73 De Voorzitter. Wij hebben dezen post op de begrooting gebracht, omdat wij meenden daarmede eene verbetering aan te brengen, en ten tweede de bewoners van het Noordeinde ter wille te zijn. Het tegendeel is ons echter gebleken; zij willen er niet van gediend zijn! De reden van ons voorstel ligt voor de hand. Het Noordeinde is eene straat die zeer veel bereden wordtmaar, daar de eigenlijke keienstraat te smal is, gebeurt het dikwijls dat de kleine steentjes, meer speciaal voor de voetgangers bestemd, door rijtuigen bij het uitwijken worden bereden en stuk gereden, waardoor bij regenachtig weêr een onzindelijke toestand ontstaat. Het is daardoor eene zeer onaangename straat voor de voetgangersmaar daar nu de bewoners van het Noordeinde, die er zeker wel den meesten last van zullen hebben, verklaren bezwaar te hebben tegen de trottoirs, zie ik er geen bezwaar in het amendement van den heer Damsté over te nemen, wanneer tenminste mijne medeleden van het Dagelijksch Bestuur zich eveneens daarmede kunnen vereenigen. Het Dagelijksch Bestuur neemt het amendement Damsté over, tenge volge waarvan volgn. 87 met 3600 wordt verminderd. De heer Driessen. Ik wilde even de aandacht van Uw College vesti gen, bij de aanstaande verlenging der trottoirs tot de Kraaierstraat, op de m. i. minder gelukkige keuze van de tegels. Reeds nu zijn de tegels, die een jaar of wat oud kunnen zijn, voor een groot gedeelte versleten en ik zou daarom ten zeerste op eene betere keuze willen aandringen. Ik heb opgemerkt dat de soort, voor het woonhuis van den heer Zaalberg op de Heerengracht, veel beter is. Zouden wij die ook niet kunnen aan wenden 1 De Voorzitter. Uwe opmerking is volkomen juist; de tegels zijn van een niet zeer goede qualiteit, en het gevolg is dan ook geweest, dat bij het leggen der trottoirs eenige partijen afgekeurd moesten worden. Het zijn dezelfde tegels, die men in Den Haag in de Lange Pooten heeft gebruikten zij zijn ook van denzelfden leverancier; maar zooals het meermalen gaat, het fabricaat is niet altijd even deugdelijk; wij hebben daarmede dan ook zeer gesuk keld. Nu wij t/3 der trottoirs van de Hoogewoerd reeds daarmede hebben bestraat, zullen wij wel verplicht zijn het overige gedeelte op dezelfde wijze te vervolgen, maar de ondervinding is van dien aard, dat bij nieuwe werken een ander soort zal worden genomen. Het gebeurde spijt ons, maar wij dachten eene goede keuze te doen, door te kiezen hetgeen in Den Haag goed had voldaan. Volgn. 90. Onderhoud van bruggen en overzetveeren. De heer Damsté. Ik heb de eer voor te stellen dezen post met ƒ1400 te verminderen, en daardoor te doen vervallen het verlagen van de steenen brug over het Levendaal, bij de Kraaierstraat. waarvan ik de noodzakelijkheid niet inzie. De tegenwoordige brug is toch hecht en sterk, en ook niet zoo bijzonder hoog. Daarbij geschiedt het oprijden meest recht voor de brug, en kan de last voor de rijtuigen dus ook niet zoo heel groot zijn. Terwijl het cijfer der kosten 1400) vrij aanzienlijk is, zal bovendien de deugdelijkheid der brug verminderen, want ik houd het er voor, dat eene brug met ijzeren liggers op den duur niet zoo goed en sterk zal zijn als deze steenen brug. Het amendement van den heer Damsté wordt voldoende ondersteund en maakt dus een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. Dezen keer zullen Burg. en Weth. het voorgestelde amendement niet kunnen overnemen. De Raad zal zich herinneren, dat de brug aan de andere zijde van het Levendaal reeds verlaagd is, en nu komt het mij voor dat ook deze brug, die toegang geeft tot de nieuwe werken en voor het gebruik zeer hinderlijk is, verlaagd zal moeten wor den. Zij is wel niet zoo bijzonder hoog dit is trouwens slechts een quaestie van opvatting maar voor rijtuigen zeer lastig, die eerst de brug op en af en dan weder eene vrij steile hoogte moeten oprijden. Ik acht dus het verlagen dier brug voor het rijtuigverkeer