45
plaats van ons voorstel in stemming gebracht on aangenomen werd, dan
zou het voor Burg. en Weth. in zeker opzicht gemakkelijk zijn daaraan
gevolg te geven.
Zoolang toch de Raid geen besluit neemt over ons voorstel, zouden wij
met hetzelfde voorstel terugkomen. Als motie van orde zou dus het voor
stel van den heer Van Dissel aangenomen kunnen worden, als amen
dement zou dit bezwaarlijk gaan. Doch verder zou het ons in geen geval
brengen.
De heer Van Dissel. Indien ik dit niet als amendement voorstel, wat
zal dan gebeuren als punt b mocht worden verworpen?
De Voorzitter. Dan vervalt het voorstel, dat spreekt van zelf. De
geheele geschiedenis, die ons op dit oogenblik bezig houdt is het gevolg
van herhaalde besprekingen bij de behandeling van de begrooting in de
secties en in den Raad. De benoeming der Commissie, die in 1881 haar
rapport heeft uitgebracht is een eerste uitvloeisel van die besprekingen
geweest. De zaak was van zulk een ingrijpenden aard, dat er geruime
tijd noodig is geweest om met het voorstel gereed te komen. Er heerschte
echter omtrent één punt eenstemmigheid, dat n.l. de wijze van assuree-
ren dringend herziening eischte. Vereenigt zich de Raad nu niet met het
gevoelen, dat wij voorstaan, dan vervalt daardoor deze wijze van assu-
reeren; maar wij kunnen natuurlijk daarom de zaak niet laten rusten.
Men is eenmaal algemeen van gevoelen dat de tegenwoordige wijze niet
deugt, voornamelijk met het oog op de bespottelijk lage taxatiën en de
bezwarende voorwaarden waaraan wij tegenover de assurantie-maatschap
pijen gebonden zijn, en daarom zullen Burg. en Weth. zich niet in hun
tent terug trekken, indien de meerderheid hun gevoelen niet deelt, maar
zoodra mogelijk een ander voorstel indienen, dat zij dan het meest in
het belang der gemeente zullen achten.
De heer Verster. Er is door U, M. d. V. als argument tegen het amen
dement van den heer Driessen gezegd, dat dit niet door U zou kunnen
worden overgenomen, omdat men daardoor zoude uitmaken, dat de wijze
van assurantie, die de heer Driessen verlangt, de beste is. Maar ik wil op
mijne beurt vragen of wij door het voorstel van Burg. en Weth. aan te
nemen niet evenzeer uitmaken, dat assurantie bij „de Vereenigde Gemeen
ten" de beste zoude zijn. De weg dien de heer Driessen wil volgen is on
langs met een aanzienlijk bedrag bewandeld door eene andere gemeente
en ik voor mij gevoel daarvoor meer sympathie, dan mij te verbinden
aan eene kleine maatschappij, die nog slechts korten tijd in werking is.
De Voorzitter. Het spijt mij dat de heer Verster geen argument vindt
in hetgeen ik zooeven zeide. Wanneer de heer Verster echter in het oog
houdt dat ons voorstel 5 April 11. is ingediend en de heer Driessen het
zijne op dit oogenblik ter tafel brengt, dan kan hij het, dunkt mij, niet
vreemd vinden dat ik beweer dat de Raad in het eene geval wel in
het andere niet voorbereid is om te beslissen. Ik beweer volstrekt niet
dat het assureeren op beurspolis niet goed zoude zijnintegendeel, ik weet
dat zij goed is. Ik heb alleen bezwaar tegen de bijvoeging in het amen
dement van den heer Driessen, die de wijze van assureeren op beurspolis
nu reeds bepaalt. Daaromtrent ben ik niet voldoende ingelicht en ik acht
het mogelijk dat ook andere leden van den Raad niet genoegzaam voor
bereid zijn, om hunne stem te bepalen. Maar ons voorstel om deel te
nemen aan „de Vereenigde Gemeenten" dateert reeds van 5 April, heden
is het 5 Juli dus 3 maanden en in dien tijd zullen de leden wel
gelegenheid gehad hebben zich voldoende op de hoogte te stellenl In allen
gevalle staat het niet gelijk een voorstel dat nu ter tafel wordt gebracht
of 3 maanden geleden.
Wordt het voorstel van den heer Driessen onveranderd aangenomen,
dan vrees ik dat de belangen van de personen, door wier tusschenkomst
wij tot nutoe de assurantiën hebben gesloten, zonder noodzaak schade
zullen lijden.
