37 Volgt toch de strooming werkelijk de richting door den heer Van Dissel aangegeven, dan kan het riool uit de Binnenvestgracht voor de bewoners der Mare weinig last opleveren. Maar ik geloof dat de heer Van Dissel zich vergist in de richting van den stroom. Zonder mij daarom een be paald oordeel aan te matigen, wensch ik alleen te zeggen wat ik heb waargenomen. Ik kom dien weg nog al eens langs en heb steeds opge merkt dat wat op het water drijft zich langzaam beweegt in de richting van den Ouden Singel. Ik heb dit gezien, terwijl de wind oost was, lood recht op de Mare stond en dus geheel neutraal was. Ook onder de brug over de Mare aan den Ouden Singel was de trekking naar den Ouden Singel. Nu kan bij de zeer weinige strooming of trekking die in de Mare is, de wind van invloed zijn op hetgeen op het water drijft. Men kan dus beter afgaan op hetgeen zich onder water bevindt, en daaromtrent heb ik op gemerkt dat het vuile water uit mijne fabriek, het water uit de vollerij, dat aan eene witachtige kleur kenbaar is en dat bij de school door eene loozing in de Mare komt, langzaam de richting uitgaat naar den Ouden Singel. Ik meen dus te mogen aannemen dat de weinige strooming die in de Mare is, meer is in de richting van den Ouden Singel dan wel naar buiten de stad. De heer Zaalberg. Naar aanleiding van hetgeen door den geachten vorigen spreker is gezegd, wensch ik het volgende op te merken. Van morgen heb ik ook de Mare bezocht en heb toen eveneens gelet op de strooming in dat gedeelte van de vaart. Wat nu de heer Scheltema zegt van de richting van den stroom is volkomen waar voor het gedeelte tusschen de Langegracht en de Oude Vest. Voorbij de Langegracht loopt de stroom wel degelijk in de richting van de Haarlemmer trekvaart. Zoo zag ik een massa gras boven op het water met een zekere snelheid naar dien kant uitdrijven. In de tweede plaats wil ik doen opmerken dat de bewoners van de Korte Mare niet zoo heel veel last van het te maken riool kunnen heb ben daar dit vlak bij de brug zal uitmonden, zoodat al het vuil zijn weg zal nemen door de groote open brug naar de Haarlemmer trekvaart, geholpen door den stroom die daar altijd is. Men moet toch bedenken dat de Rijn een gedeelte van zijn water, na zich in Ouden en Nieuwen Rijn verdeeld te hebben, door het Galgewater naar Katwijk voert, terwijl een ander gedeelte door de Oude Vest, Langegracht, Singels, de Haar lemmervaart en het Nieuwe Kanaal naar Katwijk, dezelfde bestemming volgt, zoodat ook afvoer van water door de Korte Mare naar de Haar lemmervaart moet plaats hebben. De heer Cock. Onder de argumenten die wij door de sprekers van zooeven tegen de voorgestelde traverse hebben hooren aanvoeren is er één, dat mij voorkomt op zich zelf genomen volkomen juist te zijn, na melijk dat, waar er sprake is van den last en de schade, die door on rein water worden veroorzaakt, het niet aangaat om, zoo het kwaad zelf niet weggenomen kan worden, het te verplaatsen en in bestaande toe standen verandering te brengen, omdat zoodoende de last, die vroeger op den een rustte, willekeurig op een ander wordt overgebracht. Zij prij zen dan ook het voorstel van Burg. en Weth. aan, op grond dat het weinig of geen verandering in bestaande toestanden zou brengen of toch de modder, die in de Mare loopt, door een overdekt, verwulfd riool dan wel, zooals nu, door een eind open gracht daarin afgevoerd wordt, komt vrijwel op hetzelfde neer. Men doet onrecht, zeggen zij, wanneer men den onaangenamen toestand verandert door de bewoners van de Mare van een last te bevrijden, om die den Singelbewoners op te leggen. Ik acht die redeneering op zich zelf volkomen zuiver en hecht er ook veel aan. Zoo is het onder anderen op grond van dit beginsel, dat ik in het algemeen gestemd ben tegen een tal van besproken plannen gelukkig nog niet door ons Dagelijksch Bestuur voorgesteld om grachten, zoo als b. v. het Rapenburg, te dempen, natuurlijk met overkluizing of rio- leering. Kon men de faecaliën en de modder op die wijze geheel buiten de stad brengen, het ware wat anders; nu zou men niet veel anders doen dan ze in de stad verplaatsen, met het gevolg bovendien dat die genen, die bij de uitmondingen der gedempte grachten wonen, driedubbel last zouden krijgen. Doch hoe goed het beginsel op zich zelf ook moge wezen om in den regel in bedoelde bestaande omstandigheden geen