N°. SSI* Leiden, 1 November 1883.
Met de Commissie van Fabricage zijn wij van oordeel dat er geen termen be
staan om den adressant L. Sillevis te ontheffen van de betaling van de
vastgestelde recognitiën voor het leggen van bruggen aan den lagen
Rijndijk en van spoorstaven op dien weg, zoodat wij Uwe Vergadering in
overweging geven afwijzend op het verzoek te beschikken.
Uit den aard der zaak geldt het hier niet de heffing van belasting voor
het gebruik van openbare gemeentewerken en bezittingen, aangezien de
bedoelde weg gelegen is onder de gemeente Leiderdorp, doch de vastge
stelde recognitie moet worden aangemerkt als eene voorwaarde waaronder
de betrokken vergunning is verleend en bij de bepaling van het bedrag
der recognitie wordt in dergelijke gevallen het tarief der verordening
regelende de heffing voor het gebruik van openbare gemeentewerken tot
maatstaf genomen.
Mocht adressant verlangen van de betaling der recognitie te worden
ontheven, dan zal door hem bevorens tot de wegneming van de bruggen
en de spoorstaven moeten worden overgegaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
De ondergeteekende L. Sillevis, fabrikant te Leiderdorp, neemt de vrij
heid het volgende aan Uwe beslissing te ontwerpen.
Door de firma Sillevis Rutten werden telken jare ontvangen twee
aanslagbilletten wegens plaatselijke belasting voor het gebruik van open
bare gemeentewerken en bezittingen, het eene ad ƒ0,50 voor eene brug,
het andere ad ƒ1,50 voor verbreeding van eene brug.
Telken jare is dit bedrag betaald, zonder onderzoek te doen naar de
herkomst. In dit jaar is evenwel gebleken, dat door den Raad Uwer ge
meente aan zijn voorganger vergunning is verleend om van den Lagen
Rijndijk naar de olieslagerij eene brug te leggen tegen betaling van ƒ0,50
's jaars en nader om die brug te verbreeden en spoorstaven in den weg
te leggen tegen betaling eener jaarlijksche recognitie van ƒ1,50.
Zijns inziens missen deze heffingen den wettigen grondslag en zijn de
vergunningen ten onrechte aan Uwe Vergadering gevraagd en door haar
verleend, want hoewel bij contracten in de jaren 1662 en 1665 (zie Van
Mieris, Handvesten der stad Leiden bl. 812 en 813) tusschen Burge-
meesteren van Leiden ter eene zijde en Ambachtsbewaarders van Leider
dorp ter andere zijde is overeengekomen, dat de gemeente Leiden dien
weg zou onderhouden en het voordeel der beplanting zou genieten, is
daarmede de eigendom niet aan Leiden overgegaan en kan zij ten opzichte
van het gebruik van den weg geene beschikkingen nemen, noch voordee-
len uit dit contract behalen. De Lage Rijndijk staat bekend als ongenum
merde weg ten name der gemeente Leiderdorp, zoodat alleen die gemeente
vergunning had moeten verleenen, wanneer het overbruggen van de parallel
loopende sloot, die bij den weg behoort, zonder toestemming ongeoor
loofd was.
Het geven van verguizing tot het leggen van spoorstaven in den weg,
behoorde ingevolge art.^79 lett. h. der gemeentewet tot de bevoegdheid
van Burgemeester en Wethouders van Leiderdorp.
Op deze gronden verzoekt de adressant UEdele-Achtb. beleefdelijk te
willen verklaren, dat de besproken vergunningen ten onrechte zijn ver
leend en de tot dusverre geheven rechten behooren te vervallen.
Leiderdorp, 15 September 1883. UEd. Dienaar,
L. Sillevis.
Leiden 23 October 1883.
Ingevolge condracten van 5 November 1662 en 28 Maart 1665 (Groot
Privilegieboëk F. p. 117 en 118) tusschen Burgemeesteren en Regeerders
van Leiden en Ambachtsbewaarders van Leiderdorp gesloten, is de stad
Leiden belast met het onderhoud van den Lagen Rijndijk van het eerste
bruggetje buiten de Zijlpoort tot het Schouwpad bij de Hervormde Kerk
en sedert dien tijd tot op heden is door het Gemeentebestuur van Leiden
onafgebroken en onverhinderd het heheer gevoerd over den weg en de
daarbijbehoorende sloot.
Op dien grond is ook bij Raadsbesluit van 31 Mei 1866 aan WT. H.
Van Zanten vergunning verleend, om voor zijne fabriek aan den Lagen
Rijndijk bruggen en spoorstaven te leggen in den weg en in den slootberm,
terwijl de gemeente Leiden als onderhoudsplichtige op den legger der ge
meente Leiderdorp bekend staat.
De Commissie van Fabricage is derhalve van oordeel, dat de redenen,
die bij het request der firma Sillevis Rutten, als opvolgende eigenaars
der bovengenoemde fabriek van Van Zanten zijn aangevoerd, om de be
voegdheid van het Gemeentebestuur van Leiden tot het verleenen der be
doelde vergunning te betwisten, geen grond hebben en uit dien hoofde
de verschuldigde recognitiën voortdurend moeten worden betaald of de
verleende vergunning als vervallen beschouwd wordende, de bruggen en
spoorstaven behooren te worden opgeruimd.
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage.
der gemeente Leiden.
N°. 333. Leiden, 1 November 1883.
Naar aanleiding van het verzoek van W. G. Mansvelt, ter bekoming
van grond van de gedempte Binnenvestgracht bij het Plantsoen, geven
wij Uwe Vergadering, onder overlegging van het advies der Commissie
van Fabricage, in overweging aan adressant de daarbij bedoelde perceelen
tegen betaling van eenen koopprijs van 3 per centiare in eigendom af te
staan, onder de voorgestelde voorwaarden en ons College te machtigen tot
den afstand van de overige perceelen onder gelijke voorwaarden bij even
tueel nader in te dienen aanvragen.