Blijft de heer Driessen bij zijn plan een voorstel in te dienen?
De heer Driessen. Ja, M. de V.! in geval de heer Van Dissel zijn
motie intrekt.
De Voorzitter. Is de heer Van Dissel voornemens zijn motie te
handhaven
De heer Van Dissel. Neen M. de V.Ik zie niet in wat er door
uitgewerkt zou worden als Burg. en Weth. het niet overnemen. Het ver
valt dan en er blijft mij niets ander over dan punt b af te stemmen.
De Voorzitter. Daar de heer Van Dissel zijn motie terugneemt stelt
de heer Driessen als amendement voor, punt b aldus te lezen„6. de
aldus vrijvallende eigendommen te verzekeren op beurpolis bij alle bij de
Nederlandsche Handel-maatschappij toegelaten assuradeurs, voor zoover
zij in het binnenland gevestigd zijn."
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt dus een on
derwerp van beraadslaging uit.
De heer Le Poole verlaat de vergadering.
De Voorzitter. Ik wensch thans nog slechts met een enkel woord
voor zooveel noodig de verschillende sprekers te beantwoorden. Hoewel
dit reeds voor een gedeelte door den heer Bool is geschied, meen ik toch
nog enkele punten te moeten releveeren.
Onder anderen is dit het geval met de vergelijking door den heer
Driessen gemaakt, tusschen de gemeente en eene particuliere maatschappij.
De heer Driessen bedenke echter dat wanneer eene particuliere maatschappij
door niet te assureeren schade lijdt, zij zelve die schade draagt, terwijl,
zoo wij door niet te assureeren schade lijden, die schade door de belas
tingschuldigen moet vergoed worden. Kon dit nu nog geschieden in het
jaar zelf, dan zou het er nog mee door kunnenmaar men brengt die
uitgave over op de toekomst, zoodat wij het voordeel trekken van de
besparing der assurantiepremie en de nadeelen die daaruit kunnen voort
spruiten op anderen endosseeren. De vergelijking van den heer Driessen
gaat dus in dit geval naar het mij voorkomt niet op.
Speciaal wenschte ik de aandacht te vestigen op hetgeen door verschil
lende leden gezegd is, dat n.l. wel kleine maar geen groote gemeenten
tot „de Vereenigde Gemeenten" zijn toegetreden. Ik wil dit niet tegen
spreken, maar het komt er i. c. minder op aan hoe groot die gemeenten
zijn dan wel op de sommen waarvoor zij zich verzekerden. Ieder draagt
toch de schade naar evenredigheid van de som waarvoor hij in de maat
schappij deel neemt.
En wat nu de soliditeit betreft, ik geloof dat er bezwaarlijk eene
corporatie in ons land kan worden aangewezen die solieder is dan de
gemeentede pretenties welke men daarop heeft, kunnen altijd met goed
gevolg, zoo noodig in rechten, worden ingevorderd.
De heer Land heeft er op gewezen dat wij bij niet assureeren het
voordeel aan ons houden en geen premie behoeven te betalen. Ik geef
dit den heer Land volkomen toe, wanneer hij tevens de verzekering kan
geven dat er geen brand zal komen.
Wat is echter het geval Men draagt aan de assurantie-maatschappij
de kwade kansen over voor eene bepaalde premie. De maatschappij kan
die overnemen wanneer er velen zijn die haar kleine sommen betalen,
waardoor zij in staat gesteld wordt groote schade te vergoeden. Het
spreekt van zelf dat altijd a posteriori zal blijken, wie zijne premiën had
kunnen besparenmaar zoolang niet vooraf kan worden bepaald met wie
dat het geval zal wezen, kan men ook niet beweren dat men, door niet
te assureeren of door de assurantie premiën te kapitaliseren, eenige zeker
heid heeft dat men zelf de voordeelen zal behouden welke nu door de
assurantie-maatschappijen worden genoten.
De heer Knappert heeft gezegd dat er nog zoo weinig gemeenten in
de door ons voorgedragen maatschappij deel namen, die gewicht in de
schaal legden; en dat hij liever zoude willen afwachten om daaraan deel
te nemen tot dat andere groote gemeenten daarbij toetraden, waardoor
de maatschappij grootere vlucht zou nemen. Ik ben het volkomen met
den geachten spreker eens, maar het argument doet mij denken aan den
man die verklaarde niet in het water te zullen gaan, vóór hij kon zwem
men. Wanneer alle groote gemeenten er zoo over dachten, dan bleef de
maatschappij op 779.000 staan.