aldaar zeer gewenscht; ik wil niet zeggen volstrekt noodzakelijk, daar het mij niet bekend is dat zij tot nog toe tot ongelukken aanleiding heeft gegeven. Wij zouden echter tal van posten van de begrooting kunnen schrappen indien wij ons alleen tot het strikt noodzakelijke wilden beperken en vooral in verband met de nieuwe wijk die daar is verrezen, is naar het mij voorkomt, de voorgestelde verlaging zeer aan te bevelen. De heer Knappert. M. de V. Ik kan met het door den heer Damsté voorgestelde amendement moeielijk medegaan. Het komt mij toch voor dat, nu wij eenmaal begonnen zijn met gronden aan het Plantsoen dis ponibel te stellen en als bouwterrein te verkoopen, waardoor in het Plant soen eene vrij aanzienlijke buurt is ontstaan, de gemeente nu ook van hare zijde dient mede te werken om de toegangen daartoe zoo gemakke lijk mogelijk te maken. Bovendien geldt het hier werkelijk zulk een groote zaak niet. Het is waar dat er meer hooge bruggen in de gemeente zijn, maar dit neemt niet weg dat er alle reden bestaat deze te verlagen, waardoor vooral in de winteravonden, bij sneeuw en gladde straten, het gevaar voor ongelukken zal kunnen worden voorkomen. De bewoners behooren bovendien tot eene categorie van lieden, die geacht kunnen worden meer malen van een rijtuig te zullen gebruik maken, waarvoor het passeeren van die brug zeer hinderlijk is. De billijkheid brengt dus mede de ƒ1400 voor dezen post niet te weigeren en ik zal mijn stem vóór het voor stel van Burg. en Weth., daartoe bij de begrooting gedaan, uitbrengen. Het amendement van den heer Damsté wordt, in stemming gebracht, aangenomen met 13 tegen 11 stemmen, die van de heeren: De Geus, Knappert, Hartevelt, Bool, Van der Zweep, Van Dissel, De Fremery, Van Wensen, Was, De Clercq en den Voorzitter. Volgn. 90 en 91 worden goedgekeurd. Volgn. 92. Onderhoud van havens, vaarten, kaaimuren, sluizen en andere waterwerken. De Voorzitter. Deze post moet verhoogd worden met 4500 voor het doortrekken van het riool onder de Langebrug tot het Steenschuur, ingevolge het vroeger genomen Raadsbesluit. De heer Zaaijer. Een enkel woord, M. de V., naar aanleiding van hetgeen de Commissie van Financiën in haar rapport over de begrooting zegt omtrent het overwulven van de Binnenvestgracht bij de Morschpoort. De Commissie schijnt nog niet overtuigd dat die verbetering in het belang der openbare gezondheid noodzakelijk is. Ik ben echter van meening dat de leden der Commissie spoedig die overtuiging zouden krijgen indien zij, evenals ik, gedurende een gedeelte van het jaar dagelijks dien stinkenden poel moesten passeeren, die in walgelijkheid alles overtreft wat men van dien aard in onze, in dat opzicht vrij rijk bedeelde, gemeente kan vinden. Het opengebleven gedeelte der Binnenvestgracht vormt hier als het ware een cul-de-sac, waarin het riool dat nu van de Mare af langs de Buitensociëteit en langs het Academisch Ziekenhuis uitkomt, en waarin steeds zoowel door de krachten der natuur als door de handen der men- schen eene massa vuil bijeenkomt. De toestand is in één woord walgelijk. Ik hoop dat hetgeen ik hier heb medegedeeld ook bij de Commissie van Financiën de overtuiging zal doen ontstaan, dat de toestand aldaar inderdaad dringend verbetering eischt en dat deze Raad zijne goedkeuring zal hechten aan het voorstel van Burg. en Weth. Door het riool tot aan de Singelgracht te verlengen zal men zeker de bewoners aldaar van een grooten last ontheffen. De heer Damsté. M. de V.In de Commissie van Financiën is be sloten in den Raad het voorstel te doen dien post te verminderen met 1860, om dit jaar nog geene uitvoering te geven aan de overwul- ving van de Binnenvestgracht. Het komt der Commissie voor, dat de toestand niet zoo dringend verandering eischt en zij zou gaarne zien dat die post voor dit jaar werd geschrapt van de begrooting. On langs ben ik daar nog geweest en het kwam mij toen voor, dat het water