55
dergelijke statistische gegevens bestaan, zou ik daaromtrent gaarne inlich
ting ontvangen.
In dit vermoedelijk aanzienlijke cijfer nu is dunkt mij een reden gele
gen dat wij ons nog wel tweemaal bedenken mogen alvorens een besluit
nemen.
Gaarne vereenig ik mij dus met den wensch van den vorigen spreker
om inlichtingen te ontvangen, ook althans voor zooverre mogelijk
omtrent het aantal personen dat in de laatste maand van de lijn-Haar-
lemmerstraat heeft gebruik gemaakt.
De heer Bercksen. Straks hebben wij van den heer Bool verschillende
argumenten vernomen tegen het request van de bewoners der Haarlem
merstraat tot het doen voortbestaan van de exploitatie der lijn Station-
Haven. Hij heeft daarbij de gronden van dit verzoekschrift in het breede
uitgemeten en afzonderlijk getoetst aan hetgeen hij de waarheid noemt.
Het heeft mij juist daarom zeer verwonderd dat door hem volstrekt
het daarin of elders aangegeven denkbeeld niet besproken wordt, om van
de lijn Station-Plantage evenveel ritten te supprimeeren als nu op de lijn
Station-Haven gemaakt worden. Het gebeurt toch voortdurend dat ook
op eerstgenoemde lijn rijtuigen heen en weer rijden, waarin zich geen
enkel passagier bevindt, zoodat die ritten gemakkelijk aan de andere lijn
konden gegeven worden.
De heer Bool. Het spijt mij dat ik, wat betreft de rekening der maat
schappij, geen meerdere bijzonderheden dan de bekende kan meêdeelen.
Het feit dat verleden jaar met een deficit werd gesloten is echter voor
mij een voldoende reden om dit verzoek der maatschappij in het alge
meen belang te steunen. Men heeft dit jaar onder meer gunstige omstan
digheden gewerkt ten gevolge van den meerderen toevloed van vreemde
lingen door de tentoonstelling te Amsterdam, het Oriëntalisten-Congres
enz., waardoor de rekening wellicht iets voordeeliger zal sluiten, maar ook
dan nog zal het, geloof ik, maar eene quaestie zijn van zich staande te
houden en niet een groote winst te maken.
De heer Juta heeft uitgerekend dat gedurende de maand September
per dag 230 personen zouden vervoerd zijn gewordenik kan den geach-
ten spreker mededeelen, dat ik eene opgave voor mij heb liggen, waaruit
blijkt dat dit aantal slechts 60 is.
De opmerking van den heer Dercksen, dat ik de doode ritten zou heb
ben voorbijgezien is, geloof ik, niet juist. Ik heb toch beweerd, dat de
tram niet uitsluitend bestemd is voor de verbinding met het spoor, maar
ook om andere punten van de stad te bereiken, en men deze ritten wat
gemak of weelde betreft geheel met die van het spoor mag gelijk stellen.
Ik acht het gedaan verzoek zeer billijk. Wanneer men te doen had
met eene maatschappij, die haar plicht niet betrachtte en winst maakte,
dan zou ik mij kunnen verklaren, dat men zich streng aan de voor
waarden van de concessie hield. Dat is echter hier het geval niet. Wordt
het verzoek om de eene lijn des winters te staken, verworpen, dan is
naar mijne meening, ook het vonnis over de andere lijn geveld; het is
mogelijk dat ik mij vergis, maar zooals ik de zaak inzie kan ik tot geene
andere beschouwing komen.
De heer Buys. Het argument, M. de V., zoo even door den heer Van
der Hoeven aangevoerd, is dunkt mij in deze materie geheel beslissend.
Mocht het toch blijken dat de onderneming geen gevaar loopt van niet
te kunnen voortbestaan, wanneer de lijn Haven-Station des winters in
stand wordt gehouden, dan zie ik geen reden om het verzoek in te
willigen. Wordt in het omgekeerde geval geconstateerd dat het voort
bestaan der onderneming daarmede gemoeid is, dan ben ik het volkomen
met Burg. en Weth. eens, dat men niet moet schroomen om de beper
king van den dienst in te voeren.
Alles komt dus aan op de kennis van den werkelijken toestand. Ik
had verwacht dat de heer Bool daaromtrent meer bepaalde inlichtingen
zou hebben gegeven, maar nu dit niet is geschied, stel ik voor de be
slissing in deze zaak uit te stellen en de onderneming daardoor gelegen
heid te geven om alsnog die statistische mededeelingen te verschaffen,
noodig om met kennis van zaken te oordeelen en een besluit te nemen.
