95 De Commissie stelt U voor het door Bestuurders uitgetrokken subsidie ad ƒ500 te bepalen bij een besluit, waarvan het model bij dit rapport is gevoegd en voorts de begrooting goed te keuren: De inkomsten op30738,12. De uitgaven op30738,12. Sluitende Quitte, bij een besluit waarvan het model aan den voet der begrooting is gedrukt. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën, enz. N®. 204. Aan den Raad der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Mr.>J. Van Outeren, zonder beroep, wonende alhier; dat na kennisneming van een plan door HH. Burg. en Weth. op de begrooting dezer gemeente, voor het jaar 1884, gebracht, t. w. bet aan leggen van trottoirs in het Noordeinde, hij, als eigenaar van 3 panden, in die straat gelegen, zich met vele andere eigenaren of bewoners aldaar tot Uwen Raad heeft gewend met het verzoek dat, op de grpnden daarin vervat, aan dat plan geen gevolg mag worden gegeven; dat hij adressant, mocht desniettemin tot dien maetregel onverhoopt worden besloten, door de sedert meer dan twee eer wen bestaande in richting der stoep zijner woning, genummerd 50, (zcoals blijkt uit eene platte-grondteekening van het jaar 1670, op het Ra'.dhuis der gemeente voorhanden), in den meest onhoudbaren toestand zju worden gebracht; dat immers hij met voldoende zekerheid meent te weten dat het voor nemen bestaat bedoelde stoep en het daarop geplaatst bordes, bij de uitvoering van gedacht plan, onaangeroerd te laten; dat in het niet doortrekken van den trottoir, langs des ondergeteekenden genoemde woning, zijne medeburgers zullen zien eene onbillijke bevoor rechting, waarvan de schijn hem adressant vóór alles onaangenaam zou zijn dat dergelijk voornemen, in de gevolgen, tot het grootste ongerief leiden zou en veroorzaken dat bijna een iegelijk den weg zal nemen over meergenoemd bordes; dat toch weinige voetgangers van een altijd eenigszins verheven trottoir, in zijdelingsche richting zullen afstappen, om langs een pad van uiterst geringe breedte (aangenomen dat dit aan de buitenzijde van het bordes nog overblijft), waarop uitwijken voor elkander tegenkomende personen eene onmogelijkheid wordt, terstond wederom den verderen trottoir op te stappen en dien te vervolgen; dat indien ïn andere gemeenten zeer enkele soortgelijke toestanden mochten gevonden worden, niet mag worden voorbijgezien dat alsdan de bordessen aan de voorzijde toegankelijk zijn en niet aan de beide vleugels, zoo als dat van hem adressant; dat het bezigen van dit bordes tot algemeen voetpad hem ondragelijk zou zijn, terwijl de middelen die hem voorhanden liggen om zulks te voorkomen, zeker niet zouden overeenstemmen met hetgeen door een trottoir in het algemeen wordt beoogd; dat daarenboven bij duisternis en gladde straten, ongelukken van dien maatregel zijn te voorzien; dat onder verwijzing naar het hierboven genoemde adres, bereids aan Uwen Raad gericht, hij ondergeteekende afzonderlijk en dringend verzoekt, dat bij onverhoopte aanneming van meerbedoeld plan, het voetpad ook voor zijne woning moge worden doorgetrokken, mits onder Uwe uitdruk kelijke bepaling, dat van wege de gemeente en geheel voor hare rekening, in behoorlijken stijl en vorm, met al de bijwerken, die daaruit volgen zullen, alles ten billijk genoegen van hem verzoeker, achter de voordeur zijner woning en dus binnenshuis, de vereischte treden zullen worden aangebracht, waardoor aan de buitenzijde, gelijkvloers, toegang tot zijne woning kan verkregen worden; dat hij adressant ook dan nog de belangrijke vermindering der waarde van zijn huis en het groot ongerief der bewoning in hooge mate zou bejammeren. 't Welk doende, enz. Leiden, 8 October 1883. J. Van Outeren. N°. 205. Aan den Gemeenteraad te Le.len. Geven reverentelijk te kennen, de ondergetetkenden bewoners van de Haarlemmerstraat, en eigenaars en bruikers van paarden, wagens en rol lend materieel in de gemeente Leiden; dat zij in het voorloopig verslag van den Gemeenteraad van 4 dezer hebben gezien dat eene motie van den Heer Buijs is aangenomen met 14 tegen 10 stemmen, om alvorens een besluit te nemen omtrent de staking van den winterdienst van de Havenlijn, de Raad in de gelegenheid zou worden gesteld, kennis te nemen van de werkelijke flnantiëele cijfers van den Tramdienst; dat zij ten zeerste waardeeren de goede bedoeling van dat geachte Raadslid, maar met de meeste bescheidenheid meenen te moeten opmer ken, dat uit die kennisname zeker zal blijken dat de flnantiëele toestand van de maatschappij ongunstig is; doch dat die ongunstige toestand naar hunne vaste overtuiging volstrekt niet wordt veroorzaakt door de spoor wegbediening van de Haven-lijn, maar bepaald moet worden toegeschre ven aan de overtollige en doellooze ritten die op de Plantage-lijn worden geredenzij houden zich verzekerd, dat, als van de Plantage-lijn de over tollige ritten worden ingetrokken, er dan wel zóóveel minder personeel en paarden benoodigd zullen zijn, dat de bediening van de Haven-lijn zonder schade kan worden voortgezet; het zou daarom naar hunne meening uiterst hard en onbillijk zijn, indien de behoeften van de belanghebbenden bij de Haven-lijn, werden opgeofferd aan de noodelooze weelde van het Zuidelijk deel dier gemeente; zij gelooven niet te kunnen worden beschul digd van aanmatiging, door te beweren dat onder het algemeen belang der gemeente ook hunne belangen