74 De Voorzitter. De heer Juta heeft gelijk. Het is eene drukfout. Hoofdstuk 4 wordt daarna zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. i08. Belooning van de inspecteurs, dienaars en verdere be ambten van politie, mitsgaders van de veldwachters. De Voorzitter. Ingevolge het Raadsbesluit, waarbij de traktementen van de inspecteurs nader worden geregeld, moet deze post met 300 worden verhoogd. Volgn. 114. Kosten der Schutterij. De Voorzitter. Bij dit nummer zal ik eerst in stemming brengen de begrooting voor de Schutterij, zooals die door den Schuttersraad is ingediend. De begrooting voor de Schutterij wordt met algemeene stemmen voor- loopig goedgekeurd. Volgn. 117. Toelage aan den plaatselijken adjudant. De heer Van der Hoeven. In de afdeeling, M. de V., waarin ik zit ting had, is de vraag besproken, wddrom aan den plaatselijken adjudant 100 als toelage gegeven moet worden. Op die vraag wordt in de stukken geen afdoend antwoord gegeven. Zou het ook mogelijk zijn, dienaangaande thans de noodige inlichtingen te verkrijgen? De Voorzitter. Krachtens Raadsbesluit van den 28"ten September 1854. De heer Van der Hoeven. Ik weet zeer goed, M. de V., dat de toe lage op dat Raadsbesluit berust, maar welke werkzaamheden verricht de plaatselijke adjudant, die hem aanspraak kunnen geven op de toelage van 100? De Voorzitter. Een van de hoofdbezigheden is eene zeer belangrijke zaak, namelijk het toezicht op het vervoer van kruit door de gemeente. De heer Van der Hoeven. Zou het ook mogelijk zijn met den inhoud van bedoeld Raadsbesluit in kennis te worden gesteld? De Voorzitter. Ik wil met genoegen aan uw verzoek voldoen, wan neer dit niet te dikwijls voorkomt, daar het opzoeken daarvan wel iet of wat omslachtig is. Er valt echter nu toch niets aan te doen; vindt men dat de plaatselijke adjudant niet genoeg verricht, dat men dan eene wij ziging in dat besluit voorstelle! Op dit oogenblik moet echter aan dat besluit gevolg gegeven worden. De heer Juta. Ik vermoed dat die 100 ook gegeven worden voor verschillende werkzaamheden bij de schutterij. De heer Damsté. Ook bij optochten is hij in functie. De Voorzitter. Hoe het ook zij, men kan een raadsbesluit niet wij zigen door van de begrooting een post te schrappen. Het eenige antwoord dat ik kan geven is, dat de toelage wordt gegeven krachtens raadsbesluit van den 28Btsn September 1854. De heer Van der Hoeven. Maar de eenige vraag, die ik stelde, M. de V. is deze: wat staat er in dat Raadsbesluit? Dat moeten wij wel controleeren, nu gebleken is, dat niemand het weet. De Voorzitter. Het is volstrekt niet noodig dat men die wetenschap bij de behandeling der begrooting opdoet; dat besluit is vigeerende en daaraan kan nu niets veranderd worden. Intusschen werd mij het besluit gebracht dat ik den Secretaris verzoek te willen voorlezen: Donderdag 28 September 1854. „De Burgemeester stelt aan de orde van den dag: 6°. eene voordragt van Burgemeester en Wethouders om aan den plaatse lijken adjudant alhier eene toelage te verleenen van één honderd gulden 's jaars. En gelet op het rapport der Commissie van Financiën, Is na deliberatie met 10 tegen 4 stemmen, die van de leden Sikkel Groos, Taets Van Amerongen, Le Poole en Olivier, goed gevonden zich met deze voordragt te vereenigen, en alzoo besloten aan den plaatselijken adjudant eene jaarlijksche toelage van een honderd gulden te verleenen, zullende deze toelage voor dit jaar, ad ƒ33 33, worden gevonden bij af- en over schrijving van het art. Onvoorziene Uitgaven, waartoe het vereischte raads besluit bij deze wordt vastgesteld." Dat brengt ons dus niet veel verder en om geen tijd meer te verliezen stel ik voor de discussie daarover te staken. Hoofdstuk V wordt goedgekeurd. Volgn. 120. Kosten van toezicht en onderzoek der openbare huizen. De heer Donner. Evenals ten vorigen jare zal ik ook thans tegen dit artikel stemmen. Nog altijd is het mijne overtuiging, dat het toezicht op de prostitutie, zooals dit bij de artt. 170—179 der algemeene politieverorde ning wordt gereglementeerd, in strijd is met het recht, met de moraliteit en met het karakter van de daad zelve, die gepleegd wordt, en die daar door een geheel ander karakter verkrijgt, dan die daad, naar het woord Gods heeft. Ik acht het in strijd met het recht van de vrouw, dat men het politie toezicht toepast op vrouwen, die zich aan prostitutie overgeven, en niet op mannen, die de publieke vrouwen besmetten. Op welken rechtsgrond treft men de ontuchtige vrouw en laat den hoereerder vrij Ik acht het in strijd met de moraliteit, om de vrouw, die zich verne dert, nog dieper te vernederen, en dit geldt ook van hen, die dat werk moeten verrichten, de geneeskundigen en allen, die daarbij assisteeren. Maar ik acht het bovenal in strijd met het karakter zelf der daad, die naar mijn oordeel geen onschuldig kwaad is, waarvan men de ge volgen zooveel mogelijk moet trachten te bestrijden, maar eene zonde tegen Gods wet, tegen ons geweten en onzen naaste. Wij hebben geen recht de zonde te reglementeeren, wel haar te straffeu. Ik vraag daarom stemming over dit nummer, en daar ik zie dat er van het College van Burg. en Weth. geen voorstel in dien geest te ver wachten