De Voorzitter. Voor ik den heer Buys vraag of hij eene motie van
orde tot uitstel der behandeling van deze zaak wenscht voor te stellen,
acht ik mij verplicht eene opmerking te maken. Die geachte spreker,
zoowel als de heer Van der Hoeven, heeft gezegd dat er geen voldoende
zekerheid bestaat omtrent den ongunstigen financieelen toestand der Tramway
Maatschappij. Mij dunkt dat dit bezwaarlijk kon worden volgehouden.
Iedere maand toch worden het aantal vervoerde passagiers en de opbrengst
openbaar gemaakt en deze gegevens zijn m. i. voldoende om te kunnen
beslissen, of de maatschappij vóór- of achteruit is gegaan. De maatschappij
heeft tot verleden jaar toe steeds met groot verlies gewerkt; zij kan
zich nu, dank zij de bepaling, die de Raad verleden jaar heeft genomen,
even staande houden.
De rekening van verleden jaar is overgelegd geworden en de bijzon
derheden daarvan kunnen aan de leden niet onbekend zijn. Het vervoer
in het afgeloopen jaar, vergeleken met het vervoer van dit jaar, doet
zien dat daarin over het geheel geene verbetering is gekomen; alleen de
laatste maand geeft eenigen vooruitgang aandoch wanneer men de beide
volle jaren met elkander vergelijkt is er nog geen sprake van meerdere
opbrengst.
Dat de lijn Haarlemmerstraat een groot nadeel oplevert, blijkt vol
doende uit het weinige gebruik dat daarvan wordt gemaakt. Des winters
worden er nog geen 50 personen per dag vervoerd; en ik zal wel niet
behoeven te betoogen dat dit aantal te gering is om de kosten te dek
ken. Juist in de wintermaanden, wanneer, zooals de heer Verster beweerde,
de tram voornamelijk zijne diensten zou moeten bewijzen, rijden er nog
geen 50 personen per dag medede gegevens heb ik voor mij. De heer
Juta meende dat men van het vervoer van ruim 30,000 personen in de
maand September er wel minstens 7 a 8000 op rekening der lijn Haar
lemmerstraat moest stellen, ik kan hem echter verzekeren dat het er in
de verste verte niet naar gelijkt. Van 1 Mei tot 1 Juni bedroeg het ge
middelde getal passagiers per dag 72. Van 1 Juli tot 1 September ge
middeld 120 per dag. Niet alleen dat dit de beste tijd van het jaar is,
maar bovendien hebben dit jaar nog buitengewoon gunstige omstandig
heden medegewerkt, zooals de Amsterdamsche Tentoonstelling, waardoor
veel meer heen en weder gereisd is dan anders.
Van 1 September tot 1 October slonk het getal reeds weder tot 60
per dag en nu gaan wij de wintermaanden te gemoet, waarin in de vorige
jaren geen 50 reizigers per dag vervoerd werden.
In den gunstigsten tijd bedraagt het aantal passagiers dus nog niet
eens de helft van het getal dat de heer Juta opnoemde. Nu is het reeds
tot beneden het één vierde gedeelte geslonken.
Van de 52 ritten maakt de lijn in de beste dagen reeds 10 zoogenaamde
doode ritten, d. w. z. ritten heen en weer, zonder een enkelen passagier.
Dit aantal is nu reeds tot 18 gestegen.
Is het niet vreemd dat het request bijna viermaal zooveel teekenaars
heeft verkregen dan er gemiddeld in de zes wintermaanden dagelijks
van den tram gebruik maakten. Wij kunnen zeggen dat, wanneer alle
onderteekenaars van het adres zich verbonden om een paar malen per
week met den tram te rijden, de argumenten van Burg. en Weth. zeer
veel van hun kracht zouden verloren hebben.
Het schijnt eene bittere ironie, te spreken van meer geld te willen
verdienen, ten aanzien van eene maatschappij die nog niet anders dan
groote verliezen heeft geleden. De heer Bool heeft het reeds gezegd, en ik
wil er nog eens met nadruk op wijzen, dat hier niet meer op het par
ticulier dan op het algemeen belang gelet wordt, hetgeen het hoofd
argument van den heer Verster tegen het verzoek was. Integendeel,
juist het algemeen belang vordert de inwilliging van het verzoek. Wan
neer haar toegestaan wordt die zeer nadeelige lijn voor zes maanden
stil te laten liggen, dan kan de maatschappij misschien ik overdrijf
hier niet in 10 of 15 jaar het verlorene terug verdienen, onvermin
derd den achteruitgang van het materieel, dien ik niet eens in rekening
breng.