begrepen zijn; dat zoo het al waarheid is, dat de Haven-lijn des zomers eenlge winst, en des winters altijd verlies afwerpt. lijn alsdan geen reden van be staan heeft, en geheel en voorgoed dient te worden opgeheven, dit zou toch veel rationeeler zijn, dan dat eene buitenlandsche maatschappij alleen het voordeel van die lijn zou genieten, en de belastingbetalende burgers veroordeeld zouden zijn, zich te moeten vergenoegen met den overlast en de belemmering in het verkeer die de rails op de Haarlemmerstraat veroorzaken; dat men op de Haarlemmerstraat moet wonen, of veel met wagens of paarden op die straat moet verkeeren om te weten welke overlast en be lemmering er op die betrekkelijke nauwe en druk bezochte straat door de rails ontstaat; dat zij dien last gewillig zouden dragen, voor zoo verre zij ook in het genot van de Tram kunnen deelen, maar dat die last voor hen drukkend wordt als zij moeten zien dat de Tram maatschappij alleen de voordeelen trekt, en het Zuidelijk deel der gemeente de genoegens van de Tram volop geniet; terwijl zij alleen goed genoeg zouden zijn voor het ongerief en het aandeel in de onkosten, welke ten behoeve van de Tramonderneming, en van het Zuidelijk deel der gemeente worden gemaakt; het is om deze redenen dat zij zich nogmaals de vrijheid veroorloven zich tot Uwe Vergadering te wenden, in het volste vertrouwen, dat hunne belangen op gelijke lijn zullen worden gesteld met die van de Trammaat schappij, en van de bewoners van het Zuidelijk deel der gemeente, door n. 1. den winterdienst van de Trammaatschappij met 1 November a.s. niet te staken; doch zoo de Raad mocht vermeenen, dat er ondanks het door hen aangevoerde toch redenen van overwegend belang bestaan aan dat ver zoek niet te voldoen, als dan te besluiten de Haven-lijn geheel en voor goed op te heffenzij zullen dan wel hun aandeel moeten betalen in de onkosten en aan het genot van het Zuidelijk deel der gemeente, maar dan toch verlost zijn van den overlast, en de belemmering en het verkeer die door de rails op den Haarlemmerstraat worden teweeggebracht. Leiden, 9 October 4883. 't Welk doende, P. H. Hoos. Volgen de namen van 35 andere ingezetenen. N°. 206. Leiden, 11 October 1883. Onder overlegging van nevensgaande stukken geven wij Uwe Vergade ring in overweging om te besluiten dat de daarbij bedoelde boomen, staande op de begraafplaats, zullen worden gerooid op den door ons College te bepalen tijd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het Kerkbestuur der Nederl. Israël, gemeente te Leiden dat op de Israël, begraafplaats gelegen naast de algemeene begraaf plaats alhier, zich bevinden eenige boomen, die door hunne wortels, de graven later hinderlijk kunnen zijn dat die boomen, naar zijne bescheidene meening ddar, noch nut, noch voordeel opleveren. Redenen waarom requestranten in hunne hoedanigheid als kerkbestuur ders, U Edel Ach tb. met allen eerbied verzoeken, te willen gelasten, dat die eerlang worden gerooid. 't Welk doende, Het Kerkbestuur voornoemd, S. B. Vos, Voorz. M. Van Wesel, Secret. Leiden, 9 October 1883. De Comm. van Fabr. heeft de eer op het adres van het Kerkbestuur der Nederlandsche Israëlietische begraafplaats alhier te berichten, dat de twee hoogopgaande lijvige ijpenboomen in het midden der Israëlietische begraafplaats, zware en uitgestrekte wortels hebben, die het graven van kuilen bemoeilijken en overigens tot geen nut of sieraad strekken, zoo dat er geen bezwaar bestaat om die te rooien, 't geen niet verboden is bij de wet op de openbare begraafplaatsen, maar moet worden uitgesteld tot den daarvoor meest geschikten tijd, in het midden der maand De cember aanstaande. Aan Heeren Burg. en Weth. De Commissie van Fabricage, der gemeente Leiden. N°. 207. Leiden, 13 Otober 1883. Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat bij ons geene bedenking is tegen het voorstel van het hoofd der school der 3de klasse n®. 3 tot overplaatsing van de derde onderwijzeres Mejuffrouw C. Van der Harst van de school der 4d® klasse n®. 1 naar die der 3d0 klasse n®. 3, ter vervulling van de vacature ontstaan door de overplaatsing van Mejuffrouw J. B. Weijers naar de Meisjesschool der 2de klasse. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging tot de overplaat sing bovenbedoeld te willen overgaan. Het bericht van den Arrondissements-Schoolopziener waaruit blijkt dat ook bij hem geen bedenking is tegen de bedoelde overplaatsing is ter inzage van de leden in de Leeskamer nedei'gelegd. Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders, enz. N°. 208. Leiden, 11 October 1883. In ons rapport van 17 September jl. (Ing. Stukken n®. 177) gaven wij in overweging om afwijzend te beschikken op het verzoek van C. F. A. Hoefftcke ter bekorning van een stukje gemeentegrond in de Stadhuispoort. Dit rapport werd niet in behandeling genomen op verzoek van adres sant door wien een gewijzigd adres zoude worden ingediend. Bij dit adres wordt thans hetzelfde stukje grond aangevraagd met de mededeeling dat adressant den achtergevel zijner woning met de daarin zijnde deur- en lichtkozijnen wenscht te verplaatsen en alzoo het bedoeld stukje grond wenscht te bebouwen. Intusschen bestaan tegen de inwilliging van dit nader verzoek dezelfde bezwaren als in ons bovenaangehaald rapport tegen het eerste adres zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 5