is, stel ik voor om uit de algemeene politieverordening de artikelen te verwijderen die betrekking hebben op het reglementeeren der prostitutie, meer bepaald de artt. 170179. De Voorzitter. De bedoeling van den heer Donner zal toch wel niet zijn, om dit laatste punt nu aan de orde te brengen? De heer Donner. Ja, als dat kon, ook al. De Voorzitter. Dit zal echter niet mogelijk zijn, want een voorstel als dit moet minstens 24 uren te voren schriftelijk ingediend zijn. Bovendien zijn wij nu bezig de begrooting te behandelen en zouden die niet kunnen staken om over eene wijziging van de politieverordening te gaan be raadslagen. De heer Donner. Dan zal ik in eene volgende zitting een schriftelijk voorstel indienen, om die artt. uit de politie-verordeniug te lichten, en mij er thans toe bepalen stemming over dit nummer te vragen. Volgn. 120 wordt, in stemming gebracht, aangenomen met 23 stemmen tegen één, die van den heer Donner. De heer Donner. Uit de gehouden stemming heb ik den geest van deze vergadering genoeg leeren kennen om het nuttelooze van mijn voor stel in te zien, en monnikenwerk begeer ik niet te verrichten. De heer Dercksen. Ik heb alleen voor dezen post gestemd, omdat hij krachtens eene wettelijke verordening op de begrooting dient gebracht te wordenniet omdat ik het met den heer Donner oneens ben over de zaak zelve. Dat zal eerst kunnen blijken, wanneer een voorstel tot wijzi ging der politieverordening gedaan wordt. De Voorzitter. Ik moet tot mijn leedwezen de heeren verzoeken, zich tot de orde te bepalen. Ik heb het niet noodig geacht den heer Donner te verhinderen de enkele woorden te zeggen welke hij, na de stemming over het laatste artikel, sprak; maar ik mag niet toelaten dat daarover verder wordt gediscussieerd. Volgn. 121 en 122 worden goedgekeurd. Hoofdst. VI wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 123. Kosten voor het Gymnasium. De Voorzitter. Deze post moet met 100 vermeerderd worden voor onderhoud en verminderd met 400 voor de toelage bestemd voor den leeraar Hartmann. De heer Donner. Ik had gemeend te wachten met hetgeen ik te zeggen had over de uitgaven van het onderwijs tot de behandeling der inkomsten, waar de ontvangst van de schoolgelden staat aangegeven. Ik zie evenwel bij Hoofdstuk VII in de Memorie van Antwoord, naar aanleiding van eene desbetreffende opmerking in de Sectiën, staan: „Wij scharen ons aan de zijde van die leden door wie een laag school geld eene weldaad wordt geacht voor de burgerij. Wordt overigens een voorstel tot verhooging van schoolgeld ingediend, dan zal dit uit den aard der zaak een punt van nauwgezette overweging moeten uitmaken," het is daarom M. de V. dat ik U vragen wilde of U mij nu of bij de behandeling der Inkomsten het woord wilt geven? De Voorzitter. Ik geef den heer Donner in overweging zijne opmer kingen omtrent de wenschelijkheid der verhooging van schoolgeld te maken bij Volgn. 18, waar zij naar het mij voorkomt meer eigenaardig thuis hooren. Volgn. 124. Kosten voor de middelbare scholen. De Voorzitter. Deze post moet verhoogd worden met ƒ100 voor het schoonhouden der lokalen en met ƒ200 als toelage voor Dr. B. J. Goossens, daar gebteken is dat hij op 1 Januari 1878 te Amersfoort is aangesteld, dus met 1 Januari 1884 een zesjarigen diensttijd heeft volbracht, waardoor hij in aanmerking komt voor de tweede periodieke traktementsverhooging. Volgn. 125129 worden goedgekeurd. Volgn. 130. Kosten van het stichten van schoollokalen en onderwij zerswoningen. De heer Donner. Waar zal men, M. de V. deze vierde school van de derde klasse plaatsen? De Voorzitter. Op de Boisotkade. De plannen zijn gereed, maar wij zijn het nog niet eens met den Districts-Schoolopziener, die zijne goed keuring heeft geweigerd, zoodat wij een beroep hebben gedaan op den Minister van Binnenlandsche Zaken, wiens beslissing wij nog wachtende zijn. De heer Donner. In mijne sectie werd de opmerking gemaakt dat de grondslagen voor den bouw aldaar nog al kostbaar zouden zijn. Ware het niet beter het plein bij de Pieterskerk daarvoor aan te wijzen, dat zeker voordeeliger zal zijn? Daar ik het echter niet genoeg beoordeelen kan, zal Uwe inlichting, M. de V., mij aangenaam zijn. De Voorzitter. Ik kan u zeer gemakkelijk de noodige inlichtingen geven. In de eerste plaats herinner ik u aan de discussiën, gehouden bij de verbouwing van de school van den heer Van Wijk. Toen het plan daartoe werd behandeld, is in overweging gegeven een geheel nieuwe school te bouwen op het Pieterskerkplein, dat daarvoor echter door den Raad werd afgekeurd. Ten tweede is het zeker minder wenschelijk, nu de school van den heer Van Wijk verbouwd is, daar nog eene nieuwe school bij te plaatsen. Wij zouden daar dan zeker dagelijks vechtpartijen op groote schaal hebben. Ten derde zou men ook op het Pieterskerkplein bepaald verplicht zijn om te heien, aangezien dat, zooals U bekend is, vroeger een begraafplaats is geweest en het dierhalve ongeraden zou wezen te bouwen zonder heien. In dat opzicht zou dus de oprichting der school op het Pieterskerkplein geene aanleiding geven tot mindere kosten dan die aan de Boisotkade.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 8