfde of de post pro memorie of pro nihil staat uitgetrokken. Ik wil echter gaarne aan Uw verlangen voldoen en den post pro memorie uittrekken. Wij behoeven anders vol strekt niet te vreezen dat de zaak zelve vergeten zal worden. Volgn. 140. Kosten voor het onderwijs in kunsten en wetenschappen, De heer Van der Hoeven. M. de V. 1 Het zal misschien een gevolg zijn van de omstandigheid, dat ik thans voor de eerste maal de behan deling van de gemeentebegrooting bijwoon; maar ik begrijp niet goed, waarom, terwijl op volgn. 129 1000 wordt aangewezen voor de kosten van het herhalingsonderwijs, op dit nummer nog eens voor hetzelfde doel 250 wordt uitgetrokken, als subsidie voor eene zekere vereeniging die zich inlaat met herhalingsonderwijs. De Voorzitter. De reden waarom die post op de begrooting werd gebracht, is, dat de meerderheid van den Gemeenteraad totnogtoe oor deelde, dat het nuttig en in het belang der gemeente was, dit subsidie aan de Vereeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek te verleenen. De reden waarom het mij leed zou doen wanneer die post van de be grooting moest verdwijnen, is, dat de herhalingsschool een kind is van eene vereeniging (die tot bevordering van geregeld schoolbezoek), waar men iets vindt dat in den tegenwoordigen tijd zoo zelden meer voorkomt. Men vindt daar namelijk in hetzelfde bestuur mannen van de meest uit- eenloopende richtingen op kerkelijk gebied, zoo eendrachtig mogelijk samen werkende tot hetzelfde goede doel. Zij die nu met de meerderheid van den Raad van vorige jaren van oordeel zijn, dat het wenschelijk is die vereeniging in stand te houden en het nut, dat zij sticht, te bestendigen, zullen zeker wel met ons tot het verleenen van die geringe bijdrage van 250 kunnen besluiten. Het nut dat zij verspreidt, werkt door de geheele gemeente. De heer Damsté. Bij het behandelen der begrooting werd in mijne sectie oppositie gevoerd tegen dezen post, en was ik bijna geneigd mij met die oppositie te vereenigen. Gepasseerden Zondag heb ik echter de school, waar het herhalingsonderwijs gegeven wordt, bezocht en ben van dat oogenblik af van een twijfelaar een groot voorstander van dezen post geworden. De kinderen, die de school bezoeken, zijn allen jongens die een am bacht hebben en meisjes, die reeds in een dienst zijn en dus in de week niet ter school kunnen gaan, maar in stede daarvan, anderhalf uur van hun vrijen Zondag over hebben om van het daar gegeven onderwijs te genieten. Dat onderwijs nu kwam mij voor met zooveel tact gegeven te worden en ik meende zooveel leerlust bij de kinderen te bespeuren, dat ik geen oogenblik aarzel mijne stem aan dien post te geven, in de overtuiging dat ik door zoo te doen een weldaad aan de maatschappij bewijs. De heer Donner. M. de V.Ik volhard bij hetgeen ik reeds in het vorige jaar over deze zaak gezegd heb en stel ook ditmaal als amende ment op volgn. 140, voor den post van 250 voor subsidie aan de Ver eeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek" te doen vervallen en dus het artikel met dat bedrag te verminderen. Ik wil niets afdoen van het goede dat deze school sticht, maar dat kan en mag ons er niet toe leiden, ze te ondersteunen. Er zijn in onze stad zoovele bijzondere scholen, die geheel uit eigen middelen goed er degelijk onderwijs geven, die niet vragen om ondersteuning, en waaraan ook niemand zou denken die te verleenen. Dat men die school ondersteund heeft, toen wij zelf geen herhalings onderwijs hadden, laat ik daar, maar nu wij, door