Het algemeen belang vordert dat de lijn Station-Plantage blijft be
staan. Wanneer wij het denkbeeld van den heer Dercksen volgden om
de ritten op die lijn in aantal te verminderen en over te brengen naar
de lijn-Haarlemmerstaat, zouden wij twee verkeerde dingen doen in plaats
van éénwij zouden dan namelijk de eene lijn vermoorden, zonder de
andere in het leven te houden. Wil men werkelijk het algemeen belang
in deze zaak behartigen, dan moet het verzoek toegestaan worden. De
rekening van het vorige jaar aan de leden medegedeeld, en het vervoer,
dat maand voor maand wordt hekend gemaakt, toonen genoegzaam aan,
welke de uitkomsten van de onderneming zijn.
De heer Bredius komt ter vergadering.
De heer Buys. M. de V.Ook na de inlichtingen die ik van U ge
hoord heb, geloof ik, dat het voorzichtig en in het belang der zaak
zelf zal zijn, nu nog geen besluit te nemen. Door U is gezegdde cijfers
van het vervoer en andere baten zijn bekend. Dit is ook inderdaad het
geval, maar niet bekend zijn de flnancieele resultaten der onderneming,
en daarop komt alles aan. Immers de vraag of, ook met behoud van de
lijn-Haarlemmerstraat, de onderneming nog hare uitgaven kan dekken?
zal in hoofdzaak over de billijkheid van het nu gedaan verzoek moeten
beslissen, en op die vraag is totnogtoe geen antwoord gegeven. Dat
het antwoord ontkennend zal uitvallen, acht ik met U, M. de V., aller
waarschijnlijkst. Ik kan mij niet voorstellen dat de onderneming in eene
benijdenswaardige financiëele positie zou verkeeren, maar wanneer dit
zoo is, welk bezwaar kan er dan bestaan ik zeg niet de rekening te
publiceeren maar de leden van den Raad in de gelegenheid te stellen
daarvan kennis te nemen.
Want, nog eens, het rechtmatige of onrechtmatige van het toestaan
van het verzoek staat of valt met de omstandigheid, of de onderneming
al of niet verlies oplevert. Wij kunnen niet bewilligen in eene beperking
van den dienst, welke enkel beoogt vermeerdering van de baten der
maatschappijmaar wij moeten daarin, dunkt mij, berusten zoodra het
blijkt dat die beperking voor haar eene levensvoorwaarde is,
Ik geloof dus dat het goed en billijk is dat de Raad vooraf worde
ingelicht niet zooals door U, M. de V., of door den heer Bool ge
schied is, met een beroep op de waarschijnlijke gesteldheid maar door
cijfers, welke de wezenlijke gesteldheid duidelijk constateeren.
Met het oog daarop, wenschte ik de beslissing uitgesteld te zien, het
geen te gemakkelijker kan geschieden, daar de dienststaking toch niet
voor den lsten November in werking moet treden.
De Voorzitter. Ik wil er nog even op wijzen dat ik onderstel dat
de Raad verleden jaar, het verzoek inwilligende, oordeelde met ken
nis van zakenhij zou zich nu op een eenigszins vreemd standpunt stel
len door nadere inlichtingen te verlangen, nu men weet dat de inkomsten
niet verbeterd zijn. Men zou daaruit het gevolg kunnen trekken dat het
vorig jaar zonder kennis van zaken werd geoordeeld.
Ik neem aan dat de Raad het besluit heeft genomen op grond dat hij
voldoende was ingelicht en overtuigd van de juistheid der bewering, dat
de maatschappij onmogelijk kon blijven bestaan, wanneer zij werd ge
noodzaakt de Haarlemmerstraat te blijven berijden. De maatschappij is in
hare inkomsten niet vooruitgegaan, er bestaat ook geen reden om te
onderstellen dat de uitgaven zijn verminderd, zoodat ik geloof dat de
Raad op dit oogenblik voldoende is ingelicht om een besluit te nemen.
De heer Buys. Welke motieven den Raad vroeger hebben geleid, kan
ik niet beoordeelen, M. d. V., want ik was naar ik meen niet tegen
woordig in de vergadering waarin het bedoelde besluit genomen werd.
Maar wat hiervan ook zij, het blijkt duidelijk genoeg dat verschillende
leden nu meer inlichtingen behoeven om hunne stem te kunnen bepalen,
en in het eigen belang van de onderneming moet men die behoefte be
vredigen.
Ik zou het toch zeer betreuren dat men, omdat men niet voldoende
is ingelicht, nu stemde tegen de inwilliging van een verzoek, dat mij op
zich zelf zeer billijk voorkomt.
De Voorzitter. Is het uwe bedoeling eene motie van orde voor te
stellen