GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. Aug. Klönne. 67 INGEKOMEN STUKKEN. N#- 13». Leiden, 25 Juli 1883. Commissarissen van de Stedelijke Gasfahriek hebben de eer, naar aan leiding van het request van den heer Aug. Klönne te Dortmund, in hunne handen gesteld ten fine van bericht en raad, het volgende onder Uwe aandacht te brengen. Bij contract van 14 Maart 1882 aanvaardde requestrant den bouw van een zesden gashouder voor f 105200,00, onder verband van geheele ople vering vóór of op 1 October 1882, bij gebreke waarvan hij voor eiken dag latere oplevering zou verbeuren eene boete van twee honderd gul den terwijl Commissarissen zich verbonden voor iederen dag vroegere oplevering den aannemer twee honderd vijftig gulden als premie te ver goeden. Deze premie op vroegere oplevering werd toegestaan: 1*. om den aannemer tot zoo spoedig mogelijke oplevering te prikke len, en 2°. omdat Commissarissen het voordeel van ruime gasberging vóór den aanvang van de winterdagen der exploitatie gaarne met f 250,00 per dag wilden vergoeden. Desniettegenstaande werd dit werk eerst opgeleverd 23 April 1883, alzoo 205 dagen later; zoodat Commissarissen zich aan hunne bevoegdheid hiel den om requestrant 205 X f 200,00 of 41000,00 boete op te leggen, zonder daarbij te overwegen of er voldoende redenen tot verzachtende omstandigheden waren, welke de geheele toepassing van bovengenoemde bepaling konden opheffen. De motieven, welke requestrant thans aan Uwe Vergadering overlegt, hadden Commissarissen destijds niet ontvangen. Bovendien stond bij Uwe Commissie de overtuiging vast, dat tenge volge van deze zooveel latere oplevering de exploitatie den ganschen win ter weder met de oude bezwaren te worstelen zou hebbenzoodat niet alleen de kosten der exploitatie belangrijk zouden worden verhoogd, maar ook door de hooge temperatuur, waaronder de distillatie plaats had, de condensatiemiddelen ontoereikend zouden blijken om een ongestoord be drijf te kunnen volhouden. Van daar dat, zoodra in November 1882 deze moeielijkheden zich sterker deden gevoelen, dadelijk besloten werd nog in den loop van het winterbedrijf uitgebreider condensatietoestellen op te richten, welken maatregel Commissarissen zich hadden voorgesteld eerst later toe te passen (zie het rapport van 26 September 1881, Ing. St. n°. 198). In verband hiermede was eene uitgave van f 8000,00 dadelijk noo- dig, terwijl voor productie van meer gas in korteren tijd, meer ovens in bedrijf moesten genomen worden, dan bij aanwezigheid van voldoende gasberging noodig zou geweest zijn. Door deze buitengewone middelen zijn de bezwaren, door requestrant's tekortkoming opgetreden, voorko men. Echter blijft de vraag over of deze tekortkomingen in requestrant's adres voldoende gemotiveerd zijn, om tot verzachte toepassing der boete bepaling te leiden. Uit die motieven blijkt ten duidelijkste dat requestrant het contract voor dit werk teekende, zonder zich vooraf met den noodigen ernst van de richtige nakoming verzekerd te hebben, door duidelijke en wettige con tracten met zijne leveranciers te sluiten, daar nagenoeg alle bezwaren uit het gemis daarvan voortvloeien. De motieven 1, 3, 4, 5, 6 en 8 berusten geheel op de vermelding van fouten door den onder-aannemer gepleegd, welke fouten echter geheel voor requestrant's rekening blijven, nu hij zelf erkent (motief 5), hetgeen door onze ervaring trouwens steeds bevestigd is, dat hij over zijn onder-aan nemer geen voldoende macht had. Deze onder-aannemer heeft echter met ons geene verbintenis aangegaan, en diens fouten zijn alleen en uitsluitend het gevolg van den minderen ernst bij requestrant, om zich voor derge lijke feilen bij voorbaat te vrijwaren. Gaarne nemen wij aan dat requestrant, toen hij eenmaal voor de tekortkomingen van dezen zoo los aan hem ver bonden aannemer stond, zijnerzijds gepoogd heeft de gevolgen daarvan weg te nemen, doch