ver anderingen te brengen, het beginsel moet wijken, waar, zooals hier ten gevolge van de bedoelde traverse of coupure, de algemeene hygiënische toestand van een gansche wijk der stad aanmerkelijk wordt verbeterd dan moet het belang van eenige weinigen wijken voor het algemeen be lang, dat is het belang van zeer velen. En zal dit hier met de voorge stelde coupure niet het geval zijn Brengen wij niet, door haar te ma ken, de faecaliën en de modder van en uit een eng bebouwd en dicht bewoond gedeelte der gemeente buiten de kom der gemeente? Ik zeg „de kom der gemeente," want ik weet zeer goed, dat ook de singels in ju- ridischen zin deel der gemeente uitmaken, maar niemand zal beweren dat zij tot de kom der gemeente behooren, en zeer zeker is deze singel niet zoo dicht bebouwd en bewoond als het bedoelde gedeelte der Mare en naburige wijken; vergeleken met de Mare liggen er aan dezen singel weinig huizen, aan den eenen kant zelfs bijna geene. Mijns inziens zijn hier dus alleszins termen om van den gestelden regel af te wijken. Er is in verband hiermede gewag gemaakt van de beide industrieele inrichtin gen aan dien singel gelegen: de melkinrichting en de broodfabriek, wier water door de voorgestelde coupure nog meer zou verontreinigd worden. Ik begin met aan te nemen en ik geloof ook in gemoede, dat beide in richtingen als bestanddeel hunner producten al zeer weinig water ge bruiken en noodig hebbende eene intusschen wellicht iets meer dan de andere. Maar zoo zij al water als bestanddeel gebruiken, hoop ik, dat het duinwater is. Doch hunne stoommachines dan Als daarvoor zulk allerzuiverst water onmisbaar was, dan zou het al zeer treurig gesteld zijn met de talrijke fabrieken, die in de kom der stad b. v. aan de Oude Vest en aan de Langegracht gelegen zijn. Men heeft ook gezegd, dat beide irichtingen, of minstens ééne daarvan, groot belang hebben bij het zooveel mogelijk zuiver houden van het singelwater, omdat zij dit gebruiken of kunnen gebruiken want ik weet niet juist of dit het geval is voor het wasschen en reinigen van gereedschap. Ik ben, Mijn heer de Voorz. geen deskundige op het gebied der hygiene, maar ik meen toch te weten, dat de Heeren hygiënisten even ernstig waarschuwen tegen het gebruiken van onzuiver water want dat is het singel water reeds nu in den vorm van waschwater als tegen het gebruik daarvan in in den vorm van bestanddeel. En wat de boter- en kaasmakerij betreft, zoo kan ik, buiten alle hygiene om, verzekeren dat ook uit een industri eel oogpunt het van het uiterste belang is, dat alle gereedschap zooals melktesten, melkemmers enz. met het allerzuiverst water worden gerei nigd. Indien dan ook soms, voor het reinigen van gereedschap, niet nu reeds door beide inrichtingen duinwater mocht worden gebruikt, dan zou de nieuwe coupure wellicht nog bovendien het voordeel kunnen aanbren gen van de beide inrichtingen tot het gebruik van duinwater te dwingen. Er is ook nog gesproken van de moeielijkheid om den voor de coupure vereischten grond te verkrijgen. Het lage pad bezijden de begraafplaats zegt men, behoort tot de begraafplaats en daarin mag volgens de wet niet gegraven worden. Ik heb de wet op de begraafplaatsen niet voor mij liggen en kan dus niets positiefs zeggen, maar ik ben het met het geachte lid naast mij gezeten, den Heer Donner eens, dat daar wel iets op te vinden zou zijn. Ontheffing van het verbod zou zeker moeielijk te verkrijgen zijn, maar het ware misschien mogelijk bedoeld pad aan zijne bestemming van deel uit te maken eener begraafplaats te onttrek ken, natuurlijk met medewerking en onder goedkeuring van het hoo- ger gezag. Het eenvoudigst van alles zou nog zijn den benoodigden grond of het recht om er eene coupure door te maken van de broodfabriek zelve te verkrijgen, bij voorbeeld in ruil voor den door haar reeds bij voorbaat aangevraagden, later door demping der gracht te verkrijgen grond. Wij hebben die fabriek zoodoende min of meer in onze macht. Doch ik verwacht van die fabriek hoegenaamd geen tegenstand of wei gering, waar het algemeen belang zoo sterk op den voorgrond treedt. Zij is immers eene philantropische inrichting, of was dit althans in den aanvang, en heeft dan ook haar tegenwoordig terrein in der tijd voor half geld van de stad gekregen, of minstens tegen het laagste tarief. Hoezeer ik de besproken coupure ook wenschelijk acht, zal