de wet genoopt, dit zelf bezitten, nog voort te gaan met qua Gemeenteraad, dus uit de gemeentekas, die school te ondersteunen, daarmede kan ik mij niet ver eenigen. Heeft een particulier zooveel voorliefde voor die school, dat hij ze dan ondersteuneDat zou ik ook doen. Maar als Gemeenteraad mogen wij dit niet doen, en thans in geen geval, nu wij van stadswege eene herhalingsschool hebben en onderhouden. Dat de gemeentelijke herhalings school zoo weinig leerlingen telt, en die der Vereeniging veel meer bloeit, daarvoor zoek ik de oorzaak in het examen dat geeischt wordt van hen die op de gemeentelijke herhalingsschool wenschen toegelaten te worden. Zet de deuren dier school wijder open, en gij zult meer leerlingen hebben. Dat in de Vereeniging voor geregeld schoolbezoek mannen van ver schillende godsdienstige gezindheden zoo eendrachtig samenwerken, meen ik te mogen betwijfelen, maar ik zwijg hierover liever, en blijf bij mijn amendement. Het voorstel van den heer Donner wordt ondersteund en komt dus in beraadslaging. De Voorzitter. Ik zal met een enkel woord herhalen, wat ik daareven ge zegd heb, omdat de heer Donner mij verkeerd schijnt te hebben verstaan. Ik heb gezegd dat in het bestuur van de Vereeniging tot bevordering van gere geld schoolbezoek mannen zitting hadden van de meest uiteenloopende richting op kerkelijk gebied, die allen zoo eendrachtig mogelijk samen werken tot hetzelfde goede doel. Dat alle kerkelijke inrichtingen dezelfde waarde hechten aan die Vereeniging durf ik niet te verzekeren en heb dat ook niet beweerd; maar wanneer er in den laatsten tijd geen ver anderingen in het bestuur hebben plaats gevonden, handhaaf ik mijae bewering. Een punt van de rede van den heer Donner wil ik niet onbesproken laten, namelijk dit: hij wijst er op dat de bijzondere scholen geen sub sidie hebben. Ik moet hem herinneren dat de wet op het Lager Onder wijs de subsidiën aan de bijzondere scholen regelt en er hem opmerkzaam op maken dat van geen der bijzondere scholen nog een verzoek om sub sidie is ingekomenmocht dit gebeuren, dan zou de Raad zeer goed kun nen besluiten een dergelijk verzoek in te willigen, evenals dit nu aan de Vereeniging tot bevordering van geregeld schoolbezoek is toegestaan. De heer Van der Hoeven. M. de V! Toen ik zooeven inlichtingen vroeg omtrent de 100 welke worden toegekend aan den plaatselijken adjudant, werd mij gezegd: „waag het niet een amendement voor te stel len om dien post te schrappen, want hij kan niet geroyeerd worden: we zijn gebonden door het raadsbesluit van den zooveelsten." Wij hebben nu hier een zelfde geval; de toelage geschiedt krachtens raadsbesluit van den 18 Juni 1880. Is dus werkelijk het bezwaar, dat zoo even bij de behandeling van de toelage aan den plaatselijken adjudant tegen een amendement werd geopperd gegrond, dan moet dit ook hier opgaan, en kan dus geen amendement worden voorgesteld. De Voorzitter. Uwe opvatting is niet geheel en al juist. In de zit ting van den 18d*n Juni 1880 werd niet bepaald dat jaarlijks een subsidie aan de Vereeniging zou worden gegeven; de vereeniging heeft een ver zoek tot het verkrijgen van subsidie ingediend en de beschikking daarop, even als alle beschikkingen van dien aard, brengt mede dat eene gun stige beschikking op zulke requesten slechts tot wederopzeggens toe geldt. Het is geheel iets anders of eenig raadsbesluit het gevolg is van een zelfstandig voorstel van het Dagel. bestuur, tot regeling van een jaarlijkseh tractement of loelage of dat men