de erkentenis dat hij daartoe onmachtig was, be wijst meer tegen dan voor hem. In het tweede en het zevende motief meent Uwe Commissie echter reden tot verzachtende toepassing te vinden. Het is gebleken dat in den aanvang, de voortgang van het werk zeer werd tegengehouden door het niet tijdig aankomen van het materiaal, het geen bij informatie bleek veroorzaakt te worden door de in dit motief vermelde „strike" op de walswerken. Dit mag beschouwd worden als eene omstandigheid buiten den wil van requestrant, zoodat deze zes weken op onthoud tot vermindering zouden kunnen strekken. Nemen wij daarenboven in aanmerking het feit, in het zevende motief aangevoerd, namelijk, dat toen het werk vóór den winter niet uitgevoerd was, vele dagen door het ruwe weder in 't geheel niet, en de overige dagen slechts ten halve gearbeid kon worden, door korteren duur van het daglicht en het ongunstige jaargetijde, dan kan gerekend worden dat de zes weken oponthoud in het gunstige werkseizoen, den werktijd in den winter hebben verlengd met het dubbele van dien tijd, of met 84 dagen. Commissarissen adviseeren U dus op het bovengenoemde request in zoo verre gunstig te beschikken, dat de boeten, door requestrant volgens de bepalingen van het contract, voor 205 dagen verschuldigd, slechts wor den toegepast over 121 dagen, zoodat requestrant alsdan eene boete worde opgelegd van f 24200,00. Van geheele ontheffing kan naar hunne meening geen sprake zijn. Aan den Gemeenteraad Commissarissen voornoemd, van Leiden. De Fremery. J. C. Van der Zweep. E. F. Van Dissel. Aan den Gemeenteraad van Leiden. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergeteekende Aug. Klönne, Ingenieur te Dortmund; dat hij als aannemer van den bouw eens gashouders met kuip, ad f 105267, ten behoeve van de Stedelijke Gasfabriek te Leiden, dd. 14 Maart 1882 heeft aanvaard dezen toestel geheel gereed en in goede wer king op te leveren op 1 October 1882, of zooveel vroeger, op boete van f 200 voor eiken dag latere of f 250 premie voor eiken dag vroegere oplevering dat hem bij missive van 27 April 1883 door de Edel Achtbare Heeren Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek, wegens het opleveren van dit werk op 23 April jl., is kennis gegeven, dat hij alzoo verbeurd had eene boete van één en veertig duizend gulden, wijl deze oplevering 205 dagen later geschiedde, bij de afrekening in te houden. Redenen waarom hij zich veroorlooft zich tot Uwe Vergadering te wen den, met het eerbiedig verzoek hem van deze boete te ontslaan, en zulks wegens de navolgende oorzaken welke vroegere oplevering hebben belet: 1°. Berustte het ontwerp waaruit zijne inschrijving is voortgesproten op een voorloopig contract met een der bekwaamste ijzerfabrieken in Duitschland, welk contract, toen hem de levering is opgedragen door deze firma niet definitief werd aanvaard, zoodat hij gedwon gen was door den korten tijd, welke hem voor den aanvang van het werk overbleef zich voor het materiaal in verbinding te stellen met een Engelschen fabrikant met wien hij na bekomen informa- tiën zeker was, de zaak zoowel in het belang der gemeente als in het zijne veilig te kunnen aanvaarden. 2°. Bleek bij de keuring van het materiaal in de walswerken te New castle „Walkes Tron Works" dat de noodige toestellen ontbraken om de voorgeschreven materiale proeven alle daar ter plaatse uit te voeren, zoodat gewaarmerkte stukken van dit materiaal naar Duitschland moesten gezonden worden om aldaar die proeven te maken, waarvan het resultaat was dat het materiaal door hem ge weigerd moest worden. Toen daar opnieuw materiaal moest ver vaardigd worden brak te New-Castle tweemaal een „strike" uit, zoodat de aflevering van het bewerkt materiaal op de bouwplaats meer dan zes weken vertraagd werd. 3°. Bleek na den aanvang van den bouw der kuip dat de Engelsche fabrikant in werkkrachten, wegens gelijktijdige oprichting van der gelijke werken in Engeland, alhier te kort schoot in werkkracht en directie. Het werk vorderde zeer traag, herhaalde aanmaning zoo wel zijnerzijds als van den heer Directeur der Gasfabriek, hadden geen gevolg, doordien de vertegenwoordiger zich steeds vrijsprak door beklag over te geringe werkkrachten. 