Met verschillende sprekers ben ik het eens dat enkele bepalingen uit
het reglement moeten worden veranderd; maar om dit te kunnen ver
krijgen moeten wij recht hebben om in de zaak mede te spreken. Daar
voor is het noodig dat wij, al is het dan ook voor een geringer bedrag
dan wij voorstellen, in de maatschappij deel nemen.
Men beweerde dat de Maatschappij „de Amstel" niet soliede genoeg was
en slechts tot den iden of 5den rang behoorde. Maar de Handel-Maatschappij
verklaart haar toch niet van onwaarde, anders zou zij er geheel geen
zaken mede doen. Doch hoe dit zij, ook ten opzichte der herverzekering
kunnen wij onzen invloed doen gelden, wanneer wij eenmaal toege
treden zijn.
Laat ons een eersten stap doen. Oordeelt men dat ons voorstel in eens
te ver gaat, ik ben bereid een amendement in overweging te nemen, dat
het kapitaal beperkt, waarvoor wij bij „de Vereenigde Gemeenten" zullen
assureeren: het is ons voor 't oogenblik meer om 't beginsel dan om 't
bedrag te doen. Later zullen wij dan kunnen beoordeelen of wij den Raad
kunnen voorstellen den tweeden en verdere stappen te doen.
De heer Land. Wanneer het bedrag, waarvoor wij ons bij „de Ver
eenigde Gemeenten" zullen assureeren niet te hoog genomen wordt, dan
vervalt mijn bezwaar. Maar zooals het ons is voorgesteld zou het een
enorm kapitaal zijn.
De Voorzitter. Het is mij en de leden van het Dagelijksch Bestuur
meer te doen om het beginsel dan om het bedrag. Wanneer ons voorstel
onveranderd aangenomen werd, zou het toch nog een vrij langen tijd
duren voor wij met al onze eigendommen bij „de Vereenigde Gemeenten"
verzekerd waren. Maar wanneer slechts door de toetreding erkend wordt
dat de zaak in beginsel als goed wordt beschouwd, dan zijn wij bereid
ons voorstel te wijzigen. Het bedrag is voor ons de hoofdzaak niet: het
is ons hoofdzakelijk te doen om de toepassing.
De heer Land. In dat geval vervalt grootendeels mijn bezwaar. Maar
met 1 October loopt het, alleen op de eerste pagina van de lijst reeds over
tonnen.
De Voorzitter. Ik geef dit volkomen toe, maar de amendementen zijn
uitgevonden om er zich van te bedienen. Men kan immers voorstellen het
bedrag voorloopig te bepalen op één ton, of desnoods nog lager. Zijn wij
er eenmaal in, dan hebben wij recht van spreken en kunnen medewerken
om de gebreken in het reglement te helpen verbeteren. Gelukt ons dit niet,
welnu dan zijn wij geheel vrij onze deelneming op te zeggen, zoodra de
polis voor dit geringe bedrag afgeloopen is.
De heer Verster. Eene zaak is mij nog niet duidelijk. Zooeven is door
U, M. d. V. gezegd dat het voornemen bestaat zich voorloopig te bepalen
tot enkele gebouwen. Maar wij nemen nu toch een besluit voor het jaar
1883. Wanneer ik den staat raadpleeg, die gedrukt voor ons ligt, zie ik
dat ruim 30 posten in 1883 vrijvallen. Wat zullen Burg. en Weth. nu
met die andere posten doen? Ik geloof wel, dat, te oordeelen naar de
woorden der voordracht, het plan bestond om zich geheel bij „de Ver
eenigde Gemeenten" te verzekeren. Indien dit nu niet zal geschieden, dan
moeten wij toch ook nu omtrent die andere posten een besluit nemen.
De Voorzitter. De heer Verster heeft volkomen gelijk. Wanneer het
voorstel onveranderd aangenomen werd, zouden wij het uitvoeren. Daar
ons echter uit de discussie voldoende gebleken is dat de meerderheid van
den Raad het een gewaagde proef noemt en het ons veel meer om het
beginsel dan om het bedrag te doen is, nemen wij met een beperking vol
komen genoegen. Wanneer, wat zeer mogelijk is, wij ons vergissen in de
deugdelijkheid van den voorgestelden maatregel, dan spreekt het van zelf
dat wij niet met voorstellen om ons voor grootere sommen te verzekeren zul
len komen.
Wat nu de vraag betreft wat er met de rest zal gedaan worden, wan
neer de Raad nu besluit om deel te nemen in „de Vereenigde Gemeen-