een gunstige beschikking op een request neemt, zooals dit van de „V. t. b. v. g. S." Die beschikkingen gelden nimmer langer dan tot wederopzeggens toe en het spreekt van zelf, dat de Raad zich nooit zou kunnen of willen binden om voortdurend die toelage te geven. De heer Van der Hoeven. Ik moet erkennen, M. de V., dat die onder scheiding mij niet recht duidelijk is. Wanneer ik ongevraagd iemand een toelage geef, zou ik verplicht zijn, dat alle jaren te blijven doen; doch wanneer hij mij daarom verzocht heeft, zal ik daartoe niet verplicht zijn I Hierop toch komt de redeneering neer. Maar aangenomen dat zij opgaat, dan zal men nooit den post kunnen omschrijven zooals hier geschied is: „krachtens Raadsbesluit van 18 Juni 1880," want feitelijk is er dan volgens uw eigen redeneering jaarlijks een nieuw Raadsbesluit noodig. In ieder geval behoorde de post dus anders geformuleerd te zijn. De heer De Goeje. Hoewel ik niet zeer veel nieuws omtrent dezen post in het midden te brengen heb, wensch ik toch een enkel woord tot ver dediging er van te zeggen. Wij hebben indertijd het subsidie toegestaan, toen van gemeentewege niet voor herhalingsonderwijs gezorgd werd, en de Vereeniging in een inderdaad algemeen gevoelde behoefte voorzag, zoodat wij werkelijk dank baar moesten zijn dat zij die taak had aanvaard. Die Vereeniging is doorgegaan, zooals zij van den beginne af werkzaam is geweest. Pas hebben wij het toch zelf van een onzer medeleden in den Raad gehoord, hoe hij van een tegenstander een voorstander van de school was geworden, toen hij gezien had, wat daar gebeurde. In hoeverre nu het herhalingsonderwijs, dat van gemeentewege gegeven wordt, aan de verwachting beantwoordt, dit hebben wij op het oogenblik en ten opzichte van de vraag, die ons thans bezig houdt, niet te beslissen. De quaestie is eenvoudig deze, of wij door een subsidie van 250 in te trekken, een school, die zeer nuttig werkt en zeer goed ingericht is, zullen doen opheffen. Ik voor mij geloof niet dat de groote nadeelen, aan de opheffing ver bonden ook maar eenigszins kunnen opgewogen worden door het voordeel van een post van ƒ250 te kunnen bezuinigen, Het amendement van den heer Donner wordt, in stemming gebracht verworpen met 18 tegen 6 stemmen. Voor stemden de heeren: Cock, Verster, Donner, Van der Hoeven, Bredius en Van Dissel. Volgn. 140144 worden goedgekeurd. Hoofdstuk VII en VIII worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgn. 157 wordt goedgekeurd. Volgn. 158. Renten van bijzondere geldleeningen. De Voorzitter: Dit nummer wordt met ƒ816 verminderd. Volgn. 158 wordt goedgekeurd. Volgn. 159. Aflossing van de bijzondere geldleeningen. De Voorzitter. Dit nummer wordt vermeerderd met 36,250. De heer Driessen. Moet bij dit nummer de post van de Bank van Leening niet voorkomen? De Voorzitter. De door U bedoelde post is opgenomen in nummer 173: Aankoop van inschrijvingen op het Grootb. der Nat. Werk. Schuld 2| pCt. Hoofdstuk IX wordt goedgekeurd. Volgn. 165. Kosten voor openbare vermakelijkheden en feesten en voor het uitsteken van vlaggen. De Voorzitter. Deze post moet met 300 vermeerderd worden, naar aanleiding van het besluit dat genomen is op voorstel van den heer Donner. Wij hebben dit jaar een proef genomen met eene feestviering, die wij het volgend jaar zullen herhalen. De heer Donner. M. de V. Ik verheug mij over hetgeen er dit jaar aanvankelijk gedaan is tot meer feestelijk herdenken van 3 October, maar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 9