4°. Moesten gedeelten van het afgewerkt materiaal, nadat dat tot den bouw was aangewend, worden afgekeurd, welker vervanging soms weken eischte. 5°. Bleek, dat de firma zich door ons contract ten opzichte der boe ten, belangrijke voordeelen had weten te verschaffen, zoodat de dwang om op verbetering der uitvoering aan te dringen, op haar weinig invloed had, terwijl juist deze boetebepaling het hem onmo gelijk maakte de uitvoering aan de firma te ontnemen en voor zijne rekening en risico voort te zetten. 6°. Viel door de slechte directie harerzijds, niettegenstaande de her haalde opmerkingen mijnerzijds en door den heer Directeur, op October A°. P°. een gedeelte van den in aanbouw zijnden ketel in de kuip, waardoor 24 dagen verloren gingen. 7°. Werd nu het werk in 't najaar niet tijdig genoeg opgeleverd, de voortzetting in den wintertijd door korte dagen en ongunstig weder zeer opgehouden. 8°. Bleek toen de kuip en gashouder geheel gereed waren na verwijde ring van het grondwater, dat de inlaatbuis van den gashouder niet nauwkeurig verbonden was en bij den bouw van den afsluitput fouten gemaakt waren van zulk een ernstigen aard, dat de directeur der Gasfabriek alle herstel aan dit werk verbood, zoodat dit onder zijne uitsluitende leiding geschiedde, waardoor het gelukte met kostbare hulpmiddelen voor requestrant's rekening deze fout te herstellen, waarmede echter weder 29 dagen verlating ontstond. Alle welke gronden hij eerbiedig aan uwe aandacht onderwerpt, ten einde van deze boeten ontslagen te worden, te meer, dewijl Uwe Verga dering ongetwijfeld van de directie der Gasfabriek zou vernemen, dat op de hoedanigheid van het materiaal en den bouw niets valt aan te mer ken en de ervaring geleerd heeft dat de thans in werking zijnde gashou der in alle opzichten aan de daarvoor gestelde eischen voldoet. Dortmund, 26 Juni 1883. 't Welk doende, N°. 138. Leiden, 25 Juli 1883. Commissarissen der Stedelijke Gasfabriek hebben met belangstelling kennis genomen van de opmerkingen bij gelegenheid van de behandeling der rekening en verantwoording der Gasfabriek, dienstjaar 1882, door het geacht medelid Cock in het midden gebracht. Aangezien deze opmer kingen echter geschiedden bij afwezigheid van alle leden onzer Commissie, achten zij het wenschelijk eenige uitbreiding te geven aan het antwoord, in diezelfde vergadering door den Voorzitter, naar aanleiding dier opmer kingen, gegeven (zie Hand. v. d. Gemeenteraad pag. 39), te meer daar Uwe Commissie gaarne de gelegenheid aangrijpt om het, bij de samen stelling van het verslag, gepleegde verzuim, n.l. de toelichting van de oorzaak van eene mindere lichtsterkte in sommige maanden van het jaar 1882, te herstellen, welke toelichting bij de des betreffende paragraaf had kunnen worden gegeven. Eerstens zij opgemerkt dat de lichtsterkte in de eerste drie maanden ook bepaald werd op het instrument daartoe oorspronkelijk bestemd, n.l. den Letheby Bunsensche photometer. De toen op dit instrument verkre gen cijfers zijn met de aanwijzingen van Giroud's vérificateur vergeleken, en uit de toen gevonden betrekking zijn voor de overige maanden, be halve December, de cijfers in kaarsen afgeleid. In December werden de bepalingen weder met den oorspronkelijken photometer opgevat in een nieuw daartoe ingericht lokaal, doch om geene verwarring in de wijze van reductie te brengen, werden als gemiddelde ook voor deze maand het cijfer van Giroud tot kaarsen herleid, te meer daar de verschillen tusschen deze aanwijzing en die des photometers zeer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 1