De voorwaarden waaronder de openbare verkoop van de hier bedoelde
gronden heeft plaats gehad zijn de volgende:
1°. de verkooping van het te veilen onroerend goed zal geschieden
bij meter of centiare, bij opbod en onmiddellijk daarna bij afslag;
2°. de kooper van een perceel kan voor denzelfden koopprijs een of
twee daarop onmiddellijk volgende en aan elkander grenzende perceelen
naasten, terwijl vergunning kan worden verleend om op twee of drie
perceelen slechts één huis te bouwen
3°. de kooppenningen te betalen binnen zes weken na den dag der
verkooping met bijvoeging van 12 kosten, ten kantore van den
Gemeente-Ontvanger
4°. de laatste bieders of hoogste mijners zullen gehouden zijn hunnen
lastgever voor wien zij zullen hebben geboden of gemijnd te noemen,
zoodra de afslag zal zijn geschied.
Verder onder de navolgende bedingen
a. dat de juiste grootte bij de berekening der koopsom tot grondslag
wordt gelegd;
b. dat de perceelen zijn afgepaald en de grenzen rechthoekig op den
walmuur der gedempte Binnenvestgracht genomen en afgebakend;
c. onder elk perceel is begrepen een sprong van 30 centimeters op den
walmuur der gedempte Binnenvestgracht verminderd met 30 centimeters,
te rekenen van de voorloopige afheining op het Plantsoen
d. het hakhout en de opgaande boomen blijven het eigendom der ge
meente en worden van gemeentewege verwijderd, tenzij de verkoopers
aan de koopers vergunnen de boomen tegen taxatie over te nemen;
e. binnen 14 dagen na de toewijzing van den koop, moet de kooper
het gekochte perceel van de openbare straat behoorlijk doen afscheiden
en afschutten;
de kooper is verplicht het gekochte terrein te bebouwen met zoo
genaamde heerenhuizen, kunnende hij desverkiezende een gedeelte van dien
grond tot tuin doen aanleggen, waarvan de plannen aan de goedkeuring
van Burg. en Weth. moeten worden onderworpen
de huizen moeten binnen 18 maanden na de gunning onder de kap
zijn, terwijl de bebouwing binnen twee jaren moet voltooid wezen, op
eene boete van twee gulden voor elke week of een gedeelte van eene
week vertraging voor ieder perceel
g. de uitstortingen van riolen en waterloozingen mogen geschieden op
kosten van belanghebbenden, in het stadsriool der gedempte Binnenvest
gracht. Bij de uitbreiding van den aanleg van het Liernurstelsel van
gemeentewege, zal evenwel de vergunning voor de uitloozing van faecale
stoffen en het recht vervallen, en zijn de eigenaars der buizen verplicht
deze voor hunne rekening onmiddellijk daarbij aan te sluiten;
h. het onbebouwde gedeelte van elk terrein moet langs de Binnenvest
gracht en het Plantsoen worden afgesloten door ijzeren hekken, ten ge
noegen van Burg. en Weth.
i. de afscheiding tusschen de terreinen onderling kan geschieden door
schuttingen of muren, niet verder strekkende dan van de gedempte Bin
nenvestgracht tot aan de rooilijn der huizen; van daar tot aan het Plant
soen moet de afscheiding plaats hebben door ijzeren hekken.
Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Aan Edel Achtb. Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende, Willem
Gerardus Mansvelt, Timmerman en Aannemer te Wassenaar, dat hij wenscht
te koopen twee perceelen bouwterrein in de Plantage, n°. 18 en 19,
naast de perceelen waarop door den heer Huurman zal worden gebouwd,
waarom hij U.E.A. verzoekt zijn verlangen in overweging te willen nemen
en een billijken koopprijs voor te stellen.
't Welk doende,
Wassenaar, October 1883. W. G. Mansvelt.
Leiden, 30 October 1883.
De Commissie van Fabricage heeft de eer op het request van W. G.
Mansvelt, Timmerman en Aannemer te Wassenaar, te berichten dat daarbij
de eigendom wordt gevraagd van de onverkochte perceelen bouwgrond
op het Plantsoen en de gedempte Binnenvestgracht n°. 18 en 19, belen
dende aan de reeds verkochte perceelen, en er geen hezwaar bestaat, om
dien eigendom te verleenen, tegen den koopprijs van drie gulden de cen
tiare, benevens de kosten van overdracht van den grond, die behoudens
nadere opmeting, eene uitgestrektheid heeft van 394 centiaren, onder
dezelfde voorwaarden ter bebouwing, als voor de verkochte perceelen zijn
bepaald.
De Commissie stelt voor de goedkeuring van den Gemeenteraad tot
dien onderhandschen verkoop te vragen en om tevens de machtiging te
verkrijgen, voor de overige onverkochte perceelen tegen den gestelden
prijs, die in verhouding staat met den koopprijs van de verkochte gronden_
Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage.
der gemeente Leiden.
N°. 333. Leiden, 3 November 1883.
Regenten van het Ger. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis
alhier hebben de eer, ter benoeming van een Regent, om te voorzien in
de vacature ontstaan door het overlijden van den Heer G. P. De Neve,
U te zenden deze voordracht:
1° H. C. JUTA.
2». E. A. VAN TONDEREN.
Regenten voornoemd,
C. A. Boonacker, Voorzitter.
G. F. Alsche, Secretaris.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van A. W. SIJTHOFF.