ik die toch niet bij amendement voorstellen. Ik vrees dan nog meer verwarring en bovendien zou men kunnen zeggen, dat zulk een amendement eigenlijk geen amendement is, maar een geheel nieuw voorstel, dat eerst in aan merking kan komen, wanneer dat van Burg. en Weth. is verworpen. Tot dit laatste, namelijk het verwerpen, zal ik trachten mede te werken. Daarna zullen wij eerst vrij zijn en zullen alle nieuwe voorstellen, van welken aard ook, eerst in aanmerking komen. Het ergste dat uit het verwerpen van het voorstel van Burg. en Weth. kan voortvloeien, is dat de toestand daar ter plaatse vooreerst zóó blijft; maar dat behoeft niet langer te duren dan wij zeiven zullen willen. En is de tegenwoordige toe stand dan zoo erg slecht? Dat hij niet mooi is, geef ik dadelijk toe. Zoo even is echter beweerd, dat hij geheel onhoudbaar is. Dit komt mij wat al te sterk voor. Ik kan begrijpen, vooral als men de zaak uit een in genieurs oogpunt beschouwt dat het afkeuring vindt, dat men eene gracht die van de Morsch-poort af over eene groote lengte (ik schat 1000 a 800 metei's) langs het Ziekenhuis en verder langs de Buiten-Sociëteit en de publieke begraafplaats tot in de Mare loopt, en die men successievelijk op de resteerende 140 meters na, geheel overwulfd en gedempt heeft, dat men zulk een gracht niet geheel dempt en het kleine overblijvende gedeelte niet in denzelfden toestand brengt als het overige. Zonder twij fel is dit met symetrie en welstand in strijd, maar meer dunkt mij niet. Dat uit het overblijvende gedeelte onwelriekende dampen opstijgen, laat zich begrijpen, doch men bedenke dat, behalve de broodfabriek en de fabriek van de firma Parmentier Zn., er aldaar slechts een zeer klein aantal huisjes aanwezig is, waarvan ik de inwoners nooit over den toestand heb hooren klagen. Waarom die onwelriekende dampen nu naar de Mare overgebracht? Men verhaalde mij nog, dat thans in het restee rende, ongedempte gedeelte Binnenvest-gracht nog al eens dikwijls en met goed succes gebaggerd werd. Men herhale die baggering telkens on telkens weer, en de toestand zal dragelijk blijven. Mijn gevoelen is daarom, dat wij den toestand voorloopig moeten laten zooals hij is, althans zoolang er hier in den Raad geen meerderheid voor de coupure te krijgen is. In afwachting daarvan kan de zaak nog eens ernstig overwogen worden. Wordt daarentegen het voorstel van Burg. en Weth. aangenomen dan is de zaak gepraejudicieerd en is er moeielijk op terug te komen. Buitendien kost het voorstel van Burg. en Weth. een aardig sommetje gelds, dat wij vooreerst nog wel bewaren kunnen, te meer daar door het uit te geven toch zonder twijfel eene onbillijkheid wordt gepleegd tegenover de firma Parmentier Zn. Ik voor mij zie dus vooreerst geen inconvenient om te wachten. Wij kunnen dan a tête re- posêe zien wat ons te doen staat. Zietdaar mijne opinie. De heer Van Dissel. M. de V.! Eene enkele opmerking nog naar aan leiding van de vraag door den vorigen spreker gedaanwaarom is de toestand onhoudbaar. Aangezien ik nu de eenige ben geweest naar ik meen, die het woord onhoudbaar heeft gebruikt, beschouw ik die vraag eenigszins als tot mij persoonlijk gericht en zal in ieder geval verklaren waarom ik er zoo over denk. Toen twee jaren geleden door den Raad besloten werd een gedeelte van de gracht te dempen, wees ik er op dat men zoodoende later in de noodzakelijkheid zou komen ook het verdere gedeelte te dempen, daar het overblijvende kleine stuk gracht onmogelijk al het vuil dat haar toegevoerd werd zou kunnen verzwelgen, zonder grooten last voor de be woners. Verleden jaar reeds bleek die voorspelling juist te zijnde toestand was al tamelijk veel slechter en is er voortdurend minder op geworden, zoodat ik thans geen ander woord weet te vinden voor den toestand waarin zij verkeert dan onhoudbaar. Niet alleen dat het water een erg onaangename lucht afgeeft, maar ook de kleur doet zien dat het zoo onrein mogelijk is. Dat de bewoners der huizen daarlangs niet in het openbaar klagen is in mijn oog geen afdoend argument. Ik geloof integendeel dat zij wel klagen indien ik mij tenminste niet bedroog in den aard van hun ge sprekken toen ik die plaats bezocht. Die lieden behooren echter niet tot die categorie van menschen die adressen schrijven. Was dit wèl het geval,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1883 | | pagina 3