nog al frisch was; ik geef toe, het had toen juist geregend! Het amendement van den heer Damsté wordt voldoende ondersteund en maakt dus een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter. Burg. en Weth. kunnen dit amendement niet over nemen en vleien zich dat de Raad er zich niet mede zal vereenigen. De heer Damsté heeft eenigen nadruk gelegd op de woorden om dien post voor dit jaar te schrappen; hij vergete niet dat wij aan de begrooting van het volgend jaar bezig zijn, en dat dus uit den aard der zaak, bij eventueele aanneming van het amendement de post speciaal voor 1884 zou worden geschrapt. Veel zal ik tot bestrijding van het amendement niet zeggen, nadat men van den heer Zaaijer heeft gehoord hoe onhoudbaar de toestand isik wil alleen verklaren dat ik mij daar geheel mede vereenig. Juist aan een der ingangen van de stad vindt men daar een misstand, die op zoodanig punt nog hinderlijker is dan elders; maar voornamelijk met het oog op het door den heer Zaaijer medegedeelde moet aan dien toestand een einde worden gemaakt. De heer Van der Hoeven, Ik ben het volkomen eens, Mijnheer de Voorzitter, dat aan dien toestand een einde moet worden gemaakt, maar ik geloof niet dat men daartoe zal geraken, door uit te voeren, wat thans wordt voorgesteld. M. i. onttrekt men dan alleen het kwaad aan het oog en het komt mij beter voor spijkers met koppen te slaan. Waarom dempt men de gracht niet in plaats van die te overwulven? De Voorzitter. Ik moet er den heer Van der Hoeven op wijzen dat het reeds overwulfde gedeelte in verbinding staat met het riool van het Ziekenhuis. Het is een uiteinde van de Binnenvestgracht die vroeger langs het Ziekenhuis liep en nu Voor de eene helft gedempt en voor de andere helft overwulfd is. Voor een paar jaren heeft het Ziekenhuis opgehouden zijn faecaliën in die overwulfde Binnenvestgracht te laten uitloopen. In het gedeelte dat nog niet overwulfd is en dat nu voorgesteld wordt bij het riool aan te trekken, loopt nu uit het vuile water en bovendien worden er ingeworpen en ingebracht de dingen, zoo straks door den heer Zaaijer genoemd. Wanneer dit nu overwulfd wordt, kan men er niet meer allerlei vuil in brengen en heeft het verder, evenals alle riolen, een uitloop en wel in de Singelgracht. Er zal dus inderdaad op die wijze eene belangrijke verbetering in den toestand verkregen worden. De heer Van der Hoeven. De toestand is mij nog niet recht helder. De heer Zaaijer heeft het bewuste gedeelte zooeven een cul-de sac genoemd, zoodat het dus geen doorloop kan zijn. De heer Zaaijer. Het is in dien zin een cul-de-sac, M. de V., dat het een nog open, doodloopend stuk is van de vroegere Binnenvestgracht, waarin het straks genoemde riool uitmondt. Het schijnt dat men er in die buurt vermaak in schept om veel vuil in dat open stuk te werpen en dit zal natuurlijk niet kunnen geschieden, wanneer het overdekt is. Maar bovendien blijft alles, wat uit den Singel door wind of stroom in dit stuk gracht gedreven wordt, liggen, zoodat men op sommige tijden van het jaar daarin eene opeenhooping van het walgelijkste vuil aan treft. Een dergelijke toestand eischt, meen ik, dringend verbetering. Het amendement van den heer Damsté wordt, in stemming gebracht, verworpen met 15 tegen 9 stemmen; voor stemden de heeren Knappert, Cock, Verster, Donner, Juta, Van der Hoeven, Bredius, Damsté en Land. Volgn. 9294 worden goedgekeurd. Volgn. 95. Onderhoud van vaartuigen. De Voorzitter. Deze post moet met 100 vermeerderd worden. Yolgn. 9598 worden goedgekeurd. Hoofdstuk II wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Hoofdstuk III wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgn. 105. Kosten van toezicht en van invordering der plaatselijke belastingen. De heer Juta. Ik meen eene kleine drukfout opgemerkt te hebben in art. 1. Volgn. 45 zal veranderd moeten worden in volgn. 44.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 7